Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .viij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde Iudas hoorde, den naem der Romeinen, dat si machtich waren van cracht, ende dat si haeren wille toededen, tot al dien datmen van hen eyschte, ende so wie dat aen hen quam, dat si met hen vrientscap maecten, ende dat si mogende waren van machte,

2

ende si hoorden haer strijden, ende haer goede duecht, die si deden in Gallacien, want si verwonnense, ende brachtense onder tribuit,

3

Ende hoe groote dingen si deden int rijc van hispaengien, ende dat si alle metael van goude ende van siluere, in haer macht hadden die daer zijn, Ende dat si alle die steden besaten met haeren raet, ende met haer lijdtsaemheyt,

4

die steden die zeer verre van hen waren, ende hoe si die coningen tonder gedaen hadden die op hen gecomen waren vanden eynde der werelt, ende si sloegense met grooter plagen. Maer dander gauen hen alle iaer tribuyt,

5

ende si deden tonder met striden Philippum van Persen, den Coninc der Cetheen, ende dander die tegen hen wapenen droegen, ende si bleuen te bouen,

6

ende den grooten Antiochum den Coninc van Asien, die op hen vochte.

Ende die hadde hondert ende twintich Eliphanten, ende rosuolc ende waghenen, ende een groot heyr dat si verwonnen,

7

ende dat si hem vingen leuende, ende si setteden hem dat hi ende de ghene die nae hem regeren souden, groot tribuyt souden geuen, ende dat hi ghijssel geuen moeste ende dat hem geset was,

8

ende tlantscap van Indien, ende die van Meden, ende van Lidien ende van haeren besten lantscappen, ende doen zijt van hen luyden ontfangen hadden, doen gauen zijt Eumeni den coninge,

9

Ende want die ghene die waren bi Eladan, wouden gaen ende nemense wech, ende si vernament,

10

ende sonden tot hen eenen prince, ende vochten tegen hen [kolom] Ende daer vielder vele van hen luyden, ende si leyden dier wiuen ende kinderen met hen geuangen ende beroofdense, ende besaten haer lant, ende verdoruen haer mueren, Ende brachtense tonder tot dienstbaerheyt, tot op desen dach.

11

Ende die ander rijcken, ende die eylanden die zomtijts, Ga naar margenoot+ tegen hen hadden gesteken verdoruen si, ende dedense onder haer macht.

12

Ende met haeren vrienden, ende die met hen ruste hadden, daer hielden si vrientscap mede, ende si behielden die rijcken die bi ende verre waren, want so wie haeren naem hoorden, ontsagense,

13

Ende wie si tot hulpen wesen wouden, dat si regeren souden, die regeerden, Ende die si wouden, wierpen si van dat rijc, Ende si waren zeer verheuen,

14

Ende in alle en droech niemant croone noch en cleede hem met purpur, dat hi daer in verheuen wesen soude,

15

Ende want si een hof gemaect hadden, ende dagelijcs hielden raet met driehondert ende twintich mannen, ende hielden altoos raet vander gemeynten, op dat si doen souden dingen die waerdich waren te doen,

16

Ende alle iaer beualen si eenen anderen man dat borgermeesterscap, dat hi dan bouen alle haer lantscappen soude regeren, Ende si waren dien al gehoorsaem, ende onder hen en was haet noch nijdt.

17

Ende Iudas koos wt Eupolemium Ians sone die Iacobs sone was, ende Iazonem Eleazars sone, Ga naar margenoot+ ende hi sandt die tot Roomen om met hen te maken geselscap ende vrientscap,

18

ende dat si van hen luyden souden wechnemen der Griecken ioc, want si sagen dat si dat rijc van Israel tonder souden doen in dienst,

19

Ende si trocken wech tot Roomen waert, zeer veel wechs, ende ghingen int hoft, ende seyden,

20

Iudas Machabeus ende zijn broederen, ende tvolck der Ioden hebben ons tot v gesonden, om met v geselscap te maken ende vrede, ende datmen ons scriuen sal, te wesen uwe vrienden ende gesellen.

21

Ende dese redenen genoechden hen in haeren aenschouwen,

22

Ende dit is dat wederscrift dat si wederscreuen, in een coperen tafel, ende sondense in Ierusalem, om dattet een gedencken wesen soude, des vreden ende des geselscaps.

23

Eewelic moet wel wesen den Romeynen ende den Ioetscen volcke ter zee, Ga naar margenoot+ te lande ende inder eewicheit, tswaert, die vianden moeten verre van hen wesen,

24

Coemt den Romeinen eerst strijt aen oft alle haeren gesellen, in alle haer heerscappie,

25

dan sal dat volc vanden Ioden hulp brengen, met volmaecter herten, alsoot den tijt heyschen sal,

26

Ende si sullen den ghenen die ten strijde comen, niet geuen noch voorsien met tarwe, noch wapenen, noch ghelt, noch schip, alsoo dat den Romeynen ghelieft, en-

[pagina Z3v]
[p. Z3v]

de si sullen houden, datmen hen beuelen sal, ende niet van hen ontfangen,

27

Oock ist dattet den ioetschen volc eerst strijt geualt, so sullen hen die Romeynen helpen met herten, alsoot die tijt heyscht,

28

Ende den ghenen die hen helpen, en sullen si niet gheuen tarwe, noch wapenen, noch ghelt, noch schepen, alsoot den Romeinen belieft ende sullen haer geboden verwaren, sonder bedroch.

29

Naer dese woorden, so steldent die Romeynen den Ioetschen volcke,

30

Maer gheuallet na dese woorden, dat dese oft die ghene na desen, toe doen oft af doen willen, dat sullen si doen wt haers selfs opset, ende al dat si daer af doen oft toedoen, dat sal vast wesen,

31

Maer vant quaet, dat die coninc Demetrius, teghen hen gedaen heeft, so hebben wi hen gescreuen, seggende, Waerom hebdy v ioc verswaert op den Ioden onsen vrienden ende onsen gesellen,

32

Daerom geuallet, dat si weder comen ons klagen tegen v, so sullen wi hen dat vonnis doen, ende met v vechten, ter zee ende te lande.

§ Hoe Demetrius een heyr teghen die Ioden sandt, Ende hoe Iudas Machabeus sterf. Van den ongodlijcken mannen ende die quaetheyt, Van Bacchide na Iudas doot.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken