Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xij. ca

[pagina Z7r]
[p. Z7r]

1

Ga naar margenoot+ENde Ionathas sach dat hem den tijt halp ende hi koos mannen wt, ende sondtse tot Roomen, te setten, ende te vernieuwen dye vrientschap met hen.

2

Ende hi sandt ooc naer dese manier brieuen totten spartiaten, ende totten anderen steden,

3

Ende si trocken wech tot Roomen, ende quamen int hof ende seyden, Ionathas die opperste priester, ende dat volck vanden Ioden hebben ons tot v gesonden, dat wi met v vernieuwen souden die vrientscap ende dat geselscap, naer dat die te voren was.

4

Ende si ghauen hen brieuen totten volcke tot allen steden, dat sise met vreden geleyden souden tot int Ioetsche lant.

5

Ende dit is dat wtschrift dat Ionathas den Spartiaten sandt.

6

Ionatas die opperste priester ende die ouders vanden volcke, ende die priesters, ende dander volc vanden Ioden, Onsen broederen den Spartiaten saluyt,

7

Hier voortijts warender brieuen gesonden tot Oniam den hoogen priestere, van Dario die bi v regeerde, want ghi onse broeders zijt, so dat scrift inhoudt datter volcht

8

Ende Onyas ontfinc den man met eeren die gesonden was, Ga naar margenoot+ Ende hi ontfinc die brieuen daer in gescreuen was, vander vrientschap ende tgeselscap,

9

Ende al en hadden wi des niet te doene om dat wi tot troost hebben die heylige boecken die in onse handen zijn,

10

soo wouden wi nochtans tot v seynden, om onse vrientscap ende broederschap te vernieuwen, op dat wi misschien van v niet veruremt en souden worden want veel tijden zijnt geleden van dier tijt dat ghi tot ons seyndet,

11

Want in allen tijden, sonder achterlaten, inden feesteliken dagen, ende in allen anderen tijden, daert van doen is, gedencken wi ws inder offerhanden die wi offeren, ende in die bewaernisse, alsoo dat recht is, ende betaemt der broederen te gedencken,

12

Want wi verbliden van uwer heerlijcheyt,

13

Maer ons hebben beuaen veel drucs ende strijts, ende die coningen die rontsom ons zijn, hebben ons bestreden,

14

maer wi en wilden v niet moeyelic zijn, Ga naar margenoot+ noch onsen vrienden, in desen strijt,

15

want wi hadden hulpe vanden hemel, ende wi zijn verlost, ende onse vianden zijn vernedert.

16

Ende hierom hebben wi wtgecoren Numenium Antiochus sone, ende Antipatrem Iasons sone, ende wi sondense tot die van Roomen, om die eerste vrientscap te vernieuwen,

17

Ende hebben hen ooc beuolen, dat si tot v comen ende v groeten souden, Ende dat si onse brieuen v geuen souden, vanden vernieuwen ons broederschaps,

18

Ende nv ghy sult wel doen, ons op dit antwoordende.

19

Ende dit is dwederscrift vanden brieuen die Onias sant

20

Die coninc der spartiaten Onias scrijft Ionathe den grooten priestere saluyt,

21

Men heeft [kolom] geuonden inder scriftueren der Sparciaten, ende der Ioden, dat si broeders zijn, ende dat si van Abrahams geslachte zijn,

22

Ende nv dat wetende, so doet ghi wel, ons scriuende van uwen vrede,

23

Maer wi hebben v ooc weder gescreuen, Onse vee ende onse besittingen zijn uwe, ende die uwe onse, ende wi ontbieden datmen v dit doe weten.

24

Ende Ionathas verhoorde dat Demetrius princen wtgetogen waren met veel meerder heyr, dan te voren, om tegen hen te vechten,

25

Ende hi troc wt Ierusalem, ende hi quam hem tegen int lant van Amathien. Want hi en hadde hem so veel termijns niet gegeuen, dat si binnen zijn lantschap comen mochten.

26

Ga naar margenoot+Ende hi sandt bespieders in haer heyr, ende doen die weder gecomen waren seyden si, dat si des nachts schicten op hen te comen.

27

Ende doen die sonne ondergegaen was, beual Ionathas den sinen te waken ende alden nacht gereet te zijn int harnas om te striden, ende hy leyde wachters alom theyr,

28

Ende die vianden vernamen dat Ionathas ende zijn heyr gereet waren om te striden Ende si ontsagen hen van haerders herten, ende hadden anxt voor hen, ende staken tvier in haer heerden in haer leegeren, ende vloden,

29

Maer Ionathas ende die met hem waren en wistent niet voor tsmorgens vroech, maer si sagen tvier barnen

30

Ende Ionathas volchde hen na, maer hy en achterhaeldese niet, want si waren ouer die riuiere Eleutherum gepasseert,

31

Ende Ionatas keerde tot dien van Arabien die Zabadei hieten, ende hi sloechse, ende nam haeren roof,

32

hi vincse, ende quam tot Damasco, ende doorwandelde al dat lantscap.

33

Ende Simon troc wt, ende quam tot Ascalon, ende totten vasten steden daeromtrent, ende hi troc neder tot Ioppe, ende beleydet

34

Ga naar margenoot+want hi hadde vernomen, dat si Demetrius partie helpen wilden, Ende hi leyde daer achter diet wachten souden.

35

Ende Ionathas keerde weder ende vergaderde douders vanden volcke, ende dacht met henluyden die vaste steden in Iuda te stichten,

36

ende die mueren van Ierusalem te hoogen, ende een groote hoochte te maken tusscen dmiddel vander borcht, om die borcht, vander stadt te sceyden, om dat si alleen souden zijn, ende dat si niet en souden coopen noch vercoopen,

37

Ende si vergaderden om die stadt te stichten, ende die mueren opter riuieren vielen ten oostenwaert, ende hi vermaecte die mueren diemen Caphetheta hiet,

38

Ende Simon stichte Adiadam, in Sephaela, ende hi beurijdet, ende hincker poorten aen, ende sloten.

39

Ende doen dacht Triphon ouer Asien te regeren, ende die croone te nemen ende die hant aen Antiochum te slaen,

40

maer om dat hi ontsach dat hem Ionatas dat niet toelaten en soude, maer tegen hem soude moeten striden, so

[pagina Z7v]
[p. Z7v]

socht hi Ionathan te vangen ende te dooden, Ende hi stont op, ende trock in Bethsan.

41

Ende Ionathas troc wt, hem te gemoet met veertich duysent, wtuercoren mannen ten stride, ende quam tot Betsan.

42

Ga naar margenoot+Ende Triphon sach dat hi met een groot heyr gecomen was, ende hi en dorst hem niet vangen, ende ontsach hem

43

Ende ontfinc hem met grooter eeren, ende beual hem alle zijn vrienden, ende ghaf hem groote gauen, Ende hi beual sinen heyren, dat si Ionathan onderdaen souden zijn als hemseluen.

44

Ende hi seyde tot Ionathan, Waerom hebdy alle dit volc gemoeyt, als wi gheenen strijdt en hebben,

45

ende nv seyndtse weder tot haeren huyse, Maer kieset v een luttel mannen wt, die met v zijn mogen, ende coemt met mi te Ptolomaiden, ende ick salt v leueren, ende die andere steden, ende een heyr ende alle die prouoosten vanden lande, ende ic sal weder keeren, ende wech trecken, want hierom ben ick gecomen,

46

Ende Ionathas geloofdet hem ende dede so hi hem seyde, ende liet dat heyr wech gaen, ende si trocken int lant van Iuda.

47

Maer hi hielt met hem drie duysent mannen ende daer af sandt hi twee duysent in Galileen ende met hem trocker duysent,

48

Ga naar margenoot+Ende als Ionatas binnen Ptolomaiden gecomen was, sloten die vander stadt haer poorten, ende vingen Ionathan Ende alle die met hem waren, sloegen si metten swaerde.

49

Ende Triphon sandt een heyr in Galileen, ende in dat groote velt, dat si alle Ionathas ghesellen doden souden,

50

Maer doen si yernamen, dat Ionathas geuangen was ende gedoot, ende alle die met hem waren, soo rieden so deen den anderen, ende trocken wt bereet ten stride.

51

Ende doen die ghene sagen diese geuolcht waren, dat si haer lijf auentueren wouden, keerden si weder,

52

Ende dese quamen met vreden int lant van Iuda, Ende beweenden Ionathan zeere ende alle die met hem waren, Ende Israel weende met grooten geween,

53

Ende al die heydenen alom sochtense te verderuen, want si seyden,

54

si en hebben nv geenen prince tot hulpe, Daerom laetse ons nv tonder doen, ende laet ons haer gedachtenis wechnemen van allen menschen.

§ Hoe Simon hertoge van sinen broeder gestelt wert, ende hoe Symon Gazam wandt.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken