Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxv. Capittel

1

Ga naar margenoot+DAt woort dat tot Ieremiam geschiede ouer alle dat volc van Iuda, inden vierden iare Ga naar margenoot* Ioachims) Iosias sone, des conincs van Iuda (dat is deerste iaer Nabuchodonosors des conincs van Babilonien)

2

Dat welcke Ieremias sprac tot al den volcke van Iuda ende tot alle den ghenen die in Iherusalem woonden, seggende,

3

Vant derthienste iaer Iosie Amons sone, des conincs van Iuda, tot desen daghe (dat is dat drientwintichste iaer) soo is des HEREN woort tot my gheschiet Ga naar margenoot* ende ic heb tot v gesproken, des nachts opstaende ende) sprack, ende ghi en hebbet des niet ghehoort,

4

Ende die HERE heeft tot v gesonden alle zijn knechten, die propheten, Ga naar margenoot* in die dagheraet opstaende ende seyndende) ende ghi en hebbes des niet ghehoort, noch en hebt v ooren niet nederwaerts gebuycht om te hooren,

5

Als hi seyde. [kolom]

Ga naar margenoot+ Elck keere weder van sinen quaden wegen ende van uwen seer quade ghedachten, Ga naar margenoot+ ende ghi sult bliuen in dat lant dat die HEERE v ghaf, ende uwen vaderen, inder eewicheit

6

Ende en wilt niet gaen na vremde goden, dat ghi hen dienen sult, ende die aenbeden, noch en verwect mi niet tot gramschap metten wercken van uwen handen, ende ick en sal v niet quaets doen,

7

Ende ghi en hebt mi niet ghehoort, seyt die HEERE, om dat mi tot gramschap verwecken sout metten wercken van uwen handen, tot uwen quade,

8

Daer om seydt die HERE der heyrscharen, Om dat ghi mijn woorden niet gehoort en hebt,

9

siet, soo sal ick seynden ende nemen tot my alle die gheslachten vant noorden, seyt dye HERE, ende Nabuchodonosor die coninck van Babilonien minen knecht, ende ic salse brengen op dit lant, ende op die gene die daer in woonen, ende op alle die geslachten dye daer rontsomme zijn, ende ic salse Ga naar margenoot* dootslaen) ende ic sal dit lant leggen in verwondere ende in geblase, ende in eewige verwoestheden.

10

Ga naar margenoot+Ende ic sal van hen verliesen die stemme der blijschap, ende die stemme der vruechden, des bruydegoms stemme, ende des bruyts stemme, ende dat geluyt der molen, ende dat licht der keersen,

11

Ende al haer landt sal wesen in verwoestheden, ende Ga naar margenoot* in verwonderen) Ende alle dese luyden sullen den coninc van Babilonien tseuentich iaer dienen,

12

Ende als dye tseuentich iaer veruult sullen zijn, Ga naar margenoot+ soo sal ic op den coninck van Babylonien versoecken ende op dat volck, (seyt dye HERE) haere boosheyt, ende opter Caldeeuscher lant, ende ic salse in eewigher wildernissen leggen.

13

Ende ic sal alle mijn woorden brengen op dit lant, die ic tegen dit lant ghesproken hebbe, al dat gescreuen is in desen boeck, al dat Ieremias ghepropheteert heeft teghen alle heydenen,

14

Want si Ga naar margenoot* dienden hen, alsser grote coningen ende vele luyden waren) Ende ic sal hen weder geuen na haer wercken, ende nae die daet van haeren handen.

15

Want aldus seyt dye HERE Ga naar margenoot* der heyrscharen God van Israel) tot my, Neemt den croes wijns deser gramscap van mijn hant, Ga naar margenoot+ ende ghi sult daer af scencken allen heydenen, daer ic v toe seynden sal,

16

ende si sullen dien drincken, ende verstoort, ende verwoest worden, van dat aensicht des swaerts, dat ick onder hen seynden sal.

17

Ende ic ontfinck den croes van des HEREN hant, ende ic schencte dien allen luiden daer my die HERE toe sant,

18

Ierusalem ende den steden van Iuda, ende haeren coninghen, ende

[pagina N4r]
[p. N4r]

haeren princen, dat icse geuen soude in woestheden, ende verwonderen, ende geblaes, ende tot vermaledijnge, Ga naar margenoot+ so dat huydensdaechs is,

19

ende pharao den coninc van Egipten, ende sinen knapen, ende sinen princen, ende al sinen volcke,

20

ende gemeynlic al den coningen des lants van Ga naar margenoot* Ausitiden) ende al den coningen vanden lande der Philistinen. Ende van Ascalon, ende van Ga naar margenoot* Gasa) ende van Accarom, ende van Asothen,

21

ende den ouerbliuen van Idumeen ende Moab, ende van Ammons kinderen,

22

ende al den coningen van Ga naar margenoot* Tyrus) ende van al den coningen van Sidonien, ende den coningen des lants vanden eylanden die ouer de zee zijn,

23

Ende Dedan ende Theman, ende Bus, ende Ga naar margenoot* hen allen die haer rontsom gescooren hebben)

24

ende al den coningen van Arabien, ende al den coningen vanden westen, die inder wildernissen woonen,

25

ende alle den coningen van Zambri, ende al den coninghen van Elam, ende al den coningen van Meden,

26

ende al den coningen van noorden, van bi ende van verre, yegelijc tegen sinen broeder, ende allen den rijcken der aerden, die op haer aensichte zijn. Ende die coninc Sesach sal na hen luyden drincken Ga naar margenoot+

27

Ende ghi sult tot hen segghen. Dit seyt die HERE der heyrscaren God van Israel. Drinct ende wordt droncken, ende spouwet, ende valt noch en staet niet op, vanden aensichte des swaerts, dat ic onder v seynden sal.

28

Ende als si den croes niet en willen ontfangen van uwer hant om te drincken, so suldi tot hen seggen Dit seyt die HERE der heyrscaren. Ga naar margenoot* Drinckende suldi drincken)

29

Want siet ic beghin in de stat te quellen daer minen naem in aengheroepen is, ende suldy als onnoosele luyden vry blijuen?

Ghi en sult niet vry bliuen, Want ic roepe tswaert op alle die int aertrijc woonen, Seyt die HERE der heyrscaren. Ga naar margenoot+

30

Ende ghi sult hen propheteeren alle dese woorden ende ghi sult tot hen seggen. Die HEERE sal vanden hooghe briesschen, ende hi sal van zijnder heyligher wooninge zijn stemme gheuen Ga naar margenoot* Briesscende so sal hi briesschen, op sine scoonheden)

Ga naar margenoot+ Men sal eenen sanc te samen singen als der ghenen die de wijndruyuen treden in de wijnpersse) tegen alle die ghene die int lant woonen.

31

Dat gheluyt Ga naar margenoot* is ghecomen) totten eynde der aerden, want dye HERE sal oordeel hebben metten heydenen, hy selue sal worden Ga naar margenoot* geoordeelt) met allen vleesche, Die ongodlijcke heb ic den swaerde geleuert, seit die HERE.

32

Dit seyt die HERE der heyrscharen. Siet quellinge sal wt comen vanden eenen volcke tot dat ander, ende vanden eynde der aerden [kolom] sal groten storm wt comen,

33

ende die dootgeslagene des HEREN sullen wesen in dien dage van deen eynde der aerden totten anderen, Men en salse niet beweenen, ende men en salse niet op vergaderen, noch begrauen. In vuylen drec plaetsen sullen si leggen, op dat aensicht der aerden.

34

Ghi herderen weent ende roept Ende die ouerste der ghemeynten bestroyet v met asschen, want v daghen zijn veruult, dat ghi verslagen sult worden, ende v verstroyenge Ende ghi sult vallen als costelijcke vaten.

35

Ga naar margenoot+Ende die vlucht sal te niete gaen vanden herderen ende die behoudinge vanden ouersten der cudden.

36

Dat geluyt vander herderen geroep, ende dat gehuyl der ouerster vander cudden is gehoordt, want die HERE heeft haer weyden verwoest,

37

ende de weyden des vreedts Ga naar margenoot* swegen) vanden aensichte der gramscap van des HEREN toorn.

38

Hi heeft gelaten als een leeuwe zijn wooninge, haer lant is gheworden in verwoestheden vanden aensichte der gramscap Ga naar margenoot* vander duyuen) ende vant aensichte der gramscap Ga naar margenoot* van des HEREN toorn)

§ Hoe Ioachim regeerde, Ende hoe die priesters Ieremiam wilden dooden, ende wert door die princen verlost, Ende dat Vrias vreesende in Egipten vloot, Ende hoe Ioachim hem mettet swaerde doode.

margenoot+
A
margenoot*
th. Ioakims.

margenoot*
th. dwelc ic tsmorgens vroech ende narstich tot v

margenoot*
th. ooc des morghens vroech ende narstich

margenoot+
B
margenoot+
iiij.re xxiiij

margenoot*
th. tot niet verbannen.

margenoot+
C

margenoot*
th. verlaten.

margenoot+
i.Esdre. i.d

margenoot*
th. moeten ooc vele heidenen ende groote Coninghen dienen.

margenoot*
th. Israels God
margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot*
th. Vz.
margenoot*
th. Aza

margenoot*
th. zor

margenoot*
th. die inden platten lande ligghen.

margenoot+
Sesach is een verborgen naem daer de Ioden bi Babilonien ghemeent hebben Canti. i.a

margenoot*
th ghi moet drincken.

margenoot+
Iohel. i.e Amos. i.a

margenoot*
th. grouwelic sal hi brieschen op zijn wooninge.
margenoot+
F

margenoot*
th. sal comen
margenoot*
th. oordelen.

margenoot+
G

margenoot*
th. zijn verdoruen.

margenoot*
th. verwoesters
margenoot*
th. zijns torens

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken