Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAt woort dat welcke Esaias Amos sone sach ouer Iuda, ende Ierusalem.

2

Ende het sal zijn in dat wterste der daghen, Ga naar margenoot+ sal bereyt zijn den berch des huys des HEEREN op den top der berghen, ende hi sal verheuen worden bouen die hueuelen, ende alle Heydenen sullen tot hem vloeyen.

3

Ende vele volcken sullen gaen, ende sullen segghen, Coemt, laet ons opgaen opten berch des HEREN, ende tot dat huys Gods Iacobs, ende hi sal ons zijn weghen leeren, ☞ so sullen wi in zijn paden wandelen, Want van Sion sal die wet wtgaen, ende dat woort des HEEREN van Ierusalem. Ga naar margenoot+

4

Ende hi sal oordeelen die Heydenen, ☞ ende hi sal veel volcken straffen, ende si sullen haer swaerden smeden tot ploechyseren, ende haer [kolom] spiessen tot zeysenen, Deen volck en sal teghen dander volck gheen swaert opheffen, noch si en sullen hen voort aen tot gheenen crijch oeffenen.

5

Ga naar margenoot+Ghi Iacobs huys, coemt ende laet ons wandelen int licht Ga naar margenoot* ons Gods,)

6

want ghi hebt v volck Iacobs huys verworpen, Want si zijn veruult, als voormaels in voorleden tijden, ende hebben ghehadt wijghelers ghelijck die Philistijnen, ende si hebben vremden kinderen aenghehanghen.

7

Ende dat lant is veruult met siluer ende gout, ende haerder schatten en is gheen eynde,

8

ende haer lant is veruult met paerden, ende haer waghenen zijn ontallijcken vele. Ende haer lant is veruult met afgoden, ende si hebben dat werck haerder handen aenghebeden, dwelck haer vingeren hebben ghemaect.

9

Ende die mensche heeft hem seluen nederghebuycht, ende die man is vernedert, hierom en vergheues hen niet.

10

Gaet in die steenrootse, ende wort inden gracht onder der aerde verborghen, vanden aensichte der vreesen des HEREN, ende vander eere zijnder moghentheyt.

11

Die hooghe ooghen des menschen zijn vernedert, ende die hoocheyt der mannen sal ghebuycht worden Want die HEERE alleen sal in dien dach verheuen worden.

12

Want den dach des HEREN der heyrscharen coemt ouer alle houaerdighe ende hooghe, ☞ ende ouer alle verwaenden mensche, Ga naar margenoot+ ende sal vernedert worden.

13

Ende ouer alle Libanus cederboomen, die hooch ende recht opgheschoten zijn, ende ouer alle eycken van Basan,

14

Ende ouer alle hooghe berghen, ende ouer alle verheuen hueuelen,

15

Ende ouer alle hooghe thorrens, ende ouer alle vaste muere,

16

Ende ouer alle schepen Ga naar margenoot* Tharsis) ende ouer al dat schoon is om te sien.

17

Ende alle hoocheyt der menschen sal neder ghebuycht worden, ende der mannen hoocheyt sal vernedert worden, Ende alleen die HEERE sal in dien daghe verheuen worden,

18

Ende die afgoden sullen gheheelijck vernielt worden.

19

☞ Ende si sullen gaen in die cuylen der harder steenen, ende in die groote dalen der aerden vanden aensichte der vreesen des HEREN, ende vander eere zijnder Ga naar margenoot+ moghentheyt, als hi op sal staen, om dat aertrijck te verslaen.

20

In dien daghe sal die mensche wech worpen die afgoden zijns siluers, ende die ghelijckenissen zijns gouts, die welcke hi voor hem seluen ghemaect hadde, om dat hi die aenbeden soude, mollen ende vledermuysen,

21

Ende hi sal in die steenspleten gaen ende in die holen der steenrootsen vanden aensichte der vreesen des HEREN, ende vander eere zijnder moghentheyt, Ga naar margenoot+ als hi op sal staen om dat aertrijc te verslaen.

22

Hierom rustet van

[pagina I2r]
[p. I2r]

dien mensche, wiens Ga naar margenoot* gheest) in zijn nuesgaten is, Ga naar margenoot* want die selue is hooch gheacht.)

§ Hoe die Heere der heyrscharen dat volck straffen sal om haerder vonden wille. Ende dat si dat sondich volck bedroghen diet salich seyden te wesen. Ende dat God alle haer bedrijf der sonden wech sal nemen.

margenoot+
A

margenoot+
Michee. iiij.b.

margenoot+
Michee. iiij.b.

margenoot+
B
margenoot*
the. des Heeren.

margenoot+
C

margenoot*
the. der zee

margenoot+
D

margenoot+
Lu. xxiij.b.

margenoot*
the. adem
margenoot*
the. Want waervoor achtmen hem

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken