Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DOen Ephraim sprac Ga naar margenoot* viel die vreese op Israel) ende heeft aen Baal gesondicht, ende hi is gestoruen.

2

Ende si hebben nv daer toegedaen, ende gesondicht, ende si hebben van haeren siluere een gegoten beelt gemaect na die gelikenisse haerder afgoden, dat niet dan wercken der constenaren en zijn. Ga naar margenoot+

Ga naar margenoot+ Tot desen seggen si. Ghi menschen, offerende aenbidt de calueren.

3

Daerom sullen si als een morgen wolcke zijn, ende voorby gaende, als een morgen dauwe, Ende als stof dat op genomen wort vanden stormenden wint vanden vloer, ende als eenen rooc des scoorsteens.

4

Ic ben die HERE v God, wt den lande van egipten aen, ende ghi en sult gheenen God bekennen behaluen mi, Ende daer en is gheen behouder anders dan ic.

5

Ic heb v inder woestinen ghekent, in dat Ga naar margenoot* woeste) landt.

6

Bi haer weyden zijn si veruult ende versaet, Ga naar margenoot+ Ende si hebben haer herte verheuen, ende hebben mijns vergeten.

7

Ende ic sal hen als een Ga naar margenoot* leeuwinne) zijn, Ga naar margenoot+ ende als een Ga naar margenoot* lupaert) inden wech van Assyrien.

8

Ic sal hen als een beer die zijn ionghen genomen zijn, te gemoete loopen, ende ic sal dat Ga naar margenoot* binnenste haerder leueren) verscoeren. Ende ic salse daer vernielen ghelijc een leeu, Die beesten des ackers salse deylen

9

Ga naar margenoot* V verderffenisse o Israel, v behoudenisse is alleen in mi)

10

Waer is v Coninc? Nv laet hem v aldermeest behoeden, in alle uwen steden. Ga naar margenoot+ Ende v rechters, dat ghi spraect. Geeft mi eenen coninc, ende gheeft mi princen?

11

Ga naar margenoot* In mijnder gramscap sal ic v een coninc gheuen ende in mijnder gramscap weder afnemen).

12

Ephraims boosheyt is tsamen ghebonden, zijn sonde is verborgen.

13

Op hem sullen die smerten comen, van eender vrouwen die baert Hi is een onwijs sone, Want hy sal in dye Ga naar margenoot* verdruckinghe der sonen) niet staen mogen

14

Ic salse van die handt Ga naar margenoot* des doots) verlos-[kolom]sen, vander doot sal icse verlossen. Ga naar margenoot* O doot ic sal v doot zijn, o helle ic sal uwen beet zijn Van mijn oogen is die troostinge verborgen

15

want hi tusschen die broederen Ga naar margenoot* deelet). Die HERE sal daer om eenen bernenden wint brengen, opclimmende vander woestinen, ende sal zijn aderen verdroogen, ende zijn fonteynen verderuen, ende den scat der begeerliker baten sal hi wechnemen.

§ Hoe Samarien vernielt sal worden, ende vermaent tot god te keeren, ende hem te belijden. Ende den bekeerden veel goets beloeft hi, ist dat si niet weder en keeren tot sonden

margenoot+
A
margenoot*
th. datmen daer af beefde wert hy een here in Israel.

margenoot+
Esa. xliij.b
margenoot+
B

margenoot*
moyelic

margenoot+
C

margenoot*
th. lupaert
margenoot+
Pro. xvij.b
margenoot*
th. panther

margenoot*
th. haer verstoct herte

margenoot*
th. O israel ghy hebt v seluen verdoruen, want ick ben alle wege in uwer hulpe gheweest

margenoot+
D

margenoot*
th. Doen gaf ic v eenen coninc in mijnder gramscap ende in mijnder gramscap sal ic hem weder wech nemen

margenoot*
th. moederstede der kinderen.

margenoot*
th. der helle
margenoot*
th. O doot waer is uwe plage, o helle, waer is uwe prickel, Ende dit en sal mi nemmermeer berouwen.

margenoot*
th. verwildinge maket

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken