Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxvi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+INden beginne van Ga naar margenoot* Ioachims) rijc, Iosias sone, des conincs van Iuda, so gheschiede dit woort vanden HERE, seggende.

2

Dit seyt die HERE, Staet op in dien voorhof van des HEREN huys, ende ghi sult spreken tot alle den steden van Iuda, daer wt dat si comen, om te aenbeden in des HEEREN huys, alle die woorden die ic v beuolen heb dat ghise tot hen spreken sult.

En wilt een woort niet achter laten,

3

oft si bi auontueren hoorden, ende werden bekeert, elc van sinen quaden weghe, ende dat mi berouwede des quaets dat ick hen dencke te doen, om die boosheyt van haerder Ga naar margenoot* naersticheden)

4

Ende aldus sult ghi tot hen segghen.

Dit seyt die HEERE, Ist dat ghi niet en hoort, so dat ghi wandelt in mijn wet, dye ic v ghegheuen hebbe,

5

Ga naar margenoot+alsoo dat ghi hoort die woorden mijnre knechten der propheten die ick tot v ghesonden hebbe des Ga naar margenoot* nachts opstaende ende die bescickende) ende ghy en hebbes niet ghehoort,

6

so sal ic dit huys gheuen gelijc Silo, ende ic sal dese stat gheuen tot een vermaledijnge allen luyden der aerden.

7

Ende die propheten ende die priesteren, ende allet volc hoorden dat Ieremias dese woorden sprack, in des HEREN huys.

8

Ende alst Ieremias voldaen hadde dat hi spreken soude tot alle den volcke, So vinghen hem die priesteren, ende

[pagina N4v]
[p. N4v]

die propheten Ga naar margenoot* ende alle dat volc, ende seyden) Ga naar margenoot* Hi moet) die doot steruen,

9

waerom Ga naar margenoot* heeft hi) in des HEREN naem gepropheteert, ende Ga naar margenoot* heeft) geseit. Dit huys sal wesen als Silo is, Ga naar margenoot+ ende dese stadt sal woest worden, om datter niemant en is die daer in woonen sal? Ende alle tvolc vergaderde tegen Ieremiam in des HEREN huys.

10

Ende die princen van Iuda hoorden dese woorden, ende si quamen op wt des conincs huys, in des HEREN huys, ende si saten neder inden inganc van des HEREN nieuwe poorte.

11

Ende die priesteren ende die propheten spraken totten princen, ende tot al den volcke, ende seyden.

Dese man is dat oordeel des doots sculdich, want hy heeft ghepropheteert teghen dese stadt, also ghi ghehoort hebt met uwen ooren.

12

Ende Ieremias seyde tot alle den princen, ende tot alle den volcke seggende. Die HEERE heeft mi gesonden, dat ic tot desen huyse propheteren soude, Ga naar margenoot+ ende tot deser stadt, alle die woorden die ghi ghehoort hebt.

13

Nv hierom maect goet alle v wegen Ga naar margenoot* ende naersticheden) ende hoort des HEREN ws Gods stemme, ende den HERE sal berouwen dat quaet, dat hy teghen v ghesproken heeft.

14

Ende siet, ic ben in uwen handen, doet mi dat goet ende rechtuaerdich is in uwen oogen.

15

Ga naar margenoot+Maer nochtans weet ende bekent, Ist dat ghi mi doodet, so suldi onnosel bloet leueren teghen v seluen, ende tegen dese stadt, ende teghen die gheene die daer in woonen.

Want inder waerheyt heeft die HERE mi tot v ghesonden, dat ic alle dese woorden spreken soude in uwen ooren.

16

Ende die princen, ende alle tvolc seyden totten priesteren, ende den propheten. Dese man en heeft gheen oordeel der doot, Want hi heeft tot ons ghesproken in des HEEREN ons Gods naem.

17

Hierom stonden op die mannen vanden ouders des lants, ende seyden tot al der vergaderinge vanden volcke, sprekende

18

Micheas van Morasthin was in Ezechias des conincs van Iuda daghen een propheet ende hi seyde tot alle den volcke van Iuda, segghende.

Ga naar margenoot+ Dit seyt die HERE der heyrscaren. Men sal Sion ackeren als eenen acker, ende Ierusalem sal wesen tot eenen hoop van steenen, ende die berch van des HEEREN huys, tot hooge bosscen.

19

Verdoemde hem hier om ter doot, Ezechias die coninc van Iuda, ende al Iuda? En ontsaghen si den HERE niet, ende baden sinen aensicht? ende en wert den HERE niet leet dat quaet dat hi teghen hen gesproken hadde? Ende hierom en laet ons gheen groot quaet doen [kolom] teghen onse sielen.

20

Daer was ooc een man die propheteerde in des HEREN naem, Vrias Semei sone van Cariath Iarim, ende hy propheteerde teghen dese stat, ende teghen dit lant, na alle Ieremias woorden.

21

Ende die coninc Ioachim hoorde alle dese woorden, ende alle die machtige, ende sinen princen, ende die coninc sochte hem doot te slaen. Ende Vrias hoordet ende vreesde. Ende hi vloot, ende quam in Egipten.

22

Ga naar margenoot+Ende die coninc Ioachim sandt mannen in Egipten, Helnathan Achobors sone, ende mannen met hem in Egipten,

23

ende si brochten Vriam wt Egipten, ende si brochten hem tot den coninc Ioachim, ende hi doode hem metten swaerde, ende hi wierp zijn lichaem wt inden grauen vanden onedelen gemeynen volcke

24

Hierom was die hant van Aycham Saphans sone met Ieremias, datmen hem niet leueren en soude in des volcs handen dat si hem doot slaen souden.

§ Vanden houtenen ketenen, ende vanden boeyen diemen den .v. coningen seynden moeste, Ende si werden vermaent onderdanich te worden den Coninck Nabuchodonosor, oft anders so souden si moeten steruen.

margenoot+
A
margenoot*
th. ioakims

margenoot*
th. daden

margenoot+
B
margenoot*
th. morgens vroech ende naerstich

margenoot*
th. ende seyden tot al den volke.
margenoot*
th ghi moet

margenoot*
th. ghi hebt
margenoot*
th. hebt.
margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
th. ende uwe daden.

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken