Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde des HEEREN hant was op mi, ende hi leyde mi wt, inden gheest des HEEREN, ende hi liet mi int midden van een velt, dat vol ghebeents was,

2

ende hi leyde mi alom door die beenderen int ronde, Want al daer wasser zeer vele op dat aengesichte des velts, ende zeer drooge.

3

Ende hi seide tot mi, Des menschen sone, Meyndi dat dese beenderen sullen leuen? Ende ic seide Ga naar margenoot* HEERE Godt), ghi wetet.

4

Ende hi seide tot mi, Propheteert Ga naar margenoot* van desen beenderen, Ende ghi sult hen seggen, Drooge beenderen, hoort des HEEREN woort.

5

Dit seit die Ga naar margenoot* HEERE God) desen beenderen, Siet, ick sal in v seyden, eenen Ga naar margenoot* gheest) ende ghi sult leuen,

6

Ende ic sal op v zenuwen geuen ende ic sal op v doen vleesch wassen, ende ick sal daer bouen aen v een vel wtspreyden, ende ic sal eenen Ga naar margenoot* geest) geuen, ende ghi sult leuen, ende ghi sult weten, dat ic de HEERE ben.

7

Ga naar margenoot+Ende ic proheteerde, also hi mi beuolen had, Ende doen ic propheteerde, so wert een geluit gemaect ende siet, daer wert een beroeringe, Ende die beenderen gingen totten beenderen, elc aen zijn lit.

8

Ende ic sach, ende siet, Op hen quamen zenuwen ende vleesch, ende daer bouen wert op hen een vel gespreyt, ende si en hadden noch geenen Ga naar margenoot* geest)

9

Ende hi seide tot mi, Propheteert Ga naar margenoot* totten gheeste) propheteert, o menschen sone, ende ghi sult Ga naar margenoot* totten gheest) seggen, Dit seyt die Ga naar margenoot+ HERE God, Gheest) coemt vanden vier winden, ende blaest in op dese verslagene, ende laetse weder leuende worden,

10

Ende ic propheteerde, also hi mi hadde beuolen, Ende in hen Ga naar margenoot* quamen die gheesten) ende si leefden, ende si stonden op haer voeten, een ouer groot heyr.

11

Ga naar margenoot+Ende hi seide tot mi, Des menschen sone, dese beenderen zijn alle thuis van Israel, siet, si seggen, Onse beenderen zijn verdroocht, ende onse hope is vergaen, ende wi zijn afgesneden

12

Hierom propheteert, ende segt tot hen, Dit seit die Ga naar margenoot* HERE God) Siet, ic sal uwe grauen op doen, o mijn volc, ende ic sal v leiden wt uwe grauen, Ga naar margenoot+ ende ick sal v leyden in uwe lant van Israel,

13

ende ghi sult weten, dat ic die HERE ben, Als ic v grauen op sal hebben ghedaen, ende als ic v wtgeleyt sal hebben wt uwen grauen, o mijn volc,

14

Ende als ic minen geest in v ghegheuen sal hebben, ende ghi leuen sult, [kolom] Ga naar margenoot+ Ende ic sal v doen rusten op v lant, Ende ghi sult weten, dat ict die HEERE gesproken hebbe ende hebt gedaen, seyt die Ga naar margenoot* HEERE God.)

15

Ende des HEREN woort geschiede tot mi seggende,

16

Ende ghi des menschen sone, neemt v een hout, ende scrijft daer op Iuda, ende die kinderen van Israel, ende sine gesellen. Ende neemt dan een ander hout, ende scrijft daer op Ioseph Ephraims hout, ende al dat huis van Israel, ende alle zijn gesellen.

17

Ende die houten suldi voegen deen aent andere v tot eenen houte Ga naar margenoot* Ende tot een vergaderinge sullen si in v hant zijn)

18

Ende als ws volcs kinderen, tot v seggen sullen, sprekende, En gheefdy ons niet te kennen, wat ghi met die houten wilt?

19

So suldi tot hen seggen, Dit seit de Ga naar margenoot* HERE God) Siet, ic sal tot mi nemen Iosephs hout, dwelc in Ephraims hant is, ende die geslachten van Israel die met hem tsamen geuoecht zijn, ende ic sal die te gader geuen met Iuda houte, ende ick salse maken tot een hout, ende si sullen een hout zijn, in zijn hant.

20

Ende die houten daer ghi op gescreuen hebt sullen voor haer oogen in v hant zijn,

21

ende ghi sult tot hen seggen, Dit seit die Ga naar margenoot* HERE God) Siet, ic sal aennemen die kinderen van Israel vant midden der Ga naar margenoot* geslachten) daer si toe wech gegaen zijn, ende ic salse van allen siden vergaderen, ende ic salse brengen tot haer lant,

22

Ende ic salse een volc maken int lant, Ga naar margenoot+ op die bergen van Israel, Ende een coninc sal bouen hen allen regeren, ende en sullen voortmeer geen twee volcken zijn, noch si en sullen niet meer gedeelt worden in twee riken.

23

Noch si en sullen voortmeer niet besmet worden met haeren afgoden, ende met haeren afgriselicheden, ende met al haer boosheden, Ende ic salse behouden maken van al haer Ga naar margenoot* setelen) daer si in sondichden, ende ic salse suiueren

Ga naar margenoot+ Ende si sullen mi een volc zijn, ende ic sal hen een God zijn.

24

Ende dauid mijn knecht, sal ouer hen een coninc zijn, ende daer sal een herder ouer hen allen zijn, Si sullen wandelen in mijn oordeelen, ende si sullen mijn Ga naar margenoot* geboden) bewaren ende doense.

25

Ende si sullen woonen opt lant, dat ic Iacob minen knechte gaf, daer uwe vaderen in woonden, Ende si sullender op woonen, si ende haer kinderen, ende haer kinder kinderen, tot inder eewicheyt. Ende Dauid mijn knecht, sal haer prince zijn inder eewicheyt

26

Ende ick sal hen slaen dat verbont vanden vrede, een eewich verbont salt hen zijn, Ende ick salse funderen ende vermenichfuldigen, ende ic sal mijn Ga naar margenoot* heilicheden) geuen int midden van hen inder eewicheit.

27

Ende mijn wooninge sal bi hen zijn ende ick sal hen een God zijn, ende si sullen mijn volc zijn.

28

Ende die heidenen sullen weten, dat ic die HEERE ben, Israels heylichmakere,

[pagina S2r]
[p. S2r]

als mijn Ga naar margenoot* heylichmakinge) int midden van hen zijn inder eewicheyt.

§ Dat woort Gods teghen Gog ende Magog, Ende van haerder vernielinghe. Ende van die sonde des volcs.

margenoot+
A

margenoot*
h. heerscappende heere

margenoot*
th. op dese beenderen

margenoot*
h. heerscappende heere
margenoot*
theb. adem

margenoot*
theb. adem

margenoot+
B

margenoot*
theb. adem

margenoot*
theb. totter lucht
margenoot*
theb. totter lucht
margenoot+
h. heerscappende heere O lucht

margenoot*
the. quam die adem

margenoot+
C

margenoot*
h. heerscappende heere
margenoot+
D

margenoot+
E
margenoot*
h. heerscappende heere

margenoot*
the. ende tsal in uwe hant maer een hout worden

margenoot*
h. heerscappende heere

margenoot*
h. heerscappende heere
margenoot*
th. heidenen

margenoot+
F

margenoot*
th. wooninghen
margenoot+
G

margenoot*
theb. zeden

margenoot*
th. heylichdom

margenoot*
th. heylichdom

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken