Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde daer sal een roede wtgaen van die wortel van Ga naar margenoot* Iesse,) ende een bloem sal op climmen van haerder wortele.

2

☞ Ende op hem sal rusten den gheest des HEREN, den gheest der wijsheyt ende der verstandenissen, den gheest des raets, ende der stercheyts, den gheest der wetentheyt, Ga naar margenoot* ende goedertierenheyts,)

3

Ende hem sal veruullen den gheest der vreesen des HEEREN.

Hi en sal na dat ghesichte der ooghen niet oordeelen, noch hi en sal na dat hooren der ooren niet straffen.

4

Maer hi sal die arme [kolom] oordeelen in rechtuaerdicheyt, ende hi sal straffen in ghelijckheyt voor die saechtmoedighe der aerden, ende hi sal die aerde slaen metter roeden zijns monts, ☞ ende metten gheest zijnder lippen, sal hi den ongodlijcken dooden.

5

Ende rechtuaerdicheyt sal die gordel zijnder lendenen zijn, Ga naar margenoot+ ende dat ghelooue die gordel zijnder Ga naar margenoot* nyeren.)

6

Die wolf sal metten lamme woonen, ende die Lupaert sal metten bock rusten, ende dat calf ende den leeuw, ende dat Ga naar margenoot* schaep) sullen te gader woonen, ende een cleyn kint salse drijuen.

7

☞ Ende Ga naar margenoot* dat calf) ende den beyr sullen gheweyt worden, haer ionghen sullen te gader rusten, ende den leeuw sal caf eten ghelijck den osse.

8

Ende een Ga naar margenoot* ontsprekende kint vander borst) sal lust hebben ouer dat gat der slanghen, ende een ghespeent, sal zijn hant ouer dat gat des Ga naar margenoot* Conincs der serpenten steken.)

9

Si en sullen niet letten, ende si en sullen niet dooden, op minen gheheelen heylighen berch, ☞ want die aerde is veruult met die kennisse des HEEREN, ghelijck dat water, die zee bedeckende is.

10

Ga naar margenoot+Ende het sal zijn in dien daghe, Ga naar margenoot+ Die wortele van Ga naar margenoot* Iesse) die tot eenen Ga naar margenoot* teeken) der volcken staet, die sullen die Heydenen Ga naar margenoot* bidden,) ende zijn graf sal heerlijck zijn.

11

Ende het sal zijn in dien daghe, Die HEERE sal zijn hant anderwerf toeworpen, om die ouerbleuene zijns volcs te besitten, die van Assyrien, ouerghelaten sullen zijn, ende van Egypten, ende van Ga naar margenoot* Phetros,) ende van Mooren lant, ende van Elam, ende van Sennaar, ende van Emath, ende vanden eylanden der zee.

12

Ende hi sal een Ga naar margenoot* teeken) opheffen inden Heydenen, ende hi sal die vooruluchtighe van Israel vergaderen, ende die verstroeyde van Iuda sal hi vergaderen vanden vier Ga naar margenoot* eyden) der aerden.

13

Ga naar margenoot+Ende die vreeselijcke benidinghe van Ephraim, sal wech ghenomen worden, ende die vianden van Iuda sullen vergaen, Ephraim en sal Iudam niet beniden, ende Iuda en sal teghen Ephraim niet strijden.

14

Ende si sullen vlieghen tot die schouderen der Philistijnen, ouer die zee, ende si sullen te gader beroouen die kinderen des oostens, Edom ende Moab sullen zijn dat ghebot haerder handen, ende Ammons kinderen sullen ghehoorsaem zijn.

15

Ende die HEERE sal die tonghe der zee van Egypten Ga naar margenoot* verwoesten,) ende hi sal zijn hant beweghen, ouer den stroom, in die stercte zijns Ga naar margenoot* gheests,) ende hi sal hem slaen aen seuen ryuieren, so dat die gheschoeyde daer door sullen gaen.

[pagina I5v]
[p. I5v]

16

Ende den ouerbleuenen Ga naar margenoot* mijns) volcs sal hi eenen wech zijn, die ghelaten sal zijn vanden Assyriers, ghelijck hi Israel was in dien daghe, als hi opclam vanden lande van Epypten.

§ Die gheloouighe dancken God, als die toornicheyt Gods ghekeert is. Ende datmen dan dat leuende water met blijschap putten sal in dien daghe als dat licht dat Christus is, lichten sal. Want die groote heylighe is int midden van Israel die gheloouighe.

margenoot+
A
margenoot*
the. Isai.

margenoot*
the. ende der vreesen des Heeren

margenoot+
B
margenoot*
the. dgyen

margenoot*
the. ghemest vee.

margenoot*
th. die koe.

margenoot*
th. suyghelinck.
margenoot*
th. Basyliscus hol wtsteken.

margenoot+
C
margenoot+
Rom. xv.d
margenoot*
the. Isai.
margenoot*
th. baniere
margenoot*
th. vragen

margenoot*
th. Arabien

margenoot*
th. baniere
margenoot*
th. vlogelen

margenoot+
D

margenoot*
the. verbannen.
margenoot*
the. wints.

margenoot*
th. zijns.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken