Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxv. Capittel.

1

Ga naar margenoot++ DAn sal trijck der hemelen ghelijck zijn thien maechden, die welcke haer lampen nemende, zijn wtghegaen den bruyde-[kolom]gom ende die bruyt te ghemoedt.

2

Ende vijf wt haer waren dwaes, ende vijf wijs.

3

Maer dye dwaes waren, haer lampen genomen hebbende, en hadden gheen olye met haer ghenomen.

4

Dye wijse hadden olye in haer vaten ghenomen, met haer lampen.

5

Ende als die bruydegom toefde, so hebben sy altemale ghesluymert ende gheslapen.

6

Ende midden inder nacht isser eenen roep gheschiet. Siet dye bruydegom coemt gaet wt hem te gehmoedt.

7

Doen zijn opgestaen alle dye maechden, ende hebben haer lampen bereyt.

8

Ende die dwasen hebben totten wijsen geseyt. Geeft ons van uwe olye, want ons lampen gaen wt.

9

Die wijse hebben geantwoort Op dat ons ende v bi auenturen niet en ontbreke, gaet lieuer tot den ghenen die daer vercopen ende coopt voor v seluen.

10

Als si gingen copen, is die bruydegom gecomen, ende die daer bereyt waren, zijn ingegaen met hem ter bruyloft, ende die doere is gesloten.

11

Ga naar margenoot+Ten alder laetsten comen die ander maechden, seggende. Ga naar margenoot+ Heere, here, doet ons op.

12

Ende hi antwoordende sprac. Voorwaer seg ick v, ick en kenne v nyet.

13

Aldus so waect, want ghi en weet dach noch vre. *

14

Want gelijc een mensche pelgrimage reysende, heeft geroepen zijn knechten, ende heeft haer gegeuen zijn goet. Ga naar margenoot+

15

Den eenen heeft hy gegeuen vijf pont, den anderen twee pont, den derden een pont, een yegelic na zijn eyghen macht, ende ter stont is hi gereyst.

16

Ende die ghene die vijf pont ontfangen hadde is wech gegaen, ende heeft daer mede gecomenscapt, ende heeft ander vijf pont gewonnen.

17

Des gelijcs oec die daer twee ontfangen hadde, heeft twee ander gewonnen.

18

Mer die een ontfangen hadde, wech gaende, heeftet in daerde begrauen, ende heeftet gelt zijns heren geborgen.

19

Ende na veel tijts, die here der knechten is gecomen ende heeft rekeninge met haer gehouden.

20

Ende dye ghene die vijf pont ontfangen hadde comende, heeft voort gebrocht vijf ander pont, seggende. Here vijf pont haddet ghi my ghegeuen. Siet vijf ander pont hebbe ick daer bouen gewonnen.

21

Sijn here sprack tot hem. Ey goede ende getrouwe knecht, want ghi ouer weynich getrou hebt geweest, ouer veel sal ick v setten. Gaet in dye blijscap ws heren.

22

Ende die ghene die twee pont ontfangen hadde comende sprac. Heer twee pont hadt ghi my gegeuen, siet twee ander pont heb ic daer bouen gewonnen.

23

Sijn here sprac tot hem. Ey goede ende getrouwe knecht, want ghi ouer weynich hebt ghetrou geweest, ouer veel sal ic v setten, gaet in die blischap ws heren. *

[pagina C5v]
[p. C5v]

24

Ende die ghene dye een pont ontfangen had, comende sprac: Ga naar margenoot+ Heere, ic weet dat ghi een hert man zijt, mayende daer ghy niet gesaeyt en hebt, ende vergarende daer ghi nyet gestroyt en hebt,

25

ende veruaert zijnde ben ic henen ghegaen ende heb v pont in daerde gheborgen Siet ghi hebt dat v is

26

Ende zijn here antwoordende heeft hem gheseyt: ghi quade ende luye knecht, ghi wist dat ic maye daer ic niet ghesaeyt en heb, ende vergadere daer ic niet gestroyt en heb.

27

Daer om wast van noode dat ghi mijn ghelt dye banckierders ghegeuen hadt, ende ic comende soude sekerlic ontfanghen hebben dat mijn was met woecker.

28

Aldus neemt van hem dat pont ende geuet hem dye thien ponden heeft.

29

Want al die daer heeft dien sal gegeuen worden: ende hy salt oueruloedich hebben. Mer die niet en heeft, ooc dat ghene dat hy schijnt te hebben, sal van hem gehaelt worden. Ga naar margenoot+

30

Ende den onnutten knecht worpt in dye wterste duysternis. Daer sal wesen screyinge ende knersinge der tanden. Ga naar margenoot+ *

31

+ Als die soon des menschen comen sal in zijn maiesteyt, ende al zijn heylighe enghelen met hem. Dan sal hy sitten op die stoel zijnder glorien,

32

ende al dat volc sal voor hem vergadert worden, ende hy sal haer sceyden deen vanden anderen, ghelijc als een herder dye schapen van die bocken scheyt.

33

Ende die schapen sal hy setten aen zijn rechter hant ende die bocken aen die slincker hant.

34

Dan sal de coninck seggen den genen dye aen zijn rechter hant zijn sullen Ga naar margenoot+ Coemt ghi gebenedide mijns vaders, besit dat rijc, dat v bereyt is van beghin der werelt,

35

want ick ben hongerich geweest, ende ghy hebt my gespijst. Ic ben dorstich geweest, ende ghy hebt mi drincken ghegheuen. Ick was gast, ende ghi hebt mi geherbercht.

36

Naect, ende ghi hebt mi gecleet. Cranc ende ghi hebt mi besocht. Ic was inden kercker ende ghi hebt tot mi ghecomen.

37

Dan sullen die rechtuaerdighe hem antwoorden segghende. Heer wanneer hebben wi v gesien hongerich, ende hebben v gespijst? ende dorstich, ende hebben v drincken gegheuen?

38

Ende wanneer hebben wy v gesien een gast, ende hebben v gheherbercht? oft naect ende hebben v gedect?

39

Oft wanneer hebben wy v ghesien cranc, oft inden kercker, ende zijn tot v gecomen?

40

Ende dye coninck antwoordende, sal haer segghen. Voorwaer seg ic v. Also verre alst ghijt ghedaen hebt een van desen mijn alderminsten broederen, so hebt ghijt my gedaen.

41

Dan sal hy ooc seggen die ghene dye aen zijn slincker hant sullen zijn. Baet van my [kolom] ghy vermaledide in dat eewige vier dat bereyt is den duuel ende zijn engelen.

42

Want ick ben hongerich geweest, Ga naar margenoot+ ende ghy en hebt my gheen spijse gegeuen. Ic ben dorstich geweest ende ghy en hebt my gheen drincken gegeuen.

43

Ga naar margenoot+Ick was een gast, ende ghi en hebt mi niet geherbercht Ick was naect, ende ghi en hebt mi niet gedect. Ic was cranck, ende inden kercker ende ghi en hebt mi niet besocht.

44

Dan sullen si hem antwoorden ende seggen. Heer wanneer hebben wy v gesien hongerich, oft dorstich, oft een gast, oft naect, oft cranck, oft inden kercker, ende en hebben v niet gedient?

45

Dan sal hi haer antwoorden segghende: Voorwaer seg ick v. Also verre als ghijt niet gedaen en hebt een van desen minen minsten, so en hebdijt my nyet gedaen.

46

Ende dese sullen gaen in die eewige pijn, mer de rechtueerdige in dat eewige leuen. *

margenoot+
A

margenoot+
B
margenoot+
Luce. xiij.c Marci. xiij.d.

margenoot+
Luce. xix.b

margenoot+
C

margenoot+
Mat 4.c. Luce. viij.c

margenoot+
Matthei xiij.b

margenoot+
D

margenoot+
Luce. xiij.f

margenoot+
E


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken