Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ALdus doen die heylige stat in alle vrede bewoont wert, ende die wetten ooc noch alderbest bewaert werden, om Onie des bisscops bescickinge ende goddiensticheyt, ende die moeden die tquaet hatende zijn,

2

ghesciedet dat ooc die coningen ende de princen selue, die plaetse der opperster eerenwaerdich achtenden, ende dat si den tempel metten alder meeste ghiften doorluchtich maecten,

3

Also dat Seleutus die coninc van Asien, van sinen renten, alle die costen ghaf die totten dienst der offerhanden behoorden,

4

Maer Simon van BenIamins gheslachte die prouoest des tempels gestelt was, pijnde hem wat onrechts te doene, in die stadt, Maer die prince der priesteren wederstont hem

5

Maer doen hi Oniam niet verwinnen en mochte, soo quam hi tot Appolonium Tharses sone, die tot dier tijt hertoech van Celessyrien ende

[pagina AA3v]
[p. AA3v]

Phenice was,

6

ende hi bootscapte hem, dat de scatcamere te Ierusalem, vol ontallics gelts was ende dat het gemeyn goet ontalliken waer, welc niet totter rekeninghe der offerhanden en behoorde, maer dattet mogelijc waer, dat altemael onder sconincs machte soude vallen.

7

Ga naar margenoot+Ende doen Appollonius totten coninc ouergedragen had vanden gelde, dat aengebracht was so riep hi haestelijc tot hem Heliodorum die ouer sine saken was, ende sandt hem met geboden, dat hi tvoorseyde gelt ouer soude dragen,

8

Ende Heliodorus aenginc ter stont die reyse, in die gedaente, als oft hi door die steden Celessyriam ende Phenice reysen soude, mer inder waerheyt soude hi des conincs voornemen volbrengen,

9

Maer doen hi te Ierusalem quam, ende vriendelijc vanden hoochsten priester in die stat ontfangen was, so vertelde hi vanden gegeuen oordeele des ghelts ende opende, om wat saken wil, hi daer ware, maer hi vraechde oft dit warachtelic ooc also ware,

10

Doen toonde die ouerste priester dat dese dingen verset waren tot lijftochte der weduwen ende weesen,

11

ende dat si som toebehoorden Hircano Tobie, eenen zeer voorbarighen man, in dese die dongodlijcke Simon ouergedragen had, Maer alle te saken den hoop was vier hondert pont siluers, ende twee hondert ponden gouts,

12

ende geheelic om mogelic te wesen, dye bedrogen te worden diet gelooft hadden der plaetsen, ende den tempel, welc door al die werelt geeert wert, om zijnder eerwaerdicheit ende heilicheit wil,

13

Maer die om dese dingen, welcke hi vanden coninc in beuel hadde, seyde datment den coninc immer in alle maniere dragen moeste.

14

Ga naar margenoot+Ende op eenen gestelden dach ghinc Heliodorus inne, om van desen dingen te ordineren, Maer daer en was gheenen cleenen anxt door alle die stat,

15

Die priesters wierpen hen neder met den priesterlijcken gewade voor den altaer, ende si aenriepen vanden hemel hem, die vanden bewaerden goeden, een wet geset hadde, dat hijt geheel wilde bewaren den ghenen, diet te bewaren gegeuen hadden,

16

Maer wie nv des hoogen priesters aenschijn aensach, die wert inder herten gewont, want dat veranderde aensicht ende veruwe, bewees die inwendighe smerte des ghemoets,

17

Want eenderhande truericheit hadde den man omuaen, ende verscrickinge des lichaems midts welcke die smerte zijns herten den aensienden openbaer wert gemaect,

18

andere oock vergadert zijnde, quamen tsamen van haer huysen bedende met openbaer biddinge, om dat die plaetse tot versmaetheyt comen soude,

19

Ende die vrouwen gorden haer borsten met haren cleederen, ende quamen te samen door die stra-[kolom]ten, ende die maechden die besloten waren, liepen voort tot Oniam, dander totten mueren, sommige aensagent door die vensteren,

20

Ga naar margenoot+maer al die vrouwen staken die handen ten hemelwaert biddende,

21

Want daer was een allendicheyt der vermengder menichte, ende des grooten priesters gestelt inden dootlijcken strijdt, verwachtinge,

22

Ende dese aenriepen den almachtigen God, dat die dingen die hen gelooft waren met alder geheelheyt behouden souden worden den ghenen diet gelooft haden.

23

Maer Heliodorus volbracht tghene dat hi besloten hadde, in die selue plaetse, hi met sinen sergianten, by die scatcamer tegenwoordich,

24

Maer die geest des almachtigen Godts dede een gront bewijs zijnder vertooninge, Ga naar margenoot+ also dat al die ghene die hem dorsten onderdanich zijn, vallende midts der cracht Gods, in aelmachticheit ende anxt verandert werden,

25

Want hen openbaerde eenderhande paert dat eenen veruaerliken opsitter hadde, verciert metten alder besten gewade, Ende dat paert verplette Heliodorum die voorvoeten met eenen aenualle Maer die daer op sat, scheen ghulden wapenen te hebben,

26

daer openbaerden oock twee iongers, schoon van cracht, dalder meeste van eeren, ende schoon van gewade, die rontsom hem stonden, ende gheeselden aen beyde siden, sonder ophouden met veel slagen slaende,

27

Ende Heliodorus viel haestelijck ter aerden, ende si ructen hem met veel donckerheden beuaen wech, ende setteden hem in eenen draechstoel, ende wierpen hem wt.

28

Ga naar margenoot+Ende die met veel lakeyen ende sergianten tot die voorseyde schatcamer was ingegaen, wert gedragen, ende niemant en halp hem, die openbaer Gods cracht bekent zijnde,

29

Ende hi lach daer door die godtlijcke cracht stom, ende van alle hope ende salicheyt berooft,

30

Maer dese gebenediden den HEERE, dat hi groot waecte zijn plaetse ende den tempel, die een luttelken te voren vol vreesen ende geruchts was, wert met bliscappen, ende genoechten veruult, als die almachtige HERE openbaerde,

31

Doen baden sommige van Heliodorus vrienden ter stont Oniam, dat hi den alderhoochsten soude aenroepen, dat hi hem tleuen soude geuen die inden wtersten gheest was gestelt,

32

Die hoochste priester voorsichtelijcke ouerpeynsende dat messcien die coninc vermoeden mocht eenige quaetheyt wt den Ioden aen Heliodorum volbracht te zijn, so offerde hi voor des mans salicheyt, een offerhande der salicheyt.

33

Ende als die opperste priester badt, so stonden die selue twee iongelingen metten seluen cleederen gecleedt bi Heliodorum, ende seyden, Danct Onie den priester, want om hem heeft v

[pagina AA4r]
[p. AA4r]

God tleuen geschoncken,

34

Ga naar margenoot+Maer ghi van god gegeesselt zijnde, vercondicht allen menschen die grootdadicheden gods, ende zijn macht. Ende dit geseyt zijnde, en quamen si niet meer te voorschine.

35

Heliodorus Gode een offerhande geoffert hebbende, ende groote beloften geloeft, den ghenen die hem verleent hadde te leuen, ende Onie danckende, zijn heyr ontfangen hebbende, troc hi wederom totten coninc,

36

Ende hy getuychde allen luyden die groote wercken gods, die hi voor zijn oogen gesien hadde,

37

Maer doen die coninc Heliodoro vraechde wie bequaem ware noch eens te Hierusalem gesonden te worden, so sprac hi

38

Hebdy eenigen viant oft verrader ws rijcs, dien seyndt derwaerts, ende ghy sult hem gegeesselt weder ontfangen, ist dat hijt nochtans ontgaet, om dat in die plaetse warachtelijc eenderhande cracht Gods is,

39

want hi selue die ghene die zijn wooninge in die hemelen heeft, is besoecker ende hulper dier plaetsen, ende hi slaet ende verderft die ghene dye comen om quaet te doen,

40

Aldus heeft haer die sake van Heliodoro ende die bewaringe der schatcameren.

§ Van Simons des verraders lagen aen Oniam den priester, Hoe Iason des conincs gauen strafte. Hoe die priesters gods dienst verlieten ende naerstich int veltspel, Hoe Iason tot Hercules dienst offerhande sandt.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken