Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Cap.

1

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot* WEe der verwectster ende verloste stat ende duyue)

2

Si en wilde niet hooren die stemme, ende en wilde niet ontfanghen leeringhe, Si en wilde niet betrouwen inden HEERE, si en wilde niet genaken tot haeren Godt.

3

Haer princen zijn int midden van hen, als briesschende leeuwen. Haer rechters als woluen, en lieten niet ouerbliuen, van tsauonts totten morgen.

4

☞ Haer propheten Ga naar margenoot* rasende mannen ongheloouich.) Haer priesters hebben besmet dat heylichdom, si hebben onrechtuaerdelijc gedaen tegen die wet.

5

Die rechtuaerdige HERE int midden van hen, en sal niet onbehoorlijcs doen. Ga naar margenoot* Vroech, vroech) sal hi zijn oordeel geuen tot een licht, Ga naar margenoot* ende ten sal niet verborgen worden.) Maer die boose en heeft niet willen weten van die bescamenisse

6

Ick hebbe vernielt die volcken, ende haer Ga naar margenoot* hoeken) zijn verstroyt. Ga naar margenoot+ Ic heb haer wegen woest gemaect, want niemant en isser die daer door gaet. Haer steden zijn verdoruen, ende gheen man en is daer ghebleuen, noch inwoonder.

7

Ick Ga naar margenoot* heb geseyt, Nochtans sult ghi mi ontsien) ghi sult nemen leeringe met castijnghe. Op dat haer wooninge niet en soude vergaen, om al die dingen daer icse mede versocht heb Nochtans vroech opstaende, hebben si al haer gedachten quaet gemaect.

8

Daerom seyt die HERE, verwacht mi inden dach Ga naar margenoot* mijnder verrijssenisse int toecomende) want mijn oordeel is, dat ic vergaderen sal die volcken, ende ic sal vergaderen die conincrijcken, Ende ic sal op hen storten mijn gramschap, al den toorn mijnder grmscap. ☞ Want al die werelt sal worden verslonden, Ga naar margenoot+ doort vier mijns toorens,

9

Want dan sal Ga naar margenoot* ic geuen den volcke een wtuercoren lippe) op dat si al sullen aenroepen des HEREN naem ende hem met eender scoudere dienen.

10

Ga naar margenoot* Van ouer die riuiere van Moorenlant, sullen mijn ootmoedige sonen mijnder verstroyder, mi gauen brengen)

11

Ghi en sult niet worden bescaemt in dien dach van al uwe vindingen, met welcken ghi ouergetreden hebt aen mi. Want dan sal ic wech halen van v midden, die Ga naar margenoot* grootsprekers uwer hoouaerdijen) ende ghi en sult niet meer dencken verheuen te worden van minen heylighen berch.

12

Ende ick sal laten onder v een een arm volck, ende behoeftich, ende die sullen hopen inden naem des HEEREN.

13

Die ouerbleue van Israel en sullen niet meer boosheyt doen, noch en sullen gheen luegentael spreken, ende een arghelistighe tonghe en sal niet gheuonden worden, in haeren mondt, [kolom] Ga naar margenoot+ Want si sullen geuoet worden, ende sullen rusten, ende niemant en sal zijn diese veruaeren sal

14

O dochter van Sion, louet, o Israel verbliijt v o dochter van Ierusalem, weest vrolijck, ende verblijt in al uwer herten.

15

Die HERE heeft wech genomen v Ga naar margenoot* oordeel) ende heeft v vianden afghekeert. Die coninck van Israel die HERE, is midden onder v, ghi en sult voort meer tquaet niet vreesen.

16

In dien dach sal worden gheseyt tot Ierusalem, Sion, En wilt niet vreesen, v handen en laet v niet Ga naar margenoot* ontbreken)

17

Die HERE v God is Ga naar margenoot* sterc int midden van v, die sal v gesont maken) Hi sal verbliden op v in vrolicheyt, hi sal Ga naar margenoot* swighen in uwer liefden) ende sal verbliden op v in loue

18

Ga naar margenoot* Ick sal verghaderen die lueghenaers, die wech geghaen waren vander wet, want si wt v waren, op dat ghi voortmeer niet en hebt lachtere van hen)

19

Siet, ick sal dootslaen alle die v ghepijnt hebben in dier tijt, Ende ick sal gesont maken den hinckenden, ende ic sal vergaderen die wtgheworpen was, Ende ick salse Ga naar margenoot* setten tot loue, ende tot eenen naem, in alle landen haerder bescamenisse)

20

In dier tijt sal ick v hier brenghen, ende in dier tijt sal ick v vergaderen, seyt die HEERE, ick sal v tot eeren brenghen, ende hoochlijc maken onder alle volcken des aertrijcs, als ic sal bekeert hebben uwe geuanckenisse voor v ooghen.

§ Hier eynt die propheet Sophonias.

margenoot+
A
margenoot*
h. Hey hoe is die stadt die eender duyuen ghelijc was so onsuyuer, ende besmet gheworden

margenoot*
h. zijn lichtuaerdich, ende hebben verloopen vrouwen

margenoot*
the. Alle morgen
margenoot*
th. dien niet en gebreect

margenoot*
th. torrens
margenoot+
B

margenoot*
th. Ic seyde ghi sult mi alleen ontsien.

margenoot*
the. dat ick opstaende vergadere
margenoot+
C

margenoot*
the ict omwenden ende der volcken lippen reynighen.

margenoot*
h. Men sal mij aenbidders ende die dochteren mijnder verstroeyder ouer ghene zyde des vloets, des Moorenlants, tot enen spijsoffer brengen

margenoot*
the. die hen uwer heylicheyt ouernemen

margenoot+
D

margenoot*
th. straffinghe

margenoot*
the. moede worden

margenoot*
th. een stercke die helpen can.
margenoot*
the. v om zijnder liefden wille ouersien.

margenoot*
h. Die welcke hen van die hooghe feeste afgetrocken hebben die sal ic te nyete doen, op dat ghi der ontslagen weest daer ghi om versmaetheyt moet liden.

margenoot*
h. louelijck maken, ende ter eerren brengen in alle landen daer si te voren in tot scanden ghecomen zijn


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken