Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxvi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IN dien daghe sal dit liedeken inden lande van Iuda gesongen worden Ga naar margenoot* Sion is) die stadt onser sterckheyt, die salichmaker sal daer in gestelt worden, tot eender mueren, ende een voorborcht.

2

Doet die poorte open, ende laet dat rechtuaerdige volc ingaen, bewarende die warachticheyt.

3

Die oude dwalinghe is wechgegaen, ghi sult vrede houden, want wi hebben in v ghehoept.

4

Ghi hebt hope [kolom] ghehadt inden HEERE in die eewighe tijden, inden HEERE den starcken God inder eewigheyt.

5

Want hi sal buygen die inwoonders der hoochten, Die verhoochde stadt sal hi veenederen, hi salse vernederen totter aerden toe, hi salse neder trecken totten stof toe.

6

Die voet der armen salse vertreden, die gangen der allendiger.

7

Die pat des rechtuaerdigen is oprecht, die toepadt des rechtuaerdigen is recht om te wandelen.

8

Wi hebben v Ga naar margenoot* HEERE) inden padt uwer oordeelen verwacht, uwen naem ende uwe gedachtenisse is die begheerte der zielen.

9

Mijn ziele begheerde v inder nacht, Ga naar margenoot+ maer ooc met minen gheeste in mijn binnenste sal ick vroech tot v waken, Als ghi uwe oordeelen gedaen sult hebben inden lande, dan sullen alle dinwoonders der werelt rechtuaerdicheyt leeren.

10

Ga naar margenoot* Laet ons den ongodliken ontfermherticheit doen) ende hi en sal gheen rechtueerdicheit leeren doen, Hi heeft inden lande der heyligen boose dingen gedaen, ende hi en sal des HEREN heerlicheit niet sien.

11

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot* HERE laet v hant verheffen, dat si niet en sien, Laetse sien ende bescaemt worden, dat benidende volc, ende laet dat vier verslinden uwe vianden.)

12

HEERE ghi sult ons vrede geuen, want ghi hebt alle onse wercken in ons ghedaen.

13

HEERE onse God heeren, behaluen v, hebben ons beseten, alleen ws ende ws naems, willen wi gedencken.

14

Die dooden en sullen niet leuen, ende die ruesen en sullen niet weder opstaen, Daerom hebdise besocht, ende hebtse in twee gewreuen, ende hebt alle haer gedachtenisse laten verghaen.

15

HEERE, ghi hebt Ga naar margenoot* den volcke toegegeuen) ghi hebt Ga naar margenoot* den volcke toegegeuen) Sidi niet Ga naar margenoot* geglorificeert) ghi hebt verlenget alle eynden der aerden.

16

HEERE, inden druc besochten si v Ga naar margenoot* inder quellingen der morringe is hen uwe leeringe.)

17

Gelijc een beuruchte vrouwe die totten baren genaect is, so roepet si smert lijdende in haer pijnen, so zijn wi geworden van uwen aensichte HERE,

18

Wi hebben ontfangen ende als in arbeyt gegaen, ende wi hebben voortgebracht Ga naar margenoot* den gheest der salicheyt, Wi en hebben gheen rechtuaerdicheden inden lande) daerom en zijn niet geuallen die inwoonders des lants.

19

Vwe dooden sullen leuen, ende mijn verslagen sullen verrisen, Ontwaect ende louet, ghi die woont int stof, want den dam des Ga naar margenoot* lichts) is uwen dam, ende dat lant der ruesen suldy nederworpen.

20

Ghaet mijn volck in v slaepcameren, ende sluit v dueren ouer v, Ga naar margenoot+ zijt verborgen een cleyne stonde tot dat mijn onwaerdicheyt door ghae.

21

Want siet, die HEERE sal wt zijn heylighe plaet-

[pagina K2r]
[p. K2r]

se gaen, dat hi besoecke die onrechtuaerdicheyt des genen die daerde bewoonende is tegen hem, ende die aerde sal haer bloet ontdecken, ende en sal niet meer bedecken haer verslagen.

§ Vandie vernielinghe ende oordeel ouer den duyuel, Van den dooren des huys ende sinen wijngaert, Van der Apostolen prekinghe ende der heydenen ghelooue.

margenoot+
A
margenoot*
Ten is niet int heb.

margenoot*
ten is niet int heb.

margenoot+
B

margenoot*
the die ongodlike heuet barmherticheyt vercregen

margenoot+
C
margenoot*
the. Heere uwe hant is verheuen, maer si en hebbens niet gesien, si hebben den nijdt des volcks gesien, ende zijn bescaemt geworden ende ghi hebtse met uwer vianden vier verslonden.

margenoot*
the. tvolck vermeerdert.
margenoot*
thebre. dat volck vermeerdert.
margenoot*
the. ghepresen.

margenoot*
th. ende uwe castiende onderwisinghe heeftse leeren bidden

margenoot*
th. niet meer dan eenen wint, noch en is den lande niet gheholpen.

margenoot*
th. groene velts.

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken