Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+SIet die daghen comen, seyt die HERE, ende v roouen sullen wtgedeelt worden in v middel,

2

Ende ic sal vergaderen alle volcken tot Ierusalem tot eenen strijt, Ende die stadt sal gewonnen worden, ende die huysen sullen Ga naar margenoot* ver

[pagina Y3r]
[p. Y3r]

doruen) worden, ende die vrouwen sullen vercracht worden, Ende dat half deel der stadt sal wtgaen in gheuanghenisse, Ende dat ander volck, en sal niet ghenomen worden wt der stede.

3

Ende die HEERE sal daer na wt gaen, ende sal strijden teghen die Heydens, so hi ghestreden heeft inden dach des strijts,

4

Ende zijn voeten sullen staen in dien dach, op den berch van Olyueten, die teghen Hierusalem totten Oosten is, Ende die berch van Olyueten Ga naar margenoot* sal ghedeelt worden van zijn half deel totten Oosten, ende totten Westen, met een zeer groote schoere,) Ende die helft des berchs sal ghescheyden worden totten Noorden, ende die helft totten Zuyden,

5

ende ghi sult vlieden totten dale Ga naar margenoot* haerder) berghen, Ga naar margenoot+ want dat dal der berghen sal Ga naar margenoot* worden te samen gheuoecht totten naesten,) Ende ghi sult vlieden, so ghi vloot vanden aensichte der aertbeuinghen inden daghe Ga naar margenoot* Osie) des Conincs van Iuda, Ende die HEERE mijn God, sal so comen, ende alle heylighen Ga naar margenoot* met hem.)

6

Ende tsal zijn, dat in dien dach, en salt niet licht zijn, maer Ga naar margenoot* coude ende vorst)

7

Ende eenen dach salt zijn, die den HEERE alleen bekent is, niet dach, noch nacht en salt zijn, ende inden tijt des auonts, salt licht zijn.

8

Ende tsal zijn, in dien dach sullen leuende wateren wt gaen van Hierusalem. Die helft der wateren, tot die Oosterse zee, ende die helft tot die achterse zee, Si sullen inden somer zijn, ende inden winter.

9

Ende die HEERE sal Coninck zijn op alle aertrijck, In dien dach salt een HEERE zijn, ende hi en sal maer eenen naem hebben.

10

Ende alle dat aertrijcke sal Ga naar margenoot* weder keeren tot die woestyne toe, vanden hueuel Remmon, totten Zuyden van Ierusalem, Ende sal worden verheuen, ende sal bewoont worden in haer plaetse,) van die poorte Ben Iamin aen, tot die plaetse der eerster poorten, ende tot die poorte der hoecken, ende vanden thorre Ananehel, tot die wijnperssen des Conincs,

11

Ende si sullen aldaer woonen, ende gheen verbannen en sal meer zijn. Maer Ierusalem sal vrij sitten.

12

Ende dit sal die plaghe zijn, met welcke die HEERE, alle volcken slaen sal, Ga naar margenoot+ die teghen Ierusalem ghestreden hebben.

Het vleesch van eenen yeghelijcken op zijn voeten staende, sal verdwijnen, ende zijn ooghen sullen te samen verdwijnen in haeren gaten, ende zijn tonghe sal in sinen mont verdwijnen.

13

In dien dach sal een groot gheruchte des HEEREN onder hen zijn, Ende Ga naar margenoot* een man) sal aenuanghen die hant zijns [kolom] naesten, ende zijn hant sal tsamen strijden, op die hant zijns naesten.

14

Maer oock Iudas sal teghen Ierusalem strijden, Ende die rijckdommen alder volcken sullen vergadert worden inden omganck, gout, ende siluer, ende cleederen vele ghenoech.

15

Ende so sal die val des paerts zijn, ende des muyls ende des cameels, ende des ezels, ende alle der beesten die gheweest zijn in dien heyrlegher, Ga naar margenoot+ als Ga naar margenoot* dese val,)

16

Ende alle die ouerblijuen sullen van allen volcken, die teghen Ierusalem ghecomen zijn, sullen opclimmen van iaer tot iaer, om aen te bidden den Coninck den HEERE der heyrscharen, ende te vyeren die feestdaghen der loouer tenten.

17

Ende het sal zijn, die niet op en climt vanden gheslachten der aerden tot Ierusalem, om te aenbidden den Coninck den HEERE der heyrscharen, dat op hem en sal gheenen reghen zijn.

18

Ga naar margenoot+Ende ist sake dat die Ga naar margenoot* familie) van Egypten niet op en climt, ende niet en coemt, noch op hem en sal gheenen reghen zijn, Maer het sal den Ga naar margenoot* val zijn) daer die HEERE alle volcken mede slaen sal, die niet op en climmen, om te vyeren die feestdaghen der loouer tenten.

19

Dat sal zijn die sonde van Egypten, ende dat sal die sonde van allen volcke zijn, die niet op en climmen, om te vyeren die feestdaghen der loouer tenten.

20

In dien daghe salt zijn, dat op den thoom des paerts is, sal heylich zijn den HEERE, Ende die metalen potten inden huyse des HEEREN, sullen zijn als Ga naar margenoot* flessen bi) den outaer,

21

Ende alle metalen pot in Ierusalem, ende in Iuda, sal den HEERE der heyrscharen gheheylicht zijn. Ende si sullen alle comen offerende, ende si sullen daer af nemen, ende koken daer in. Ende in dien dach, ☞ en sal gheen coopman meer zijn inden huyse des HEEREN der heyrscharen.

§ Hier eynt die Propheet Zacharias.

margenoot+
A

margenoot*
h. gheplundert.

margenoot*
th. in twee splijten teghent oosten ende teghent westen, dat een zeer groot dal zijn sal

margenoot*
h. mijnder
margenoot+
B
margenoot*
h. tot Azal toe reycken
margenoot*
the. Vzia.
margenoot*
th. sullen by v zijn.

margenoot*
h. dompich ende doncker.

margenoot*
th. ende Gibea dat aen Rimon leet sal een blacvelt worden ende gelijc den zuyt syden van Ierusalem, Ierusalem sal hooge liggen, ende aen haer oude plaetse beseten worden.

margenoot+
C

margenoot*
h. een yeghelijck.

margenoot+
D
margenoot*
th. dese plaghe.

margenoot+
E
margenoot*
th. dat gheslachte.
margenoot*
the. sal so geplaecht worden.

margenoot*
h. besprenc becken voor


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken