Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .viij. Capittel

Ga naar margenoot+ ENde Saulus, was consenterende in zijn doot.

1

Ende in dien dach, isser een grote veruolginge geschiet, tegen die kercke, die te Ierusalem was, Ende zijn alle gader verstroyt, door die landen van Iudea, ende Samaria, behaluen die Apostolen.

2

Ende goduruchtige mannen, hebben Stephani beschict, ende hebben een groot gescrey ouer hem gemaect.

3

Ende Saulus vernielde die kercke, ingaende door die huysen, mannen ende vrouwen treckende, leuerde hise in die geuangenis.

4

Daerom, die verstroyt waren, doorgingen vercondigende dwoort Gods.

5

Ga naar margenoot++ Ende Philippus, is gecomen in een stadt van Samaria, ende predicte haer Christum.

6

Ende de scharen mercten opt ghene, dat van Philippo geseyt wert, eendrachtelic hoorende ende siende die teekenen die hi thoonde,

7

Want die onreyne gheesten gingen wt, roepende met luyder stemmen. Ende veel vergichtige, ende crepele, zijn gesont geworden.

8

Ende een groote blischap isser in die stadt gesciet. *

9

Ende een man, genaemt Symon, die te voren in die stadt swerte consten gepleecht [kolom] had, ende tvolck van Samaria verleydende seggende dat hi wat groots was,

10

welcken si alle gader gehoor gauen, van die minste totten meesten, seggende, Dit is die cracht Gods, welcke die groote is genoemt.

11

Ende si gauen hem gehoor, want hi haer langhe tijt, met swartte consten verdwaest had.

12

Maer als si Philippo gelooft hadden, predikende van dat rijck Gods, ende vanden naem Iesu Christi, so werden daer gedoopt mannen ende ooc vrouwen.

13

Ga naar margenoot+Doen geloofde Symon selfs mede. Ende als hi gedoopt was so hinc hi Philippo aen. Ende siende teekenen ende crachten, so verwonderde hi hem zeere.

14

+ Ende als die Apostolen die te Ierusalem waren, ghehoort hadden, dat Samarien dwoort Gods ontfanghen hadde, hebben si tot haer gesonden Petrum, ende Ioannem.

15

Die welcke, als si neder geclommen waren hebben voor haer gebeden, dat si den heyligen gheest ontfangen souden,

16

want hy noch in gheen van haer ghecomen was, maer si waren alleen gedoopt, inden naem des Heeren Iesu.

17

Doen leyden si die handen op haer, ende si ontfingen den heyligen gheest. *

18

Ende als Simon ghesien hadde, dat die heylighe gheest ghegeuen wert, Ga naar margenoot+ door dopleggen der handen van die Apostolen heeft hi haer ghebrocht ghelt,

19

seggende, Gheeft mi ooc dese macht, op dat, so wien ick die hant oplegghen sal, den heylighen gheest ontfange. Ende Petrus, heeft tot hem geseyt,

20

V ghelt si met v tot verderfenis, want ghi ghemeynt hebt die gaue Gods met ghelt te besitten.

21

Ghy en hebt gheen deel, noch lot in dit sermoen, want v herte en is niet recht voor God.

22

Daerom doet penitencie, van dese uwe boosheit, ende bidt God, oft bi auontuer v die ghedachte ws herten vergeuen werde.

23

Want ic sie, dat ghi zijt in galle des bitternisse, ende in een bant des ongerechticheyts.

24

Ende Simon antwoordende, heeft geseyt, bidt ghi bi den heere voor mi, op datter niet op mi en come, van tgene, dat ghi geseit hebt.

25

Ende, si getuycht ende gesproken hebbende dwoort Gods, zijn weder om gecomen te Ierusalem, ende veel steden der Samaritanen predicten si dat Euangelie.

26

+ Ende die engel des heeren, heeft tot Philippum gesproken, segghende, Staet op, ende ghaet suydtwaerts totten wech, die neder daelt, van dye stadt van Ierusalem, totter stadt Gasam. Dese is woest.

[pagina O3r]
[p. O3r]

27

Ga naar margenoot+Ende opstaende, is hi henen gegaen, ende siet een man een Moriaen een dienaere machtich, van Candace die coninginne der Morianen, de welcke was ouer haer geheele schat, dese was te Ierusalem gecomen, om aen te bidden,

28

ende hi quam weder om sittende op sinen wagen, ende las Esayam den propheet

29

Ende die gheest heeft tot Philippum geseyt, Gaet aen, ende voecht v bi desen wagen.

30

Ende Philippus aenloopende, heeft ghehoort, dat hi Esayam den propheet las, ende heeft geseyt, Meyndy ooc te verstaen dat ghi leest?

31

Ga naar margenoot+Ende die, heeft gheseit, Ende hoe mach ict, ten ware dat mi yemant wees? Ende hi heeft Philippum gebeden, dat hi opclimmen soude, ende met hem sitten.

32

Ende die plaetse van die scrift die hi las was dese, Ga naar margenoot+ Ghelijc een scaep, is hi totter doot geleit, ende als een lam voor die gene, die hem scheert sonder stem, also heeft hi sinen mont niet opgedaen.

33

In ootmoedicheit is zijn oordeel wech ghenomen, wie sal zijn geboorte vertellen? Want zijn leuen sal vant aertrijc genomen worden.

34

Ende die dienare antwoordende Philippo, heeft geseyt, Ic bid v van wien seyt die propheet dat, van hem seluen, oft van yemant anders?

35

Ga naar margenoot+Ende Philippus, sinen mont op doende, ende beginnende van dese scriftuer af, heeft hem Iesum ghepredict.

36

Ende als si ouer wech voeren, zijn si tot een water gecomen, ende die dienare heeft geseit, Siet water, Wat verbiet mi gedoopt te worden?

37

Ende Philippus heeft geseyt, Ist dat ghi wt gantser herten ghelooft, so muechdy. Ende antwoordende, heeft hi geseyt, Ic geloof, dat Iesus Christus die sone Gods is.

38

Ende hi heeft geboden dat die wagen staen soude. Ende si zijn beyde af gegaen int water, Philippus ende die dienare tsamen, ende hi heeft hem ghedoopt.

39

Ende als si wten water op geclommen waren, so heeft die gheest des heeren Philippum wech genomen, ende die dienare en heeft hem niet meer gesien, Ende hi ginc ouer sinen wech, blide wesende.

40

Maer Philippus is geuonden in Azoten, Ende doorgaende predicte hi alle steden, tot dat hi quam tot Cesaream. *

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
Esai. liij.e

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken