Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IN drien dinghen heeft minen gheest behaghen ghehadt, Ga naar margenoot+ die voor Gode ende den menschen ghepresen zijn.

2

Eendrachticheyt der broederen, ende die liefde des naesten, ende man ende wijf wel ouer een draghende.

3

Drie ghedaenten hatet mijn siele, ende ic worde seer beswaert haerder sielen.

4

Eenen houeerdigen arme, ende eenen lueghenachtighe rijcke ende eenen dwasen ende ontsinnighen oude

5

Dat ghy in v ioncheyt nyet verghadert en hebt, hoe suldy dat in v outheit vinden?

6

Hoe schoon is dat oordeel der ouder grijsheyt, ende den ouders den raet te kennen.

7

Hoe scoone is die wijsheyt der seer ouden, ende die verstandenisse, ende den raet glorioes.

8

Die croone der ouder groote wijsheit ende haer glorie is die vreese Gods.

9

Neghen onuermoedeli-

[pagina G1r]
[p. G1r]

ke dingen des herten maecte ic groot, ende dat thienste sal ic den mensche metter tongen seggen

10

Een mensch die hem verblijt in zijn kinderen leuende ende siende die bederuinghe zijnder vianden.

11

Salich is die met een welgesinden wiue woont ende die in zijn tonge niet geuallen en is ende die niet en heeft gedient den ghenen die zijnder niet weerdich en zijn.

12

Ga naar margenoot+Salich is hi die eenen warachtighen vrient vint, ende die gherechticheit den hoorenden oore vertelt.

13

Hoe groot is hi die wijsheyt ende kennis vint maer daer en is gheen bouen den genen die den HEERE vreest,

14

Die vreese Gods heeft haer bouen alle dinc geset.

15

Salich is die mensche dien gegeuen is die vreese Gods te hebbene. Wyen salmen dien ghelijcken dyese hout?

16

Die vreese Gods is tbegin zijnder liefden, maer dat beghin des gheloofs is haer aen te cleuen.

17

Droefheit des herten is alderhande plaghe, ende der vrouwen scalcheyt is alle quaetheyt,

18

Ende hi sal sien alle plaghe, ende gheen plaghe des herten,

19

ende alle scalcheyt, ende niet die scalcheit der vrouwen,

20

ende alle verdruckinge, ende niet verdruckinghe der hatender,

21

ende alle wrake, ende niet wrake der vianden.

22

Ga naar margenoot+Daer en is geen scalcker hooft dan dat hooft der slanghen,

23

ende daer en is gheen gramscap bouen dye gramscap der vrouwen. Ga naar margenoot+ Het is genoechlicker te woonen met eenen leeuwe ofte draec, dan te woonen met eender scalcker vrouwen

24

Des vrouwen scalcheyt verandert haer aensicht, ende si sal haer aensicht bedecken gelijck eenen beere, ende als eenen sack sal si dat toonen int midden der naesten,

25

Haer man versuchtede, ende hoorende suchtede si Ga naar margenoot* een luttel.

26

Cort is alle quaetheyt bouen der vrouwen quaetheyt, dat lot der sondaren moet vallen ouer haer.

27

Ghelijc eenen sandighen opganc inden voeten des seer ouden menschs, also is een clapachtich wijf eenen rustelicken man.

28

Ga naar margenoot+En aensiet dye schoonheyt der vrouwen niet, ende en begheert gheen vrouwe nae dye ghedaente.

29

Eens vrouwen gramscap is oneersaemheyt, ende groote bescaemtheyt.

30

Ist dat een vrouwe heerscapye heeft, soo is si haren man contrarye.

31

Een ootmoedich herte, ende een droef aensicht ende een plage der doot is een scalcke vrouwe,

32

crancke hande onghebonden knien is een vrouwe dye haren man nyet en salicht.

33

Vander vrouwen is dat beghin der sonden gheworden, Ga naar margenoot+ ende door die steruen wi alle.

34

En geeft uwe watere gheenen wtghanck, oock niet en weynich, noch eender scalcker vrouwen oor-[kolom]lof int voorschijn te gaen,

35

Ist dat si niet aen v hant en wandelt, soo sal si v bescamen int aenscouwen uwer vianden.

36

Snijtse af van uwen vleesche, op dat si v niet altoos en misbruycke.

margenoot+
A
margenoot+
Drie dingen welcken god bouen maten behaghen.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
Pro. xxi.c.

margenoot*
Tgriecs. bitterlijck.

margenoot+
D

margenoot+
Gen. iij.a. ij.re. xiiij.b


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken