Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IN dien dagen wert Ezechias cranc totter doot toe, Ga naar margenoot+ ende Esaias Amos sone die propheet quam tot hem ende seyde tot hem, Dit seyt die HEERE, Beschict uwe huys want ght sult steruen, ende niet bliuen leuen.

2

Ende Ezechias keerde zijn aensichte totten wandt, ende badt den HEERE.

Ende seyde,

3

O HERE, ic bid v, gedenct doch, dat ic voor v inder waerheit hebbe ge-

[pagina K6v]
[p. K6v]

wandelt, ende met volmaecter herten, ende heb dat goet is voor uwe oogen, gedaen, Ende Ezechias weende met grooter weeninge.

4

Ende des HEREN woort gesciede tot Esaiam, seggende

5

Gaet, ende segt tot Ezechiam, aldus seyt de HERE Dauids ws vaders God, Ic heb v ghebet gehoort, ende ic hebbe v tranen gesien, siet, ic sal doen tot uwen dagen, vijfthien iaer. ☜

6

Ende vander hant des conincs van Assyrien sal ic v verlossen ende dese stadt, ende ic Ga naar margenoot* salse) beschermen.

7

Want dat sal v een teeken vanden HERE wesen, Ga naar margenoot+ dat woort sal doen, dat hi gesproken heeft.

8

Siet, ick Ga naar margenoot+ sal weder om brengen die schaduwe der linien door de welcke si neder is gedaelt inden sonwiser Achaz, inder Sonnen, achterwaerts tien lienien. Ende die Sonne is tien graden wedergekeert, door die graden, door welcke si neder was gedaelt.

9

☞ Die schriftuere des conincs van Iuda Ezechie, als hi cranc was geweest doen hi was genesen van zijnder crancheyt.

10

Ic seyde, In dat midden mijnder daghen sal ic binnen die poorten der hellen gaen, Ic heb ghesocht dat ouerblijfsel mijnder iaren.

11

Ic seyde, Ic en sal niet sien den HEERE Ga naar margenoot* den God) inden lande der leuendiger, ic en sal gheenen mensch meer aensien, ende den woonder der rusten.

12

Ga naar margenoot+Mijn generacie is afgenomen ende tesamen geuonden van mi, gelijc een hutte der harderen, Mijn leuen is afgesneden als vanden weuer, doen ic noch op dat getou geschoren werdt, sneedt hi mi af, Vanden morgen totten ouont toe suldy mi voleynden.

13

Ga naar margenoot* Ick hoepte tot des morghens, gelijc eenen leew, also heeft hi alle mijn beenen in stucken gewreuen) vanden morgenstont totten auont toe, suldy mi voleynden,

14

Ic sal roepen gelijc een ionge swaluwe, ic sal droeflijck singhen als een duyue, Mijn oogen zijn verdonckert opschouwende int hooghe. HEERE, ic lijde gewelt, Ga naar margenoot+ Antwoort voor mi,

15

wat sal ic seggen, oft wat sal hi mi antwoorden, na dien dat ict selue gedaen hebbe? Ic sal v wederom ouer dencken alle mijn iaren, in bitterheit van mijnder zielen.

16

HERE, ist datmen also leeft, ende is in alsulcken dingen dat leuen mijns geests, Ghi sult mi berispen, ende mi leuendich maken,

17

siet, in vrede is mijn alderbitterste bitterheyt.

Maer ghi hebt wt treckende verlost mijn ziele, Ga naar margenoot+ dat si niet en soude vergaen, Ghi hebt alle mijn sonden achter uwen rugge wech gheworpen.

18

☞ Want die helle en sal v niet beliden noch die doot, en sal v niet louen, die nederdalende inden kuyle, en sullen uwe waerheyt niet verwachten.

19

Die leuende, die leuende dei sal [kolom] selue v belijden, gelijc ick huiden, Die vader sal sinen kinderen, uwe waerheyt kondich maken.

20

HEERE, maect mi salich, ende onse Psalmen sullen wi singhen, alle die dagen ons leuens in des HEEREN huys.

21

Ende Esaias geboot, dat si souden nemen eenen clomp vigen, ende dat sise souden plaesteren op den sweer ende hi soude gesont worden.

22

Ende Ezechias seyde wat teeken salt wesen, dat ick op sal ghaen int huys des HEEREN?

§ Van Merodachs boden tot Ezechiam, waeromme Ezechias gestraft wert van Esaia den Propheet, dat hi zijn zijn huys gethoont hadde.

margenoot+
A
margenoot+
iiij.re. xx.a ij.par. xxi.

margenoot*
nh. sal dese stadt

margenoot+
i.regum. ij.g Luce. ij.e ecc. xlviij.d

margenoot+
B

margenoot*
h. den HEERE

margenoot+
C

margenoot*
the. Stelle ic mi noch totten morgen, so breket hi my alle mijne beenen gelijc een leeu

margenoot+
Iob. iiij.d.

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken