Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xlix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+HOort mi ghi eylanden, ende ghi volcken van verre aenmerct, Die HERE riep mi van moeders lijue, van mijns moeder buycke gedacht hi mijns naems.

2

Ende hi sette minen mont gelijc een scerp swaert, In die scaduwe zijnder hant bescermde hi mi, Ende sette mi als een reyn gescutte, in zijn kokeren verborch hi mi.

3

Ende hi seyde mi, Ghi zijt mijn knecht Israel, om dat ic in v geeerwaerdicht sal worden.

4

Ende ic seyde, te vergeefts heb ic gearbeyt, sonder sake ende ydelijc heb ic mijn cracht verteert, daerom is mijn oordeel metten HEERE ende mijn werc met minen God.

5

Ende nv dit seyt die HERE, makende mi vanden buycke, hem tot eenen knechte, op dat ic Iacob tot hem soude weder brengen, ende Israel en sal niet vergadert worden, ende ic ben Ga naar margenoot* geeerwaerdicht) voor des HEREN oogen, Ga naar margenoot+ ende mijn God was mijn starcheyt geworden.

6

Ende hi seyde, Het is een weynich, dat ghi mi een knecht zijt, om te verwecken Iacobs geslachten, ende Ga naar margenoot* den geest van) Israel te bekeeren, ☞ Siet, ic heb v tot een licht der heydenen gegeuen, op dat ghi mijn salicheyt zijn sout totten eynde der aerden toe. ☜

7

Dit seyt die HEERE Israels verlosser, ende zijn heylighe, tot die versmadelijcke ziele, totten vereysen volcke, totten knecht der heeren, Die coningen sullen sien, ende die princen sullen opstaen, ende si sullen aenbeden om des HEREN wille, want hi getrouwe is, ende Israels heylige, die v heeft vercoren.

8

☞ Dit seyt die HERE, inden Ga naar margenoot* welbehageliken) tijt verhoorde ic v, ende inden dach der salicheyt hielp ic v, Ga naar margenoot+ ende ick behoede v, ende ghaf v tot een verbont des volcs, op dat ghi daerde sout Ga naar margenoot* verwecken,) op dat ghi die verwoeste erffenisse sou-[kolom]det Ga naar margenoot* beeruen).

9

Op dat ghi den geuanghenen sout segghen, Gaet wt, ende den ghenen die in duysternissen zijn, Verthoont v, Op die weghen sullen si weyden, ende in alle effen plaetsen zijn haer weyden.

10

Si en sullen niet hongeren, ende niet dorsten, Ga naar margenoot+ ende die hitte en salse niet slaen, noch die Sonne, Want haer ontfermer salse Ga naar margenoot* regeren), ende aen die fonteynen der wateren sal hise draghen.

11

Ende ick sal alle mijn bergen tot eenen wech Ga naar margenoot* setten,) ende mijn paden sullen Ga naar margenoot* verheuen) zijn.

12

Siet, die sullen van verre comen, ende siet, die vanden noorden ende vander zee, ende die vanden Ga naar margenoot* zuyden landen.)

13

Louet ghi hemel, ende verhuecht ghi aerde, die bergen moeten roepen met verhueginge, Want die HEERE heeft zijn volc vertroost, ende zijnder armen sal hi ontfermen. ☜

14

Ende Sion seyde, die HEERE heeft mi verlaten, ende die Ga naar margenoot* HERE) heeft mijns vergeten.

15

Sal een vrouwe haers kindekens ooc vergheten, also dat si den sone haers buycs niet en ontferme? Ga naar margenoot+ al vergaet zijt oock, ick en sal ws niet vergeten.

16

Siet, in mijn handen heb ic v gescreuen, ende uwe mueren zijn altijt voor mijn oogen.

17

Vwe timmerluyden zijn gecomen, v bederuende, ende die verwoesters sullen van v wt gaen.

18

☞ Heft uwe oogen rontsom, ende siet, dese alle zijn vergadert, ende si zijn tot v gecomen, Also waerachtelijck als ic leue, seyt die HEERE, sult ghi met alle dien als met een vercieringhe gecleet worden, ende ghi sult om v doen gelijc een bruyt.

19

Want uwe wildernisse ende uwe verwoestheden, ende uwe verdoruen lant, sullen nv benaut worden van wooninge, Ga naar margenoot+ ende die v opsopen, sullen verre van v veriaecht worden.

20

Noch sullen die kinderen uwer onuruchtbaerheyt in uwe ooren seggen, Ic heb enghe plaetse, maket mi ruymte, op dat ic mach woonen.

21

Ende ghi sult in v herte seggen, wie heeft mi dese gewonnen? ende ic ben onuruchtbaer, ende niet barende, wech geuoert ende geuangen geweest, ende wie heeft mi die opgeuoeyt? siet, ic was alleen, ende verlaten, ende waer waren dese?

22

Dit seyt die Ga naar margenoot* HEERE die God), siet, ic heffe mijn hant op totten heydenen, ende toeten volcke sal ic mijn Ga naar margenoot* teeken) verhoogen, ende si sullen uwe sonen inden arme brengen, ende si sullen uwe dochteren op die schouderen dragen.

23

Ende die coningen sullen uwe voester heeren zijn, ende die coninginnen uwe voeysteren, Ga naar margenoot+ si sullen v aenbeden, haer aensichten ter aerden geuesticht hebbende, ende si sullen dat stof uwer voeten lecken, ende ghi sult weten,, dat ic die HERE ben, ouer wien dat si niet bescaemt en sullen worden, die hem verwachten. ☜

[pagina L3r]
[p. L3r]

24

Mach oock den roof vanden stercken ghenomen worden? oft dat ghenomen is van eenen machtigen, mach dat behouden bliuen?

25

Want dit seyt die HEERE, waerachtelijck die gheuanckenisse, sal vanden stercken wech ghenomen worden, ende dat ghenomen was vanden vromen, sal behouden wesen, maer inder waerheyt ick salse oordeelen, die v gheoordeelt hebben, ende uwe kinderen sal ick verlossen.

26

Ende v vianden sal ick met haers selfs vleesch spijsen, ende si sullen met haeren bloede ghelijck met most droncken worden, ende alle vleesch sal weten, dat ick die HEERE ben v salichmakende, ende v verlosser, die stercke Iacobs.

§ Vander Ioden verworpinghe, van Christus lijden, van der hartneckigher Ioden straffinghe ende pijne, Ende dat hen dat vander hant Gods coemt.

margenoot+
A

margenoot*
th. costelijc
margenoot+
B

margenoot*
th. om dat verwoeste

margenoot*
the. aengenamen.
margenoot+
C
margenoot*
the. weder op helpen.
margenoot*
the. wtdelen.

margenoot+
D
margenoot*
the. leyden

margenoot*
the. wercksaem maken
margenoot*
th. gebaent

margenoot*
the. lande Sinim

margenoot*
thebr. bootscapper

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot*
thebr. heerscappende Heere.
margenoot*
th. baniere

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken