Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde in dese selue tijt waren daer sommige bootscappende hem vanden Galileeschen, wiens bloet Pilatus gemengt hadde met haer offerhanden.

2

Ende Iesus antwoordende, seyde haer. Meent ghi dat dese Galileeschen bouen alle die ander Galileeschen geweest zijn sondige menschen, want si sulcs geleden hebben?

3

Ic seg v, neen: ten si dat ghi penitencie hebt, ghi sult al te samen des ghelijcs vergaen.

4

Als oock die achtiene, op die welcke geuallen is den toorn in Syloe, ende heeft die gedoot, meent ghy dat si geweest zijn sculdenaren bouen alle menschen woonende in Ierusalem?

5

Ic seg v, neen. Mer ten si sake dat ghi penitencie hebt, ghy sult al te samen des gelijcs vergaen. *

6

Ga naar margenoot++ Ende hi seyde oock dese ghelickenisse. Een hadde geplant eenen vijchboom in sinen wijngaert, ende hi is comen soeckende vruchten in haer, ende en heefter nyet gheuonden.

7

Maer hi heeft geseyt totten wijngaerdenier. Siet, het zijn drie iaren als dat ic come soeckende vruchten in desen vijchboom, ende ic en vinde gheen, hout hem af, waer toe beslaet si ooc die aerde?

8

Ende die antwoordende, seyde hem. Heere, laetse noch toe ooc dit iaer, tot dat ick hem sal omgrauen ende misten,

9

op dat hy vrucht voort brenct, ende in dien zijt nyet en doet, soo sult ghijse namaels af houwen.

10

Hy was leerende opten Sabboth in haer synagogen.

11

Ende siet, daer was een vrouwe, die welcke hadde eenen gheest des cranckheyts achtien iaren: ende si was geboghet, ende en mocht gheensins opwaerts sien.

12

Ga naar margenoot+Die welcke als Iesus sach, heeft tot hem geroepen ende seyde tot haer. Vrou, ghy zijt verlost van uwer crancheyt.

13

Ende hy leyde zijn handt op haer, ende ter stont is si opgerecht, ende loofde god.

14

Die prins der synagogen antwoordende ende verstoort wesende, dat Iesus opten Sabboth gesont gemaect had, seyde der scaren. Daer zijn ses dagen in dye weke, datmen wel moet arbeyden, daer om soo coemt in dien om gesont gemaect te worden, ende niet opten dach des Sabboths.

15

Maer dye Heere antwoordende, sprack tot hem. Hypocrijt. En ontbint niet een yeghelic van v sinen os oft ezel vander cribben opten Sabboth, ende leytse ten water?

16

Ende dese dochter van Abraham, dye welcke Satanas ghebonden heeft siet achtien iaren, en wast niet van noot om ont-[kolom]bonden te werden van desen bant opten dach des Sabboths?

17

Ende doen hi dit sprac, scaemden hen alle zijn weder partijen, ende alle tvolck verblide hem op al de dingen, die welcke van hem geschieden met glorien. *

18

Ga naar margenoot+Hier om seyde hi. Dat rijcke Gods wien ist gelijc? Ga naar margenoot+ oft wien sal ic dat gelijc meynen?

19

Het is ghelijck een mostaert saet, dat welc ghenomen hebbende een man, gheworpen heeft in sinen hof, ende het is gewassen, ende geworden eenen grooten boom, ende die vogelen des hemels hebben ghenestelt in sinen tacken.

20

Ende anderwerf sprack hy. Dat rijck gods wien sal ick dat ghelijck meynen?

21

Het is ghelijck dat deesem, dwelck ghenomen hebbende een vrouwe, heeft ghemenget in drie achtendeel meels, so langhe dattet suer geworden is.

22

Ga naar margenoot++ Ende hi ghinc door steden ende sloten, Ga naar margenoot+ leerende, ende gaende na Hierusalem toe.

23

Een sprack tot hem. Heer, zijn daer ooc weynich die salicheyt vercrigen sullen? Ende hy sprac tot haer.

24

Sijt naerstich om te gaen door die nauwe poort, want ick seg v, dat veel sullen begeeren in te gaen, Ga naar margenoot+ ende si en sullen niet mogen.

25

Want na dat inghegaen is die vader des huysghesins, ende zijn door gesloten heeft, ende ghi beghint buyten te staen, ende aen die dore te cloppen, segghende. Heer, heer, doet ons open. Ende antwoordende, sal hi v seggen. Ick en weet niet van waer ghy zijt.

26

Als dan suldy beghinnen te segghen. Wij hebben in v teghenwoordicheyt ghegeten ende gedroncken ende in onsen straten hebt ghi geleert.

27

Ga naar margenoot+Ende hi sal seggen. Ic en weet niet van waer ghi zijt gaet alle van mi, Ga naar margenoot+ die daer werct boosheyt.

28

Aldaer sal wesen gheschrey, ende ghekners der tanden, als ghi sien sult Abraham, Isaac ende Iacob, ende alle Propheten int rijc Gods, ende v buyten verdreuen.

29

Ende daer sullen coemen van oosten, ende westen, ende noorden, ende suyden, ende sullen rusten int rijcke Gods.

30

Ende siet, daer zijn dye laetste, welcke waren dye eerste, ende daer zijn dye eerste, dye welcke waren die laetste. *

31

Ga naar margenoot++ Opten seluen dach, zijn tot hem gecomen sommighe vanden pharizeen, Ga naar margenoot+ seggende tot hem. Gaet wt, ende gaet van hier, want Herodes wil v doot slaen.

32

Ende hy sprack tot haer. Gaet ende segghet dyen vosse. Siet, ick worp wt dye duuelen, ende ick verwecke ghesontheden heden ende morgen, ende ten derden dage worde ic volbrocht.

33

Mer ic moet

[pagina F4r]
[p. F4r]

noch heden, ende morghen, ende ouermorghen wandelen. Want het en mach niet wesen, dat die Propheet erghens vergae, dan te Ierusalem.

34

Hierusalem, Ga naar margenoot+ Hierusalem, die dootslaet die propheten, ende steenicht die ghene die tot v ghesonden worden. Hoe dicwil heb ick willen vergaderen v kinderen, gelijckerwijs een voghel sinen nest onder zijn vlogelen, ende ghi en hebt niet ghewilt?

35

Siet v huys sal v woest ghelaten worden, want ic segge v, dat ghi mi niet sien en sult, tot dat ghecomen sal wesen die tijt, wanneer ghi sult seggen. Ghebenedijt is hi, die daer coemt inden naem des heren. *

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D
margenoot+
Mar. iiij.c Mat. xiij d

margenoot+
E
margenoot+
Mat. vij.d

margenoot+
Mat. v.b.

margenoot+
F
margenoot+
mat. xxv.d

margenoot+
G
margenoot+
Mar. x.d. mat. xix.d.

margenoot+
Mat. 23 d.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken