Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dac .vij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde des HEEREN woort gheschiede tot mi seggende,

2

Ende ghi des menschen sone, Dit seyt die Ga naar margenoot* HERE God) vanden lande van Israel, Dat eynde coemt, dat eynde coemt, op die vier Ga naar margenoot* hoecken) vanden lande,

3

Nv coemt deynde op v, ende ic sal mijn gramscap op v seynden, Ende ic sal v oordeelen na uwe wegen Ende ic sal Ga naar margenoot* teghen v setten) alle uwe onmenschelijcke afgriselicheden,

4

Ende mijn ooge en sal op v niet sparen, ende ic en sal ws niet ontfermen, maer ic sal v wegen Ga naar margenoot* op v leggen, ende onmenschelijcke afgrijselicheden sullen int midden van v zijn, ende) ghi sult weten dat ic die HERE ben,

5

Dit seyt die Ga naar margenoot* HERE God) Een ongeluc coemt ouer dander ongeluc,

6

deynde coemt, dat eynde coemt, Het is ontwaect tegen v [kolom] siet, het coemt.

7

Ga naar margenoot+Die intwee wriuinge coemt op v, die int lant woonet, Die tijt coemt die dach des Ga naar margenoot* dootslachs) is bi, ende niet der heerlicheyt vanden bergen,

8

Nv, nv sal ic terstont mijn gramscap wtstorten op v, ende ic sal minen toorn aen v volbrengen, Ende ic sal v oordelen na uwen wegen, ende ic sal op v Ga naar margenoot* leggen) alle uwe misdaden,

9

Ende mijn ooge en sal v niet sparen, noch ic en sal niet ontfermen, Ga naar margenoot+ maer ic sal v wegen op v Ga naar margenoot* leggen) ende v onmenschelijc afgriselicheden sullen int midden van v zijn, ende ghi sult weten, dat ic de HERE ben die v slaet.

10

Siet, den dach, siet, hi coemt, Die bedroeftheyt is wtgecomen, Die roede is gebloeyt, die hoouardige is gegroeyt

11

Die ongerechticheyt is geworden een ongodlike roede, daer en is niet goets aen hen, ende aen haeren volcke, Ga naar margenoot* noch wt haren geluyde, ende in hen en sal geen ruste zijn.)

12

Die tijt coemt, die dach is genaect, die coopt hi en verblide niet, ende die vercoopt, en weene niet, want gramscap is op alle zijn Ga naar margenoot* volc,)

13

Hierom en sal die vercooper niet wederkeeren tot dien, dat hi vercocht heeft Ga naar margenoot* ende noch is inden leuenden haer leuen) Want dat gesicte en sal niet wederkeeren tot alle haer Ga naar margenoot* menichten,) Ga naar margenoot* ende een man en sal niet gesterct worden in die boosheyt zijn leuens)

14

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot* Trompet metter trompetten, laetse hen allen bereyden, ende) niemant en is die te strijde waert gaet, Want mijn gramscap is op al die menichte zijns volcs,

15

Dat swaert is buyten, ende die honger ende die pestilencie binnen Die inden acker is, hi sal metten swaerde steruen, ende die in die stadt zijn, sullen verteert worden metter pestilencie, ende metten hongher,

16

ende die van hen luyden vlieden, sullen worden behouden,

Ende si sullen op die bergen zijn, gelijck duyuen der dalen, ende alle zijn si veruaert yeghelijck in sine boosheyt,

17

Alle handen sullen Ga naar margenoot* ontbonden) worden, ende alle knien sullen vloeyen van wateren.

18

Ga naar margenoot+Ende si sullen hen toegorden met Ga naar margenoot* haren cleederen) ende vreese salse ouerdecken, Ga naar margenoot+ ende in elc aensichte sal scaemte zijn, ende op alle haer hoofden caluheyt,

19

Men sal haer siluer daer buyten worpen, ende haer gout sal zijn vuylen dreck.

Ga naar margenoot+ Haer siluer ende haer gout en salse niet moghen verlossen, inden daghe van des HEREN toorn, Si en sullen haer ziele niet versaden, noch haeren buyck en sal niet geuult worden, Want tis hen tot scande haerder Ga naar margenoot* boosheyt) geschiet,

20

Ende die vercieringe van haeren halsbanden setten si in hoouaerdicheden, Ende si maecten daer af de beelden van haeren onmenscelike afgriselicheden ende van haeren afgoden, Hier

[pagina Q3r]
[p. Q3r]

om ghaf ick hen dit tot in onreynicheyt,

21

ende ick sal dat gheuen in vremder luyden hant, om te roouen, ende den ongodlijcken vanden lande tot rooue, ende si sullen dat besmeten.

22

Ga naar margenoot+Ende ic sal mijn aensicht van hen keeren, ende si sullen mijn Ga naar margenoot* secreten) besmetten, ende daer in sullen roouers comen, ende besmettent,

23

Maect een slot, want dat lant is al vol vanden oordeele des bloets, ende die stadt is vol boosheyts.

24

Ende ick sal die alder quaetste vanden heydenen by brenghen, om haer huyssen te besitten, Ende ick sal doen rusten der machtiger hoouaerdicheyt, ende si sullen haer heylige plaetse besitten.

25

Als dat verdriet op hen comen sal, so sullen si den vrede soecken, ende daer en sal gheenen zijn.

26

Verstooringe sal op verstooringe comen, ende gerucht op gheruchte ☞ Ende si sullen soeken een visioen vanden propheeet, ende die wet sal te niet ghaen, vanden priester, ende die raedt vanden ouders.

27

Die coninck sal weynen. Ende die princen sullen droefheyt aen doen, ende des volcs handen vanden lande sullen Ga naar margenoot* verstoort) worden. Ick sal hen doen nae haeren wech, ende na haer oordeel, sal ickse oordeelen, dat si weten sullen, dat ic die HEERE ben.

§ Hoe die ghelijckenisse Gods openbaerde, Ende vanden doorboorden wandt. Ende vanden mannen die oostwaerts aenbaden. Ende wat dat volck dede verweckende God tot gramschap.

margenoot+
A

margenoot*
h. heerscappende here
margenoot*
th. vluegelen

margenoot*
h. v vergelden

margenoot*
h. v vergelden ende uwe afgriselicheyt thoonen dat

margenoot*
h. heerscappende heere

margenoot+
B
margenoot*
h. iammers

margenoot*
th. verghelden

margenoot+
C
margenoot*
th. verghelden ende ick sal v uwen afgriselicheyt thoonen

margenoot*
th. noch aen alle thaere daer en is niemant onder hen die hen trecke tot beteren

margenoot*
th. rijcdom

margenoot*
h want hem en sal so lange hi noch te leuen heeft, niet gebreken
margenoot*
th. haue
margenoot*
h. daerom dat hem niemandt om zijns leuens wille in sine misdaet en starcke

margenoot+
D
margenoot*
th. Men heuet wel zeere met basoenen gheblasen, ende alle dinc bereyt, maer

margenoot*
h. verslagen

margenoot+
E
margenoot*
th. sacken.
margenoot+
Esa xv.a. Sopho. i d

margenoot+
F
margenoot*
h. misdaet

margenoot+
G
margenoot*
h. schatten

margenoot*
th. verschrict

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken