Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+HEt is bi dat sinen tijt come, ende zijn daghen en sullen niet verlengt worden.

Want die HERE sal Iacobs ontfermen, ende hi sal noch verkiesen in Israel, ende hi salse op haer aerde doen rusten, ende die vremde gheborene sal tot hen ghedaen worden, ☞ ende sal hem houdende zijn metten huyse Iacob.

2

Ende die volcken sullense houden, ende si sullense leyden in haer plaetse, ende dat huys van Israel salse besitten op des HEEREN lant tot knechten ende dienstmaerten, ende sullen vanghers zijn der ghenen diese vinghen, ende si sullen haer verschatters onderdanich maken.

3

Ende het sal zijn inden daghe, inden welcken v die HEERE ruste sal gheuen van uwen Ga naar margenoot* arbeyt, ende van uwer fortsen) ende van alle sware slauerije, Ga naar margenoot+ daer ghi te voren mede ghedient hebt,

4

so suldy dese bysprake nemen teghen den Coninck van Babylonien, ende ghi sult segghen. Ga naar margenoot* Hoe heeft die verschatter opghehouden?) den tribuyt heeft gherust?

5

Die HERE heeft in stucken ghewreuen der ongodlijcker stock, die roede der heyrschapender,

6

slaende dat volck met veronwaerdicheyt, Ga naar margenoot* metter plaghen die ongheneselijck is,) die Heydenen onderdanich makende in verbolghentheden wreedelijck veruolghende.

7

Alle die aerde ruste te samen ende sweech, si verblijde haer ende was vrolijc.

8

Oock die abeelen boomen zijn ouer v verblijt, ende Libanons cederboomen, vander tijt aen, dat ghi sliept, en is niet opgeclommen die ons afhouwen sal.

9

Die helle van onder is verbaest gheweest int ontmoeten uwer toecoemst, Ga naar margenoot+ si heeft v verwect die ruesen, alle die Ga naar margenoot* princen) der aerden stonden op, van haeren coninclijcke stoelen, alle Ga naar margenoot* vorsten der gheboorten.)

10

Si selue sullen alle antwoorden ende sullen v segghen, Ghi zijt oock ghewont ghelijck wi, ghi zijt ons ghelijck gheworden.

11

Vwe houaerdie is neder ghetoghen tot inder hellen, v doot lichaem is neder gheuallen, die motte sal onder v ghestroeyt worden, ende v decsel sal wormen zijn.

12

Hoe sidy afgheuallen wten hemel Morghensterre, Ga naar margenoot* die inder dagheraet opginct?) ghi zijt gheuallen in die aerde, ghi die die Heydenen wonde,

13

die gheseyt hebt in uwer herten, Ga naar margenoot+ Ick sal inden hemel opclimmen, bouen die sterren Gods sal ick minen stoel verheffen, ende ick sal sitten opten berch des testaments, inden siden des Noordens. [kolom]

14

Ick sal opuaren op die hoochte der wolcken, ick sal den alderhoochsten ghelijck worden.

15

Maer sekerlijck ghi sult neder worden ghetrocken ter hellen, totter diepten der cuylen.

16

Die v siende zijn, sullen teghen v worden gheneycht, ende sullen v van verre sien.

En is dit die man niet, die dat aertrijcke verstoorde, ende die te samen schudde die Conincrijcken?

17

Die maecte die werelt tot een woestijne, ende hi heeft haer steden bedoruen, sinen gheboeyden, en heeft hi sinen kercker niet opghedaen?

18

Ga naar margenoot+Alle die Coninghen der Heydenen, si alle hebben al in eeren gheslapen, een yeghelijck man in zijn huys.

19

Ende ghi, zijt verworpen van uwen graue, ghelijck een onnutte plante, besmet ende omwonden met etter, ghelijck metten ghenen, die metten swaerde nederdalen totten fundamente des cuyls, Ghelijc een verrotte prije

20

en suldy gheen gheselschap hebben, noch met hen niet gheuoecht worden inder begrauinghe, want ghi hebt v lant verdoruen, ghi hebt v volck ghedoot, Dat zaet der alder quaetster en sal nymmermeer ghenoemt worden.

21

Ga naar margenoot+Bereyt zijn kinderen ter dootslaginghe, om die onrechtuaerdicheyt haerder vaderen, si en sullen niet opstaen, noch dat lant niet in erffenisse besitten, ende dat aensicht der Ga naar margenoot* rontheyt der steden en sullen si niet veruullen.)

22

Ende ick sal ouer hen opstaen, seyt die HEERE der heyrscharen, ende ick sal Babylons naem verderuen, ende die ouerbleuene, ende zijn spruyten ende gheslachten, seyt die HEERE.

23

Ende ick sal Babylon setten tot een Ga naar margenoot* erffenisse des egels) ende tot broecken der wateren, ende ick salse bekeeren door den besseme wrijuende, seyt die HERE der heyrscharen

24

Die HEERE der heyrscharen swoer, segghende, Ga naar margenoot* Oft niet also en gheschiede,) ghelijck ick heb ghedacht, ende Ga naar margenoot* oft also niet en quame,) ghelijck ick met mijn ghedachte ouerleyde,

25

dat ick die van Assyrien in mijn lant in stucken wrijue, ende dat ick hem vertrede op mijn berghen, ende zijn iock sal van hem ghenomen worden, ende sinen last sal van haeren schouderen wechghenomen worden.

26

Ga naar margenoot+Dit is den raet dien ick bedacht hebbe, ouer alle lant, ende tis die hant die wtghestrect is ouer alle Heydenen.

27

Want die HERE der heyrscharen heuet gheoordineert, ende wie sal crencken? ende zijn hant is wtghestrect, ende wie salse afkeeren?

28

Inden iare, int welcke Achas die Coninck sterf, so gheschiede desen last.

29

En verblijdet niet ghi gheheele Philistijnen, om dat die roede des ghenen die v sloech

[pagina I6v]
[p. I6v]

ghebroken is, want vander wortelen der slanghen sal een Basyliscus wtgaen, ende zijn zaet is Ga naar margenoot* opsuypende den voghel,)

30

Ende die eerste gheboren der armer sullen gheuoet worden, ende die arme sullen met betrouwen rusten, ende ick sal v wortele doen dooden met hongher, ende ick sal uwe ouerbleuene dooden.

31

Ghi poorte huylt, ghi stadt roept, tgheheel lant der Philistijnen is verslaghen, want den roock sal vanden Noorden comen, ende daer en is gheen die zijn schare ontulieden sal.

32

Ende wat salmen den boden des volcs antwoorden? dat die HERE Zion sal funderen, ende in haer sullen die arme zijns volcs hopen.

§ Vanden last van Moab, ende vanden anderen steden diese beweenen ende beclaghen sullen.

margenoot+
A

margenoot*
the. commer ende onrust.
margenoot+
B

margenoot*
th. Hoe is die verscatter so stille gheworden

margenoot*
th. met onaflatelijke slaghen.

margenoot+
C
margenoot*
th. bocken
margenoot*
the. coninghen der heydenen.

margenoot*
the. een sone der dagheraet.

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F
margenoot*
th. gheheel der werelt vol vianden

margenoot*
th. crancke wooninge

margenoot*
the. voorwaer tsal also gheschieden.
margenoot*
the. tsal also comen.

margenoot+
G

margenoot*
the. een schiet ader


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken