Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot++ MAer hi sprack tot sinen discipulen. Het en mach nyet wesen, Ga naar margenoot+ daer en moet comen scandalizacie. Nochtans wee den ghenen, doer den welcken dat si comen.

2

Het is hem beter dat gehangen worde een molensteen om zijnen hals, ende gheworpen worde in die zee, dan hy si tot scandalizacie een van desen cleynen.

3

Wacht v: Ist dat v broeder ghesondicht heeft in v, berispt hem, ende ist dat hi penitencie doet, vergeeftet hem.

4

Ende ist dat hy seuenwerf inden dach gesondicht heeft in v, ende hy seuen werf bekeert wort inden dach tot v, segghende: Het is my leet, vergeeftet hem.

5

Ga naar margenoot+Ende dye apostelen hebben gesproken totten heer. Ga naar margenoot+ Vermeert in ons tgeloue.

6

Ende dye heer seyde. Waer dat ghy hadt gheloue ghelijck mostaert saet, ghi soudet geseyt hebben tot desen moerboom, wort wtgeroeyt, ende ouergesedt in die zee, hy soude v onderdanich geweest zijn.

7

Mer wie isser van v, hebbende eenen knecht aerende, oft die beesten wachtende, dye daer seyt tot hem ghecomen wesende wten acker, gaet henen ter stont ende sidt, ende eet,

8

ende en seyt niet eerst, maect reede dat ic mach eten, ende scort v op, ende dient my, ter tijt toe dat ick sal ghegeten ende ghedroncken hebben, ende na desen so eet ende drinct ghi?

9

Sal hi oeck dancken dien knecht, Ga naar margenoot+ want hi ghedaen heeft die dingen die hem beuolen waren? Ic meen, neen.

10

Ende des gelijcs ghy, wanneer ghy gedaen hebt alle dinghen die v beuolen zijn, so segget. Wi zijn onprofitelike knechten, wij hebben ghedaen dat welcke wij schuldich gheweest zijn te doen. *

11

+ Ende het is geschiet, doen hi ghinc na Hierusalem toe, ende hi doerwandelde tmidden van Samarien, ende Galileen.

12

Ende als hi inghinc in een casteel, zijn hem te gemoet gelopen .x. malaetsche mannen, de welcke gestaen hebben van verde,

13

ende met luyder stemmen gheseyt. Ihesu meester, ontfermt onser.

14

Die welcke als hi gesien heuet, heeft haer geseyt. Gaet ende vertoont v den priesteren. Ende het is gheschiet, dat si onder tgaen gesuuert zijn.

15

Ga naar margenoot+Mer een van dien, als hi ghesien heeft dat hi gesuuert was, is weder om gecomen met groter stemme, gode groot makende,

16

ende is neder [kolom] geuallen op zijn aensicht voor zijn voeten, hem danckende. Ende dese was een Samaritaen.

17

Ende Iesus antwoordende seyde, En isser nyet thien gereynicht, waer zijn de negen?

18

Daer en is niemandt geuonden dye weder gecomen is om gode lof te geuen, dan dese vreemde.

19

Ende hi seyde tot hem. Staet op, ende gaet, v geloof heeft v gesont ghemaect. *

20

Ga naar margenoot+Mer geuraecht wesende vande pharizeen wanneer comen soude trijck gods, heeft gheantwoort, ende geseyt. Ga naar margenoot+ Dat rijck gods en sal niet comen met waerneminghe,

21

noch si en sullen nyet seggen. Siet hier ist, oft siet daer ist. Want siet, trijc gods is binnen in v.

22

Ende hy sprack tot zijnen discipulen. Die daghen sullen comen, wanneer ghy begheren sult te sien eenen dach vanden soon des menschen, ende ghy en sult hem nyet sien.

23

Ende si sullen v segghen, siet hier: siet ghinder, en wilter nyet ghaen, noch en volchtse nyet.

24

Want ghelijck den blixim blinckende schijnt wt dat een rijc, dwelck onder den hemel is, tottet andere, dwelc onder den hemel is, also sal wesen de soon des menschen in sinen dach.

25

Mer hi moet eerst veel lijden, ende verworpen worden van desen geslachte

26

Ga naar margenoot+Ende alsoot geschiede in dye dagen Noe: Ga naar margenoot+ alsoe salt oeck wesen in dye dagen des soons des menschen.

27

Si aten, si droncken, si trouden huysurouwen, ende worden ter echte ghegheuen, tot dien daghe toe, inden welcken Noe inghegaen is in dye arcke, ende ghecomen is die diluuie, ende heeftse al verdoruen.

28

Ga naar margenoot+ Des ghelijcs oock alst gheschiet is in dien daghen van Loth: si aten, si droncken, si coften, si vercoften, si planten, si timmerden.

29

Mer op dien dach dat Loth wtghinc wt Sodoma, regendet vuer ende sulphur vanden hemel, ende vernieldese al.

30

Na dese sal wesen dien dach in welcke die soon des menschen gheopenbaert wort.

31

Ga naar margenoot+In die vre, die daer is opt dack, ende zijn vaten in huys, en climme niet neder, Ga naar margenoot+ om die wech te nemen. Ende die inden acker is, en sal des gelijcs nyet weder om gaen.

32

Weest gedachtich Loths huysurouwe.

33

Soe wie begheert zijn siel te behouden, sal dye verliesen, ende soe wie dye verliest, sal haer leuendich maken.

34

Ick segghe v, in dier nacht sullen daer zijn twee in een bedde, dye een sal opghenomen worden, ende dye ander sal achter ghelaten worden.

35

Twee sullen daer wesen tsamen malende, dye een sal aenghenomen worden, ende dye ander sal achter ghelaten worden. Twee in eenen

[pagina F6r]
[p. F6r]

acker, deen sal aengehnomen worden, ende dander sal after ghelaten worden.

36

Ende antwoordende, seggen si tot hem. Heer, waer?

37

Hi sprac tot haer. So waer dat lichaem is, aldaer sullen die aernen vergadert worden.

margenoot+
A
margenoot+
Matthei xviij.a. Mar. ix.f.

margenoot+
B
margenoot+
mat. xvij.c ende xxi.b

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E
margenoot+
mat. 24.b. mar. xiij.c.

margenoot+
F
margenoot+
Genesis. 7.b.

margenoot+
Genesis. xix.

margenoot+
G
margenoot+
mat. xvi.c Mar. 8.d.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken