Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .vij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAt woort dat vanden HERE gheschiede tot Ieremiam, segghende,

2

Staet in die poorte des huys des HEEREN, ende predict aldaer, dit woort, ende segghet, Alle ghy van Iuda, die door dese poorten in coemt, om den HEERE te aenbidden, hoort des HEEREN woort,

3

Dit seyt die HEERE der heyrscharen Godt van Israel, Maect uwe wegen goet, ende uwe Ga naar margenoot* naersticheden) ende ic sal met v woonen in dese plaetse,

4

En wilt niet btreouwen in woorden der luegenen, seggende, des HEREN tempel, des HEEREN tempel, des HEEREN tempel ist.

5

Want ist dat ghi uwe wegen wel beleyt ende uwe Ga naar margenoot* naersticheden) ist dat ghi recht doet, tusschen man ende sinen naesten,

6

ende en doedy gheen Ga naar margenoot* ouerdaet) den toecomelinghen, ende den weesen, ende den weduwen, noch en stort ghi, gheen onnosel bloet wt in dese plaetse, ende en wandelt ghi nyet nae vremde goden, int quaet tot ws selfs behoef,

7

soo sal ick met v woonen, in dese plaetse, in dat landt, dat ick uwen vaderen ghaf vanden [kolom] beghin, ende tot inder eewicheyt.

8

Siet, ghi betrout v in woorden der lueghenen die v nyet vorderen en sullen,

9

te stelen, Ga naar margenoot+ doot te slaen, ende ouerspel te doen, lueghenachtich te sweren, Balaim te offeren, ende te ghaen na vremde goden, die ghi niet en kent,

10

Ende ghi quaemt ende stont voor mi in dit huys, daer in dat minen naem aengeroepen is, Ende ghi seydet wy zijn verlost, om dat wy alle dese afgriselicheden gedaen hebben,

11

Is dan hierom dit huys geworden een speluncke der moordenaren, daer dat mijnen naem aengeroepen is voor uwen oogen? Ga naar margenoot* Ick, ick bent, ick sacht) seyt die HEERE.

12

Ga naar margenoot+Gaet tot mijnder plaetse in Silo, daer minen naem woonde vanden beginne, ende besiet wat ic haer ghedaen hebbe, om mijns volcs van Israels boosheyt.

13

Ende nv want ghi alle dese wercken gedaen hebt, so seyt die HEERE dit, Ende ic heb v toegesproken vroech op staende, ende sprekende, ende ghi en hoordes niet Ende ic riep v, ende ghi en antwoordet niet,

14

Soo sal ick desen huyse doen, daer in dat mijnen naem aengeroepen is, ende daer ghi betrouwen in hebt, ende die plaetse die ick v gegeuen heb, ende uwen vaders, also ic Silo gedaen heb

15

Ende ic sal v wech worpen van mijnen aensichte, alsoo ick alle uwe broederen alle dat zaet van Ephraim wech gheworpen hebbe.

16

☞ Hieromme en wilt nyet biddden, voor dit volck, noch en neemt gheenen lof aen, voor hen, ende bedinghe, ende en wederstaet my niet, want ick en sal v niet verhooren.

17

Ga naar margenoot+En siedy niet wat dese doen inden steden van Iuda, ende inden straten van Ierusalem?

18

Die kinderen rapen dat hout, ende die vaderen aensteken dat vier, Ende die vrouwen Ga naar margenoot* mengen) dat deech, om vladen te maken der coninginne des hemels, ende om te Ga naar margenoot* offeren) vremden goden, ende om mi tot gramschappen te verwecken?

19

En verwecken si mi nyet tot gramschap, seyt die HERE?

En doen zijt niet hen seluen tot schande haers aensichts?

20

Hier om seyt Ga naar margenoot* die HERE God) Siet, mijn gramschap ende mijn toorn wort ontsteken, op dese stadt, op die mannen ende op die beesten, ende op dat hout vanden lantschappe, ende op die vruchten der aerden, ende si sullen worden barnende Ga naar margenoot* ende niet wtgebluscht worden.)

21

Dit seit die HERE der heryscharen de God van Israel, Vwen brantoffer doet tot uwen Ga naar margenoot* offerhanden,) ende etet vleesch,

22

Want ick en hebbe niet ghesproken met uwen vaderen ende ic en beual hen niet inden dagen doen icse wt den lande van Egipten leyde, vanden woorde

[pagina M4v]
[p. M4v]

van brantoffer ende dootoffer.

23

☞ Maer dit woort beual ic hen, ende seyde, Hoort mijn stemme, ende ic sal uwer luyden God wesen, ende ghi sult mijn volc wesen, ende wandelt in alle den wech dien ick v beuolen heb, op dat v wel si

24

Ende si en hoordens nyet, noch en neychden haer ooren niet, maer si ghingen in haer genoechten, ende in die boosheyt haerder quader herten, ende si zijn gheworden achterwaert ende nyet voorwaert,

25

Van dien daghe, dat haer vaders wt ghingen van Egipten tot in desen dage toe, ende ic sandt hen alle mijn knechten die propheten, vroech inden dageraet, ende ende santse,

26

en si en hoorden mi niet, noch en neichden haer ooren niet nederwaert, maer si verharden haer necken, ende si hebben qualijcker gedaen, dan haer vaders.

27

Ga naar margenoot+Ende ghi sult seggen tot hen, alle dese woorden, ende si en sullen v niet hooren, ende ghi sult roepen, ende si en sullen v niet antwoorden.

28

Ende ghi sult tot hen seggen, Dit is tvolc dat niet gehoort en heeft de stemmes des HEREN zijns Gods, noch en heeft niet ontfanghen donderwisende castijnghe, Tghelooue is vergaen, ende is wech genomen van sinen monde.

29

Scheert uwe har af, ende worpet wech, ende neemt int rechte geween, Want die HERE heeft wech geworpen ende verlaten dat geslachte van zijnder toornicheit,

30

want die kinderen van Iuda hebben quaet gedaen in minen oogen, seyt de HERE, Si hebben haer Ga naar margenoot* letselen) geset int huis daer minen naem in aengeroepen is, dat zijt besmetten souden,

31

ende si heben getimmert die hoochte van Tophet, dat is in dat dal van Ennons sone, dat si haere dochteren ende haer sonen verbranden souden metten viere, dat ic niet beuolen en hebbe, noch gepeyst in mijn herte.

32

Siet, hierom sullen comen die dagen, seit die HERE, ende men en sal niet meer seggen, Ga naar margenoot+ Tophet ende Ennons soons dal, maer een dal des dootslachs, ende men sal begrauen in Tophet, om datter anders gheen plaetse en is,

33

Ende die prie des volcs sal zijn in spise den vogelen des hemels, ende den beesten der aerden, ende niemant en salder wesen diese afkeeren sal.

34

Ende ick sal doen rusten vanden steden van Iuda, ende vanden straten van Ierusalem, die stemme der bliscappen, ende tgeluyt der vruechden die stemme des bruydegoms ende de stemme des bruyts, Want tlant sal verwoest worden.

§ Hoe die ouerbleuene gedreycht worden, Ende van dat onbekeerlijc volck, ende hoe die schriuers gestraft werden, om dat si dwoort Gods verworpen hadden.

margenoot+
A

margenoot*
the. daden

margenoot*
the. daden

margenoot*
th. gewelt

margenoot+
B

margenoot*
th. Siet, ic hebt welgedaen

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
th. kneden
margenoot*
h. schencken drancoffer den

margenoot*
theb. heerscappende HEERE
margenoot*
h. datse niemant blusscen en mach

margenoot*
th. dootoffer

margenoot+
E

margenoot*
h. grouwelicheden

margenoot+
F


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken