Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde haer gheheele menichte opstaende heeft hem geleyt tot Pilatum.

2

Ende si hebben beghinnen hem te besculdigen, Ga naar margenoot+ seggende. Wij hebben desen geuonden verkeerende ons volck, ende verbiedende den keyser tribuyt te geuene, ende seggende hem den gesalfden coninck te wesen.

3

Ende Pilatus heuet hem geuraecht, seggende. Sijt ghi die coninc der Ioden? Ende hi antwoordende hem, heeft geseyt. Ghi segtet.

4

Ende Pylatus heuet geseyt totten ouersten der priesteren, ende den scaren. Ick en vinde gheen sake in desen mensche.

5

Ende si worden sterck seggende. [kolom] Hy heeft beroert dat volck, leerende door heel Iudeen, begonnen hebbende van Galileen tot hier toe.

6

Ende als Pylatus hoorde segghen van Galileen, soo heeft hi gheuraect, oft een Galileesch mensche was.

7

Ende als hi vernomen heeft, dat hi behoorde tot Herodes heerlicheyt, so heeft hy hem tot Herodem gesonden, die welcke te Hierusalem was, in dien dage.

8

Ga naar margenoot+Ende als Herodes Iesum ghesien heeft is hi zeer verblijt geweest, want hi in lange tijt zeer verlanget hadde hem te sien, want hi veel van hem hoorde, ende hi hoopte, dat hi sien soude eenich teeken van hem geschien.

9

Ende hy heeft hem geuraecht met veel woorden. Maer hi en antwoorde hem niet.

10

Ende die ouerste der priesteren ende scriben, stonden hem stantachtelijcken besculdighende

11

Ende Herodes heeft hem versmaet met zijn heerscaren, ende als hi hem bespot hadde, heeft hy hem een wit cleet aen ghedaen, ende heeften weder tot Pylatum ghesonden.

12

Ende op den seluen dach, zijn Pylatus ende Herodes vrienden geworden, want te voren waren si vyanden tegen malcanderen.

13

Ende als Pylatus tot hem gheroepen hadde dye princen der priesteren ende wetmeesters, ende tvolc,

14

heeft hi tot haer gheseyt. Ga naar margenoot+ Ghi hebt my gebrocht desen mensche als een diet volck verkeerende is, ende siet, ick in v tegenwoordicheyt vragende, en vinde gheen saeck in desen mensche van tgheen daer ghy hem af besculdicht,

15

noch Herodes niet, want ic v tot hem gesonden hebbe, ende siet, hem en is niet gheschiet, dat den doot waerdich is.

16

Daer om ghecastijt wesende, sal ick hem quijt laten.

17

Ende twas hem van noode, dat hy haer een quijt liet in die hoochtijt.

18

Ende daer om heeft die heel scare luyde geroepen, seggende. Doet dese wech, ende laet ons Barrabam quijt,

19

dye welcke was om een oploop, die in die stadt gemaect was, ende eenen dootslach, in die kercker geworpen.

20

Ende Pylatus heeft weder om tot haer gesproken: willende Iesum quijt laten.

21

Ende si riepen, seggende. Cruyst hem, cruyst hem.

22

Ende hi heeft ten derden mael tot haer gheseit. Wat heeft dese ooc quaets ghedaen? Ick en vinde gheen saeck des doots in hem daer om sal ick hem ghecastijt quijt laten.

23

Ga naar margenoot+Ende si stonden met luyder stemmen eyschende, dat hy ghecruyst soude werden. Ende haer stemmen werden stercker.

24

Ende Pylatus heeft gheordeelt te gheschien haer begeerte

[pagina G1v]
[p. G1v]

25

Ende hy heeft haer quijt ghelaten, den ghenen die om den oploop, ende dootslach, inden kercker geworpen was, Ga naar margenoot+ den welcken si begeerden. Mer Iesum heeft hy tot haren wille ouer geleuert.

26

Ende als si hem wech leyden, so hebben si ghegrepen eenen, Symon van Syrenen, comende wt het velt, ende si hebben hem tcruys opgeleit, om dat hi dat achter Iesum dragen soude.

27

Ende hem volchde een grote scare van volck, ende van vrouwen die weenden, ende bescreyden hem.

28

Ende Iesus tot haer gekeert zijnde, heuet geseyt. Dochteren van Hierusalem, en wilt niet weenen op mi, maer weent op v seluen ende op v kinderen.

29

Want daer sullen dagen comen, in welcken si seggen sullen. Salich zijn die onuruchtbare, ende die buycken dye niet gebaert en hebben, ende die borsten dye niet gesoocht en hebben.

30

Dan sullen si beginnen te seggen tot den bergen. Valt op ons, ende totten houelen bedect ons.

31

Want, ist dat si dit doen in een groen, wat salder geschien in een dorre?

32

Ga naar margenoot+Ende daer worden noch twee ander scalcken met hem geleyt, om dat si ghedoot souden worden.

33

Ende na dat si ghecomen zijn in een plaets, die ghenoemt wort Caluaria, daer hebben si hem gecruyst.

Ende die moordenaren, die een aen die rechter handt, den anderen aen die slincker hant.

34

Ende Iesus seyde. Vader vergheeftet haer want si en weten nyet wat si doen. Ende zijn cleederen deylende, hebben tlot geworpen

35

Ende tvolck stont verwachtende, ende die princen bespotteden hem met haer, seggende Hi heeft ander gesont ghemaect, maeck hem seluen ghesont, is hy Christus die wtuercoren Gods.

36

Ende dye ruyters coemende, bespotten hem oock, ende hem azijn geuende,

37

seggen. Ist dat ghi zijt die coninc der Ioden, maect v gesont.

38

Ende dat opscrift was op hem ghescreuen met griecsche, Ga naar margenoot+ ende latijnsche ende hebreeusche letteren. Dit is die coninc der Ioden.

39

Ende een van die moordenaren die daer hinghen blasphemeerde teghen hem, segghende. Ist dat ghi Christus zijt, so verlost v seluen, ende ons mede.

40

Die ander antwoordende, heeft hem ghestraft, segghende. En vreest ghy oock God nyet, daer ghy in dye selfde verdoemenisse zijt?

41

Ende wij seker te recht, want wij loon na onse wercken ontfanghen. Maer dese, en heeft niet quaets ghedaen.

42

Ende hy seyde tot Ihesum. Heere ghedenct doch mijnre, [kolom] als ghi sult comen in v rijck.

43

Ende Iesus heeft hem gheseyt. Voorwaer seg ick v, heden sult ghi met mi wesen int paradijs.

44

Het was by nae die seste vre, ende duysternissen zijnder gheworden opt gheheel aertrijck, totter neghender vren.

45

Ende dye son is verdonckert, ende tcleedt des tempels is te haluen gheschuert.

46

Ende Ihesus roepende met grooter stemmen, heeft gheseyt. Vader, in dijnen handen beuele ick mijnen gheest. Ende dit seggende, heeft hi den geest ghegeuen.

47

Ga naar margenoot+Siende Centurio datter ghebuert is, Ga naar margenoot+ heuet hi God geglorificeert, segghende. Warachtich, dese mensche was rechtuaerdich.

48

Ende al die scharen die gecomen waren tot dese bescouwinghe, ende gesien hadden die dingen die daer geschieden, keerden weder om slaende voor haer borsten.

49

Ende al zijn vrienden, ende die vrouwen dye hem gheuolcht waren van Galilea, stonden van verre dese dinghen siende.

50

Ende siet, een man genaemt Ioseph, die daer was Decurio, twelc was een goet man ende rechtuaerdich,

51

dese en hadde niet gheconsenteert in haren raedt ende daet van Arimathia, ioodtsche stadt, die welcke ooc mede verwachte trijcke Gods.

52

Dese is tot Pylatum ghegaen, ende heeft begheert Iesus lichaem.

53

Ende dat af ghenomen hebbende, heeft hijt gewonden in een linden cleet. Ende heeftet geleydt int graf, twelck in een steen wtgehouden was, in welck noch noeyt yeman gheleghen hadde.

54

Ende twas den dach van Parasceue, ende die Saboth began te schijnen.

55

Ende dye vrouwen geuolcht zijnde die met hem van Galilea gecomen waren, hebben tgraf gesien, ende hoe zijn lichaem geleyt was.

56

Ende weder om gecomen zijnde, so hebben si costelijcke cruyden ende saluen bereyt, ende opten saboth hebben si gheuiert, na dat ghebot.

margenoot+
A

margenoot+
mat. 27.a. Mar. xv.a Ier. xviij c

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
Ioan. xix.a.

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G
margenoot+
psal. xxx.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken