Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot++ UOor den feest dach van Paesschen, wetende Iesus dat zijn vre gecomen was, dat hi ouer gaen soude wt dese werelt totten vader. Als hi die sine liefhadde ghehadt, die in die werelt waren, tottet eynde toe heeft hi haer lief gehadt.

2

Ende alst maeltijt des auonts geworden was, doen die duyuel nv int herte van Iudas Simonis Scariotis gesendt hadde, dat hi hem verraden soude.

3

Iesus wetende, dat die vader alle dinck hem in zijn hant gegeuen hadde, ende dat hi vanden vader wt gheghaen was, ende tot God gaet,

4

is opgestaen vant auontmael, ende leyde zijn cleederen neder, ende als hi eenen linden doeck ghenomen hadde, heeft hi hem geschort.

5

Daer na, heeft hi dwater int becken gedaen, ende beghonst te wasschen die voeten der discipulen, ende te drooghen met den linden doeck, daer hi mede gheschort was.

6

Soe quam hi tot Symon Petrus. Ende Petrus seyde hem, Heere, wascht ghi mi die voeten?

7

Iesus heeft geantwoort, ende hem geseyt, Dat ick doe, en weet ghi nv niet, maer ghi sultet hier namaels weten.

8

Petrus seyde hem, Ghi en sult mijn voeten niet wasschen, inder eewicheit. Iesus heeft hem geantwoort, Ist dat ic v niet en wassce, ghi en sult geen deel met mi hebben.

9

Symon Petrus seyde hem, Heere, Ga naar margenoot+ niet alleen mijn voeten, maer ooc handen, ende hooft,

10

Iesus seyde hem, Die gewasschen is, die en behoeft niet, dan dat hi zijn voeten wassche, maer is heel reyn. Ende ghi zijt reyn, maer niet al.

11

Want hi wist wie [kolom] dattet was die hem verraden soude. Daer om heeft hi geseyt, Ghi en zijt niet al reyn

12

Daerom, als hi haer voeten gewasschen hadde, ende zijn cleederen ghenomen, weder aen die tafel geseten was, heeft hi haer weder om geseyt, Weet ghi, wat ick v ghedaen hebbe?

13

Ghi noemt mi meester ende heere, ende ghi segt wel, want ic bent,

14

Daer om, ist dat ick v voeten ghewasschen hebbe, heere ende meester, so sult ghi oock malcanderen die een des anderen voeten wasschen,

15

Want ick heb v een exempel gegeuen, op dat, ghelijckerwijs ick v gedaen hebbe, ghi so mede doen soudt. *

16

Voorwaer voorwaer seg ick v, die knecht en is niet meerder, dan zijn heere, noch een apostel, en is niet meerder, dan die hem ghesonden heeft.

17

Ist dat ghi dit weet, salich zijt ghi, ist dat ghi dat doet.

18

Ick en seg niet van v allen, Ick weet wie dat ick wtuercoren hebbe Ga naar margenoot+ Maer op dat die scrift veruult worde, Ga naar margenoot+ Die broot met mi eedt, heeft zijn hiele tegen mi opgeheuen.

19

Ick segt v nv, eer dattet geschiet, op dat, alst geschiet is, ghi geloouen moecht, dat ict ben.

20

Voorwaer, voorwaer seg ick v, die daer ontfanct wien dat ick seynden sal, die ontfanct mi. Ga naar margenoot+ Ende die mi ontfanct, ontfanct hem die mi gesonden heeft

21

Als Iesus dit gheseyt hadde, is hi verstoort geweest inden gheest, ende heeft ghetuycht, ende gheseyt, Ga naar margenoot+ Voorwaer, voorwaer seg ick v, dat een van v, sal my verraden.

22

Daerom saghen die discipulen malcanderen aen, ende twifelden van wien dat hi dat seyde.

23

Ende daer wasser een van Iesus discipulen, rustende in sinen schoot, den welcken Iesus lief hadde.

24

Daerom heeft Symon Petrus desen gewenct, ende hem gheseyt, Wie ist, van welcke hi seyt?

25

Aldus, als dese op die borst Iesu ruste, seide hi hem, Heer wie ist?

26

Iesus antwoorde, Die ist, dien ick dit gedoopt broot reycken sal. Ende als hi tbroot gedoopt hadde, heeft hijt gegeuen Iudas Symonis Scariotis,

27

ende na die brocke is Satanas in hem gheghaen.

Daerom seyde Iesus hem, Dat ghi doet doet haestelijcken.

28

Ende dit en verstont niemant, van die daer sittende waren, waer om dat hi hem dit gheseyt heeft.

29

Want die sommighe meenden (ouermits dat Iudas den budel hadde) dat Iesus hem gheseyt hadde, coopt dat ghene dat ons van noode is totten feest dach, oft dat hy den armen wat gheuen soude.

30

Ga naar margenoot+Daeromme

[pagina H3r]
[p. H3r]

als hi die brock ontfangen had, is hi ter stont wtgegaen, ende twas nacht.

31

Daeromme, als hi wtghegaen was, heeft Iesus gheseyt, Nv is die sone des menschen geclarificeert ende God is in hem geclarificeert.

32

Ist dat god geclarificeert is in hem, ende God sal hem clarificeren in hemseluen, ende ter stont sal hi hem clarificeren.

33

+ Mijn kinderkens, noch een weynich ben ick met v, ghi sult mi soecken, ende als ick den Ioden gheseyt heb, daer ick gae, daer en moecht ghi niet comen. Ende ick segt v nv,

34

Een nieu gebot gheef ick v, dat ghi malcanderen lief hebt, gelijc ic v lief gehadt hebbe, dat ghi malcanderen ooc lief wilt hebben.

35

Daer in sullen si alle kennen, dat ghi mijn discipulen zijt, ist dat ghi liefde hebt onder malcanderen.

36

Symon Petrus seyde hem, Heere, waer ghaet ghi? Iesus heeft geantwoort, Daer ic gae en moecht ghi nv niet volgen, mer ghi sult namaels volgen. *

37

Petrus seyt hem, Heere, waerom en mach ic v nv niet volgen? ic sal mijn leuen voor v setten.

38

Iesus heeft gheantwoort, Ga naar margenoot+ Sult ghi v leuen voor mi setten? Voorwaer, voorwaer seg ick v, die haen en sal niet craeyen, ter tijt toe dat ghy my driemael sult versaken.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C
margenoot+
Psalm. xl.

margenoot+
Luce. x.c.

margenoot+
mat. xxvi. mar. xiiij.b

margenoot+
D

margenoot+
mar. xiiij. Luce. xxij.c

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken