Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina Y3v]
[p. Y3v]

§ Hier beghint die Proheet Malachias.

§ Vanden woorde Gods, dwelck den ongodlijcken eenen last is. Hoe God seyt, dat hi Iacob vercoos, ende Esau verwerp. Ende dat God straft die verworpene, wat si voornemen. Ende God die Priesters strafte, dat si hem niet en eerden als eenen vader ende vreesden als eenen heere, ende dat si hem besmet brootoffer offerden. Ende datmen hem bidden sal. Ende dat si den Godsdienst sonder loon niet en deden. Ende dat Gods naem groot is onder den wtuercoren Heydenen.

§ Dat eerste Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIe last des woorts des HEREN tot Israel, in die hant Malachie des Propheten.

2

Die HEERE seyt, Ick heb v lief ghehadt, Ende ghi hebt gheseyt, Waer inne hebdy ons lief ghehadt? Die HERE seyt, En was Esau niet Iacobs broeder? Ga naar margenoot+ Ende ick heb Iacob lief ghehadt,

3

maer Esau ghehaet, Ende ick heb ghesedt Ga naar margenoot* Seir zijn berghen in verlatenisse, ende zijn erffenisse tot draecken des woestijns)

4

Ende ist sake dat Idumeen segghen sal, wi zijn verdoruen, Maer weder keerende sullen wi timmeren, die Ga naar margenoot* dinghen die verdoruen zijn,) So seyt die HERE der heyrscharen, Dese sullen timmeren, ende ick salt afbreken, ☞ Ende si sullen gheheeten worden, palen der ongodlicheyt, een volck, op dien die HERE toornich is tot inder eewicheyt.

5

Ende uwe ooghen sullent sien, ende ghi sult segghen, Die HEERE moet groot ghemaect worden, op die palen van Israel.

6

Ga naar margenoot+Die sone eert den vader, ende die knecht sinen heere, Hier om, ist sake dat ick die vader ben, waer is mijn eere? Ende ist sake dat ick die HEERE ben, waer is mijn vreese? seyt die HERE der heyrscharen? tot v, o ghi Priesteren die minen naem versmaet, ende ghi hebt gheseyt, Waer mede hebben wi uwen naem versmaet?

7

Ghi offert op minen outaer besmet broot, Ende ghi segt, Waer mede hebben wi v besmet? Daer mede dat ghi segt, Die tafel des HEREN is versmaet,

8

Oft ghi een blinde offert om te dooden ten offer, en ist niet quaet? Ende oft ghi offert een hinckende, oft een siecke, en ist niet quaet? Offert dat uwen Hertoghe, oft hem behaghet oft ontfanct hi v aensicht? seyt die HERE der heyrscharen.

9

Ga naar margenoot+Ende nv bidt toch voor dat aensicht Gods, dat hi uwer ontfermen wille Want van uwer hant is dit gheschiet, oft hi v aenschijn in eeniger manieren ontfanghen wilde? seyt die HERE der heyrscharen.

10

Wie is onder v, die die dueren sluyt, ende ontsteect minen outaer om niet sonder loon? Die HEERE der heyrscharen seyt, [kolom] minen wille en is niet tot v, ende ick en sal gheen Ga naar margenoot* gaue) van uwer hant ontfanghen.

11

Ga naar margenoot+Want vanden opganck der Zonnen totten onderganck, Ga naar margenoot+ is minen naem groot onder den Heydenen, Ende in allen plaetsen wort minen naem Ga naar margenoot* gheheylicht, ☞ ende gheoffert een suyuer offerhande,) want die HEERE der heyrscharen seyt, minen naem is groot onder den Heydenen,

12

Ende ghi hebt dien ontheylicht daer in dat ghi segt, die tafel des HEREN is besmet, Ga naar margenoot+ ende Ga naar margenoot* datter op gheset wort, is versmadelijck metten vyere, dattet verslint.)

13

Ende ghi hebt gheseyt, Siet Ga naar margenoot* vanden arbeyt, ende ghi hebt dat wtgheblasen) seyt die HEERE der heyrscharen, Ende hebt mi inghebracht vanden rooue, hinckende ende crancke, Ende hebt Ga naar margenoot* een gaue) inghebracht. Sal ick dien ontfanghen van uwer hant, seyt die HERE der heyrscharen,

14

Vermaledijt moet zijn die bedriegher, die een manneken heeft in zijn cudde, ende doende zijn ghelofte, offert den HERE dat crancke, Want ick ben een groot Coninck, seyt die HERE der heyrscharen, ☞ ende minen naem is verschrickelijck onder den Heydenen.

§ Hi vertelt zijn beuel totten Priesters, ende roeptse tot berou, ter herten, dat si die eere God gheuen souden. Ende die wederspannighe dreycht hi, ende vertelt haer verbont, ende van des volcs sonden, ende vanden scheybrief.

margenoot+
A

margenoot+
Roma. x.c

margenoot*
th. zijn gheberchte woeste ende zijn erfdeel tot draecken woestijne ghemaket.

margenoot*
h. die woestijne.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot*
th. spijsoffer.

margenoot+
D
margenoot+
Psal. cxij. psal. xciiij.
margenoot*
h ruecwerc ontsteken, ende een suyuer spijsoffer gheoffert.

margenoot+
Amos. v.f
margenoot*
the. zijn vrucht is verachtelijck te eten.

margenoot*
th. het is te mager, ende ghi hebbet wech gheblasen.
margenoot*
h. oock een spijsoffer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken