Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde te Antochien in die kercken, waren sommighe propheten, ende leeraers, onder den welcken waren Barnabas ende Simon

[pagina O5v]
[p. O5v]

die genoemt wort de swerte, ende Lucius van Cyrenen, Ende Manahen die met Herodes de vieruorst opgeuoet was, ende Saulus.

2

Ende dese dienende den heere, ende vastende, heeft haer geseyt die heylige gheest, Scheydet my wt Barnabam, ende Saulum, totten wercke daer icse toe ghenomen hebbe.

3

Ende als si geuast hadden ende ghebeden, ende die handen op haer geleyt, so hebben sise laten gaen. Ende si wt geseynt wesende vanden heyligen gheest, zijn getogen tot Seleuciam,

4

ende van daer zijn si gescheept in Cyprem.

5

Ende als si in Salamine waren, so hebben si daer vercondicht dat woort Gods, inden Synagogen der Ioden. Ende si hadden oock Ioannem in haeren dienst.

6

Ga naar margenoot+Ende doorwandelt hebbende dat eylant Paphon, so vonden si eenen toouenaer een valsch propheet een Iode, wiens naem was Barieu,

7

die was bi die stadthouder Sergio Paulo, eenen verstandigen man. Dese tot hem ontboden hebbende Barnabam ende Saulum, begheerde te hooren dat woort Gods,

8

maer die touenaer Elimas (want also wort sinen naem bediet) wederstont haer, begeerende af te keeren den stadthouder van tgelooue.

9

Maer Saulus, die ooc Paulus hiet, veruult vanden heyligen gheest, vestigende zijn oogen op hem,

10

heeft geseit, O sone des duyuels, vol van alle bedroch ende alle scalcheit, een viant van alle rechtuerdicheit, en houdt ghi noch niet op te verkeeren die weghen des heeren die recht zijn?

11

Ende nv siet, die hant des heeren op v, ende sult blint zijn niet siende de Sonne tot eenen tijt toe. Ende ter stont viel op hem een donckerheyt ende duysternisse, ende al omgaende, socht hi die hem de hant geuen soude.

12

Doen heeft die stadthouder gelooft, siende datter was gesciet verwonderende ouer die leeringe des heren.

13

Ende als Paulus ende die methem waren van Papho gescheept waren, zijnsi gecomen tot Pergen in Pamphilien, maer Ioannes afsceydende van hen, Ga naar margenoot+ is weder om gereyst tot Ierusalem.

14

Maer si, als si die landen doorwandelt hadden, zijn gecomen van Pergen tot Antiochien in Pisidien, ende in die Synagoge gegaen zijnde opten Sabboth, zijn geseten.

15

En na die lesse der wet, ende propheten so hebben gesonden die princen der Sinagogen tot haer, seggende, Ghi mannen, ende broeders, isser in v eenech sermoen der vermaninghe totten volcke, die segt.

16

Ende Paulus opstaende, ende metter hant een teeken doende, om te swigen, heeft ge-[kolom]sproken. Ghi mannen van Israel, ende ghy die God vreest, hoort toe,

17

God des volcs van Israel heeft wtuercoren onse vaderen ende heeft tvolc verheuen, doen si vremde inwoonders int lant van Egipten waren, ende met eenen hoogen arm heeft hise daer wt geleyt,

18

ende veertich iaren tijts lanc heeft hi haer manieren inder woestinen verdragen

19

Ende wt gedaen hebbende seuen nacien van volcke int landt van Canaan, heeft haer gedeelt door tlot tlant,

20

bicans na vijf hondert ende vijftich iaren. Ga naar margenoot+ Ende daer na, ghaf hi haer rechters tot den Propheet Samuel toe.

21

Ende van daer aen begheerden si eenen coninck, Ga naar margenoot+ ende God heeft hen ghegeuen Saul den sone Cis, een man van tgeslachte Beniamin veertich iaren lanc.

22

Ende dien afgeset hebbende, heeft hi haer verwect Dauid den coninc van wien hi getuych geuende gesproken heeft. Ick heb geuonden Dauid den sone Iesse, eenen man na mijn herte, die alleen minen wille sal doen.

23

Wt den sade van desen heeft God, so hi beloeft hadde, voort gebrocht den volcke van Israel den salichmaker Iesum,

24

als Ioannes te voren gepredict hadde voor dat aensicht zijns ingancs, een doopsel van penitencie, allen den volcke van Israel.

25

Maer als Ioannes sinen loop veruulde, so seyde hi, Ga naar margenoot+ Wien ghi vermoedt mi te wesen, Ga naar margenoot+ ic en ben die niet, maer siet, hi coemt na mi, wien ick niet waerdich en ben den schoen zijnre voeten te ontbinden.

26

+ Ghi mannen, ende broeders, kinderen des geslachts van Abraham, ende die onder v lieden God vreesen, v is dat woort deser salicheyt gesonden,

27

want die te Ierusalem woonden, ende haer princen, als si hem niet en kenden, Ga naar margenoot+ ende die stemme der propheten (die welcke op alle Sabbothen worden gelesen) hebben si die veroordelende veruult.

28

Ende gheen sake des doots vindende, hebben si begeert van Pilato dat hi hem dooden wilde.

29

Ende als si alle dingen volbracht hadden, die van hem ghescreuen waren, hebben si hem van dat hout genomen, ende hebben hem in een graf geleyt,

30

Ga naar margenoot+Maer God heeft hem verwect vanden dooden, die welcke gesien is geweest veel dagen lanck,

31

van den ghenen die met hem opgeclommen waren van Galilea tot Ierusalem, die welcke zijn getuygen zijn, bi den volcke.

32

Ende wi vercondigen v nv, dat God die geloftenisse die totten vaders is geschiet, Ga naar margenoot+

33

veruult heeft haeren kinderen, verwecken-

[pagina O6r]
[p. O6r]

de Iesum. * Ghelijck als oock inden tweeden Psalm gescreuen is, Ghi zijt mijn sone, heden heb ic v ghewonnen.

34

Ende dat hi hem vanden dooden heeft verwect, dat hi voort niet meer en sal wederkeeren in corruptien, dat seyt hi aldus, Ga naar margenoot+ Ick sal v geuen die heylige Dauids, getrouwe beloftenissen.

35

Daerom seyde hi oock op een ander plaetse, Ga naar margenoot+

36

Ghi en sult niet geuen uwen heyligen te sien corruptie. Want Dauid, doen hi in zijnre tijt den wille Gods bedient hadde, so heeft hi geslapen, ende is bi sinen vaderen toegeleyt, ende heeft ghesien corruptie,

37

Maer dien God verwect heeft vanden dooden, die en heeft die corruptie niet gesien.

38

Ga naar margenoot+Hierom so si v kenlick mannen, ende broeders, dat v, door desen wort vercondicht verghiffenisse der sonden, van allen dien, vanden welcken ghi niet en hebt mogen gerechtuerdicht worden door Moyses wet.

39

In desen wort rechtuerdich alle die ghene die daer geloouet.

40

Ga naar margenoot+ Hierom, siet toe, dat niet ouer v en come, dat inden propheten gescreuen staet,

41

Siet ghi versmaders, ende verwondert v, ende wort verstroyt want ic doe een werc in uwen dagen, dwelc ghi niet en gelooft, waert dattet v yemant vertelde.

42

Ende si wt gaende, baden haer, dat si den nauolgenden Sabboth, haer die woorden wilden spreken.

43

Ende als die kercke van malcanderen gescheyden was, so zijn geuolcht Paulum ende Barnabam veel Ioden ende vremde God dienende, welcken si aensprekende geraden hebben, dat si volstandich souden bliuen in Gods gracie.

44

+ Ende opten nauolgenden Sabboth, quam bi na te samen de geheele stadt, om Gods woort te hooren.

45

Maer de Ioden siende die scharen, zijn si gheweest veruult met nijt, ende wederseyden die dingen die van Paulo werden gheseyt, blasphemie sprekende.

46

Doen hebben Paulus ende Barnabas moet gripende, gesproken, Het was van noode dat v dat woort Gods eerst geseyt soude worden, maer nv ghi dat van v worpt, ende oordeelt v seluen onwaerdich des eewigen leuens, siet, so keeren wi ons totten heydens

47

want also heeft ons die Heere geboden. Ga naar margenoot+ Ick heb v den heidenen, tot een licht geset, op dat ghi tot salicheyt soude zijn, tot deynde der aerden.

§

48

Dit hoorende die heydenen, zijn si verblijt, ende glorificeerden dat woort des Heeren, ende werden gelouich, also vele alsser totten eewigen leuen geordineert waren.

49

Ende dat woort des Heeren, wert door tgeheele [kolom] landt verbreyt.

50

Maer die Ioden maecten toe gheestelike ende eerbare vrouwen, ende die ouerste van dier stadt, ende verwecten een veruolginge tegen Paulum ende Barnabam, ende stietense wten eynde van haeren landen.

51

Ga naar margenoot+ Maer si schuddende dat stof haerder voeten op haer, zijn gecomen tot Iconien.

52

Ende die discipulen werden veruult met bliscappen, ende met den heyligen gheest. *

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
i.re. viij.a. i.re. xvi.c.

margenoot+
E
margenoot+
marci. i.a. Ioann. i.d.

margenoot+
Luc. xxiij.c Io. xviij.d

margenoot+
F

margenoot+
Psalmo. ij Hebre. i.d.

margenoot+
Esaye. lv.

margenoot+
Psalm. xv ij.Regum. ij.

margenoot+
G

margenoot+
Abacuck. i

margenoot+
Esa. xlix.b

margenoot+
Matt. x.b. Luce. ix.a.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken