Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .vi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die Coninc Antiochus doorwandelde die bouenste lantschappen, Ende hoorde dat in Persen was een alte edele stadt Elimaiden genaemt, zeer rijc, van siluer ende van gout,

2

ende daer was een alte rijcken tempel binnen, ende daer binnen gouden halsbergen, ende schilden, ende ghulden gordinen, die Alexander daer liet, Philippus sone die coninc van Macedonien, die eerst in Griecken lant regeerde,

3

Ende hi quam, om die stadt te winnen, ende te beroouen, maer hi en constet niet, Want die van binnen wistent,

4

ende trocken teghen hem wt ten strijde, ende hi vloot, ende reysde wech met grooter droefheit, ende keerde weder tot Babilonien.

5

Ende een quam in Persen, ende bootscapte hem, dat die heyrscare veriaecht was, die in Iuda gegaen was

6

ende dat Lisias eerst gewroken was met starcker macht, ende hi wert veriaecht vander Ioden aensicht, ende zijn vroom geworden in wapenen ende in crachten, ende in veel roofs, dien si gewonnen hebben vanden heyre, dat si verslagen hebben,

7

Ende omgeworpen hadden, die afgriselicheyt die hi gemaect ende getimmert hadde opten altaer, die in Ierusalem was, ende dat si die heylicheit omgemuert hadden met groo-

[pagina Z1v]
[p. Z1v]

ten hooghen mueren, also si te voren was, ende oock Betsuram zin stadt.

8

Ende tis geschiet doen die coninc dese redenen hoorde, dat hi vreesde hem, ende wert zeer gestoort, Ga naar margenoot+ ende hi viel in zijn bedde, ende van droefheyt viel hi in een siecte, dattet niet geschiet en was, also hi gedacht hadde,

9

Ende hi was daer vele dagen, want die groote droefheit in hem vernieut was, ende waende dat hi steruen soude,

10

Ende hi riep al zijn vrienden, ende seyde hen, Den slaep is van minen oogen gegaen, ende van sorgen ben ic neder geuallen int herte,

11

Ende ic heb geseyt in mijnder herten, In hoe grooten verdriet ben ic gecomen, ende in wat vloet der droefheyt, daer ic nv in ben, die vrolijck was, ende bemint in mijnder macht,

12

Maer nv gedencke ic des quaets, dat ic in Ierusalem dede, van daer ic wech voerde, al die silueren ende gulden roouen, die daer binnen waren, ende sandt, datmense wech doen soude die in Iudeen woonen souden, sonder sake,

13

Hierom weet ick nv, dat mi, dit quaet ouer comen is, ende siet, ick vergae van grooter droefheyt, in een vremt lant.

14

Ende hi riep Philippum eenen van sinen vrienden, ende hi sette hem bouen alle zijn conincrijc,

15

Ende gaf hem zijn croone, ende zijn cleet, ende sinen vingerlinc, om dat hi halen soude Antiochem sinen sone, ende op voeden, dat hi regeren soude.

16

Ende Antiochus die coninc starf daer in den hondersten ende negen ende veertichsten iare.

17

Ende Lysias vernam, dat die coninck doot was, ende hi dede Antiochum sinen sone een iongelinick dien hi voede, regeren, ende hi hiet sinen naem Eupator.

18

Ende die ghene die in die borcht van Dauids stadt waren, Ga naar margenoot+ besloten Israel al om ende om der heyliger stadt, ende sochten hen altoos quaet totter heidenen vestinge,

19

Ende Iudas dacht die te verderuen, Ende hi vergaderde al dat volc, om dat hise beleggen soude,

20

Ende si vergaderden te gader, ende si beleydense te gader, ende si beleydense inden hondersten ende vijftichsten iare, Ende si maecten boghen ende schransen,

21

Ende eenighe vanden ghenen, die belegen waren, gingen wt, ende eenige ongodlijcke van Israel geselden hen met dien,

22

ende ghingen totten coninc, ende seyden, hoe lange en oordeeldy, ende en wreket ghi onse broederen niet?

23

Wi hadden voor ons genomen uwen vadere te dienen, ende in sine gheboden te wandelen, ende zijn beuel te houden,

24

ende ons volcs sonen zijn hierom van ons veruremt, Ende al diemen van ons vant, die sloechmen doot, ende [kolom] onse erffenissen worden berooft,

25

Ende si en hebben haer handen niet alleen aen ons wtgesteken, maer ooc aen al onse lantpalen,

26

Ende siet, si zijn huyden getrocken voor die borcht in Ierusalem, ende si hebbense belegen, ende dat bolwerc in Bethsura hebben si vast gemaect

27

Ende en verwonde ghise niet haestelijc, so sullen si noch meerder dinghen doen, dan dit, Ende ghi en sultse niet mogen verwinnen.

28

Doen die coninc dit hoorde, wert hi toornich, ende vergaderde alle zijn vrienden, Ga naar margenoot+ ende die princen van zijn heyr, ende alle die ghene die bouen die reysenaers waren,

29

Ende hem quamen ooc toe gehuerde heyren van anderen rijcken, ende eylanden der zee,

30

Ende dat getal was van sinen heyr, hondert duysent mannen te voete, ende twintich duysent rosuolcs, ende tweendertich Elephanten die geleert waren ten strijde,

31

Ende si quamen door Idumeen, ende si trocken aen tot Bethsuram ende si bestredense veel dagen, ende si maecten schransen, Ende die vander stadt quamen wt, ende verbrandense metten viere, ende vochten manlijc.

32

Ende Iudas troc vander borcht, ende brac op den leger tot Bethzacharan, tegen des conincs heyr.

33

Ende die coninc stont op voor den dage, ende verwecte die heyren tot eenen oploop, tegen den wech van Bethzacharan. Ende die heyren quamen te samen bi malcanderen om te strijden, ende trompten met Basoenen

34

Ende si thoonden den Eliphanten dbloet van druyen, ende Moerbesien, ende om dat sise fel maken souden ten strijde,

35

ende deelden die beesten aen die legioenen, ende neuen elcken Eliphant waren thien hondert mannen met geketenden pantsieren, ende met coperen helmetten op haer hoofden, Ende vijfhondert mannen gereden, gestelt, elcker beeste die wtuercoren waren,

36

Ende dese waren voor den tijt, ende waer dat die beeste was, daer waren si, ende waer dat si ginc, daer gingen si, ende si en gingen van haer niet,

37

Maer op elcke beeste was een houten thorren vaste, die hen bedecte, ende op die thorrens waren bolwercken, Ga naar margenoot+ Ende wt elcken thorren vochten tweendertich mannen van bouen, ende binnen was der beesten meester,

38

die coninc stelde dat ander rosuolc in vander beyde siden, dat si dat volc ende dat heyr metten trompetten souden verwecken, ende dat si voort dwingen souden die in elck van zijn legioen waren.

39

Ende doen die sonne scheen op die gulden ende coperen schilden, so blicten die bergen daer af, ende blicten als fackelen des viers,

40

Een partie van des conincs heyr, wert gedeelt op

[pagina Z2r]
[p. Z2r]

hooge bergen, ende door ander leege plaetsen si gingen behendelijc, ende ooc inden slachoorden.

41

Ende al die int land woonden, werden beroert vander stemme haerder menichte, ende metten getochte van haeren scharen, ende metter wapenen geluyt dat aeneen tsamenraecte, Want het was een groot heyr ende starck,

42

ende Iudas ende zijn heyr naecten ten strijde, Ende van sconincs heyr vielen ses hondert mannen,

43

ende Eleazar Saura sone sach een van den beesten die met des conincs pantsieren gewapent was, ende die was hooger dan die ander beesten, Ende hem docht datter die coninc binnen was,

44

ende hi gaf hem seluen om zijn volc te verlossen, ende om tot zijn behoef eenen eewigen naem te vercrijgen,

45

Ende hi liep totter beesten vromelijc, in dat midden der legioenen, doorslaende ter rechter siden, ende ter slincker siden, Ga naar margenoot+ Ende si vielen hier ende daer van hem.

46

Ende hi ghinc onder des elephants voeten, ende ghinc daer onder staen, ende stac hem daer doot, ende die Eliphant viel op hem, ende hi bleef daer doot,

47

ende om dat si des conincs macht sagen, ende den ouerual van sinen heyr, so keerden si van hen.

48

Maer des conincs heyrleger troc op, tegen hen in Hierusalem, Ende des conincs heyrlegeren quamen aen tot Iudam waert totten berch van Sion

49

Ende die coninc maecte vrede metten ghenen die in Bethsuram waren, Ende si quamen wter stadt want dier belegen waren, en hadden gheen lijftocht, want het was des lants sabboth.

50

Ende die coninc nam Bethsuram in, ende hi leyde daer wachters, diese hoeden souden.

51

Ende hi keerde dat heyr ter heyliger plaetsen stadt waert, vele dagen, Ende hi settede daer geschutte, ende scransen die tvier in worpen sonden, Ende oock lijden die steen inne worpen souden, ende hantbogen, ende scorpioenen, om tgescut te schieten, ende slingeren.

52

Ende si maecten ooc binnen scransen tegens haer scransen, ende vochten veel dagen,

53

Maer inder stadt en was gheen spijse om dattet seuenste iaer was, Ende die van den heydenen in Iudeen gebleuen waren hadden haer ouerblijfsel verteert, die si luyden ooc ingeleyt hadden.

54

Ende inden heyligen plaetsen waren luttel mannen gebleuen want den honger hadtse benaut, ende si werden ghespreyt, elck in zijn stadt.

55

Ga naar margenoot+Ende Lisias hoorde, dat Philippus den welcken die Coninc Antiochus, doen hi leefde, beuolen hadde, dat hi Antiochum sinen sone opuoeden soude dat hi regeren soude,

56

is hi weder gecomen wt Persen ende Meden, Ende theyr dat met hem wech getrocken was, ende dat hi sochte dat beleyt te hebben vanden rijck,

57

So hae-[kolom]ste hi hem te gaen, ende te seggen totten coninck ende totten princen vanden heyre, Wi crancken dagelijcs, ende wi hebben luttel spisen, ende die stadt die wi beleghen hebben, is wel beschermet, ende ons behoort te ordineren vanden rijcke.

58

Nv hierom, laet ons desen luyden geuen die rechterhant, ende laet ons maken met hen vrede, ende met al haer luyden,

59

ende laet ons hen stellen, dat si in haer wet wandelen moghen so si te voren deden, Want om haer luyden wettige insettingen die wi versmaet hebben soo zijn si vergramt geworden, ende hebben al dit ghedaen,

60

Ende dese reden genoechden in des conincs ende der princen aenscouwen, ende hi sandt tot hen, om vrede te maken, ende si ontfinghent.

61

Ende die coninc ende die princen swoerent hen ende si quamen wter stadt,

62

Ende die coninc ginc opten berch van Sion, ende sach die vasticheyt der stadt, ende hi brack corts den eedt dien hi gesworen hadde, ende beual den muer rontsom te breken,

63

Ende hi trock haestelijck wech ende keerde wederom tot Anthiochien, Ende vant daer Philippum heerscapie hebbende ouer die stadt, ende hi vocht tegen hem, ende hi want die stadt met crachten.

§ Hoe Demetrius doode Antiochum ende Lysiam ende behiel dat rijc, van Alchimo ende Bachiden, ende van haerder quaetheyt, Ende van dat bloet dat ronsomme Hierusalem gestort was.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken