Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde het is gheschiet, dat Iesus is ghegaen int huys van eenen prince der pharizeen opten Sabboth, om met hem broot te eten, ende si namen hem waer.

2

Ende siet, daer was een watersuchtich mensche voor hem.

3

Ende Iesus antwoordende, sprack totten geleerden des wets, ende den pharizeen, seggende. Betaemtet gesont te maken opten Sabboth?

4

Ende si hebben geswegen. Hi heeft desen tot hem genomen, ende heeft hem ghesont gemaect, ende laten gaen.

5

Ende antwoordende, seyde tot haer. Wiens van uwen ezel oft osch, sal gheuallen liggen in een put, ende en sal hem niet ter stont wt halen opten dach des Sabboths?

6

Ende si en conden hem hier op niet antwoorden.

7

Ga naar margenoot+Hi seyde totten ghenen die daer genoot waren, dese gelikenisse. Aenmerckende hoe dat si vercoren die eerste steden, Ga naar margenoot+ segghende tot haer.

8

Als ghy ghenoot zijt van yemant ter bruyloft, en wilt niet gaen sitten in die eerste plaetse: want by auontuer, daer mach een eerwaerdiger dan ghi zijt van hem ghenoot wesen,

9

ende comende die ghene, die welcke v ende hem geroepen heeft, mocht tot v seggen. Geuet dese die plaetse, ende dan soudi beghinnen met grooter scaemten te nemen die laetste plaetse.

10

Mer als ghi ghenoot zijt, gaet lieuer sitten in dye laetste plaetse, op dat, wanneer coemt die v ghenoodt heeft, segghen mach tot v. Vriendt, climt op hier bouen. Ende als dan salt v eer wesen voor al den ghenen die daer te samen etende zijn.

11

Want al die hem seluen verheft, sal verootmoedicht worden, ende die hem seluen verootmoedicht, sal verheuen worden. *

12

+ Ende hi seyde ooc totten ghenen, die hem ghenoot hadde. Als ghi maect een middachmael oft auontmael, en wilt niet roepen v vrien-[kolom]den, Ga naar margenoot+ noch v broeders, noch v magen, noch v ghebueren, noch rijcke, op dat si niet v weder nooden, ende v so betalinge geschie.

13

Mer als ghi een maeltijt maect, soo roept arme crancken, cruepelen, blinden,

14

ende ghy sult salich wesen. Want si en moghent v nyet weder om betalen, mer tsal weder om betaelt worden, inde verrijsenisse der rechtuaerdigher.

15

Als dese dinghen gehoort hadde een vanden ghenen dye daer mede etende waren, sprack tot hem. Salich is hy, dye daer eten sal broodt int rijck Gods *

16

Ende hi seyde tot hem.

Ga naar margenoot+ + Een man had bereyt een groot auontmael, ende heefter veel gheroepen, Ga naar margenoot+

17

ende heeft wtgesonden sinen knecht op die vre des auontmaels, dat hi seggen soude den ghenen die daer genoot waren. Coemt, want nv alle dingen bereyt zijn.

18

Ende alle gader hebben si hen begonnen te ontsculdighen. Die eerste seyde hem. Ick heb een bouhuys ghecoft, ende het is mi van noot dat ic moet wtgaen, ende besien dat. Ic bidde v doet mijn onscult.

19

Ende dye ander heeft geseyt. Ic heb vijf paer osschen gecoft ende ic gae om die te proeuen. Ic bidde v doet mijn onscult.

20

Ende een ander heeft geseyt. Ick heb ghetrout een huysurou, ende daer om en mach ick niet comen.

21

Ende dye knecht weder om comende, heeft dese dingen ghebootscapt sinen Heere. Doen die vader des huysghesins vertoornt wesende, heeft gheseyt tot sinen knechte. Gaet wt gheringhe in straten, ende steghen des stadts, ende brenget herwaerts in, arme, ende crancke, cruepele ende blinde.

22

Ende de knecht sprack. Heer het is gheschiet als ghi gheboden hebt, ende daer is noch plaetse.

23

Ende die heer sprack totten knechte. Gaet wt in weghen, ende tuynen ende dwingtse in te gaen, op dat mijn huys veruult mach worden.

24

Want ic segge v dat nyemant dier mannen, die welcke geroepen zijn, sal smaken mijn auontmael. *

25

Daer ghingen veel scaren met hem, ende omgekeert wesende, heeft geseyt tot haer.

26

So wie coemet tot mi, ende niet en haet sinen vader ende moeder, ende huysurou, ende kinderen, ende broeders, ende susteren, ende ooc zijn leuen, en mach niet wesen mijn discipel.

27

Ende so wie niet en draecht zijn cruys, Ga naar margenoot+ ende coemt mi nae, en mach niet wesen mijn discipel.

28

Want wie isser van v, die welcke timmeren wil eenen toren, sal hi niet eerst sittende rekenen die costen, oft hi ooc heeft dat hem van noode sal zijn om te volmaken?

29

op dat niet

[pagina F4v]
[p. F4v]

na dat hi geleyt heeft tfundament, Ga naar margenoot+ ende nyet en heuet mogen volbrengen, alle gader diet sien, beghinnen hem te beghecken,

30

seggende. Dese mensche heeft beghinnen te tymmeren, ende en heeft niet mogen volbrengen.

31

Oft so wat Coninc reysende om te striden tegens eenen anderen Coninck, sittende, en leyt niet eersten ouer, oft hy soude moeghen te ghemoedt coemen met thien duysenden, den ghenen die met twintich duysenden teghen hem coemt?

32

Maer anders als hy noch verre van daer is, wtsendende boden, begheert hi die dinghen, dye tot vrede zijn.

33

Daer om alsoo een yegelic van v, die daer nyet en verlaet al, dwelcke hy besit, en mach niet wesen mijn discipel.

34

Dat soudt is goet, Ga naar margenoot+ maer ist dattet soudt sonder cracht is, waer in salt dan gesouten worden?

35

Ten is niet profitelick in dat landt, noch in dye missinge, mer tsal buten gheworpen worden. Die daer heuet ooren om te hooren, die hoore.

margenoot+
A

margenoot+
B
margenoot+
Mar. xiij b

margenoot+
Mat. 23.v

margenoot+
C
margenoot+
mat. xxij.a

margenoot+
Mat. x.d. Mar. 8.d. Luce. ix.c

margenoot+
D

margenoot+
Mar. ix.g Mat. v.b.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken