Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ALs si Amphibolim, ende Appolonien doorwandelt hadden, quamen si tot Tessalonicam, daer een Synagoge was der Ioden.

2

Paulus, na gewoonten ghinc tot haer in, ende op drie Sabbathen sprac hi haer vanden scriften,

3

open doende ende voorleggende dattet van noode was Christum te lijden, ende vanden dooden te verrisen, ende dat dese Christus Iesus is, den welcken ic v vercondige

4

Ende sommige wt hen hebben gelooft, ende zijn Paulo ende Syle toe geuallen, ende oock een groote menichte vanden goduruchtigen Ioden, ende niet weynich edele vrouwen.

5

Maer die ongeloouige Ioden, Ga naar margenoot+ zijn met nidicheyt beroert geweest, Ga naar margenoot+ ende met hen ghenomen hebbende wten volc sommige quade mannen, ende een menichte vergadert zijnde, hebben si die stadt in beroerte gestelt, ende gewelt doende den huyse Iasonis, sochten sise voor dat volc wt teleyden.

6

Ende als si haer niet geuonden en hadden, so toghen si Iasonem ende sommige broederen tot die princen der stadt, roepende, Dese die den ooploop in steden maken, zijn hier ooc gecomen, welcke dat Iason heymelic ontfangen heeft, ende dese al tesamen doen tegen die insettingen des

7

Keysers, Ga naar margenoot+ seggende Iesum te wesen eenen anderen coninc.

8

Ende si beroerden dat volc ende die borgermeesters der stadt die dit hoorden.

9

Ende ontfangen hebbende onscult van Iason, ende vanden anderen, hebben haer laten gaen.

10

Ga naar margenoot+Maer die broeders, hebben haestelic bi nacht Paulum te samen met Syla wt gelaten tot Beroam. Dese als si daer gecomen waren, zijn si gegaen inder Synagogen der Ioden,

11

want dese waren, vanden hoochsten geslachten, onder dieghene die te Tessalonien waren, die daer ontfingen dwoort met alre toegenegentheit des herten, dagelics de scrift ondersoeckende, oft dese dingen alsoe hen hebben souden.

12

Ende veel heefter gelooft van haer. Ende eerbare heydensche vrouwen, ende niet weynich mannen.

13

Maer als die Ioden van Tessalonien bekent hadden, dattet woort Gods ooc tot Beroe van Paulo vercondicht was, zijn si gecomen, ende hebben daer ooc die scaren beroert.

14

Ende doen, ter stont hebben die broeders Paulum wt gelaten, Ga naar margenoot+ dat hi soude gaen al totter zee.

Maer Sylas ende Timotheus zijn daer gebleuen.

15

Maer die Paulum geleyden, heb-[kolom]ben hem gebracht tot Athenen toe, ende ontfangende een gebot aen Sylam ende Timotheum dat si hem volgen souden opt aldereerst, als si mochten, zijn si gereyst.

16

Paulus, als hi haer te Athenen verwachte, so is sinen gheest onsteken geweest in hem doen hi siende was, dat die stadt geneycht was totten dienst der afgoden,

17

daerom disputeerde hi metten Ioden ende goduruchtigen inder Synagogen, ende op die merct dagelics, totten ghenen die gehoort hadden.

18

Maer sommige der Epicureen ende Stoici philosophen keuen met hem, ende die sommige seyden, wat wil dese onnutte clappaert seggen? Ende die ander spraken, Het schijnt dat hi is een vercondiger van nieuwen duyuelen, om dat hi Iesum ende die verrisenis hen vercondichde.

19

Ende si hebben hem aengetast, ende geleyt in die recht plaetse, seggende, En mogen wi niet weten, welc dat is de nieuwe leeringe, Ga naar margenoot+ die van v vercondicht wort?

20

Want ghi brengt sommige nieuwe dingen voor onse ooren, So willen wi dan weten, wat dese dingen willen wesen.

21

Maer die van Athenen al te samen, ende die vremde die daer verkeerden en leyden nerghens anders op toe, dan om wat nieus te seggen, oft wat nieus te hooren.

22

Ende Paulus staende opt middel der recht plaetsen, sprac, Ghi mannen van Athenen, ic sie v bi na in allen stucken wangeloouich.

23

Want voorbi gaende, ende aensiende uwe afgoden, so heb ic ooc geuonden eenen outaer, daer op gescreuen stonde, DEN ONBEKENDEN GOD. Daerom den ghenen dien ghi onwetende zijt eerende desen vercondige ic v.

24

God die ghemaect heeft de werelt, ende al tghene dat daer in is, Ga naar margenoot+ dese na dat hi is een Heere des hemels ende der aerden, en woont niet in tempelen die met handen gemaect zijn,

25

noch hi en wort ooc niet met menschen handen geeert, eenich dinc behoeuende, in dien hi alle dingen dat leuen ende den adem, ouer al is geuende.

26

Ende hi heeft gemaect wt eenen, alle dat geslachte der menschen, dattet soude woonen, op dat aensicht der geheelder aerden, Ende heeft gestelt besette tiden, ende geset haerluyden terminen haere wooningen,

27

dat si God soecken souden, oft si hem bi auontueren geuoelen ende vinden mochten. Hoe wel, dat hi niet verde en is van een yeghelick van ons,

28

want door hem leuen wi, ende worden wi beweghen, ende zijn wi, gelijc ooc sommige van uwen poeeten geseyt hebben, Dat wi zijn ooc van zijn geslachte.

29

In dien wi dan vanden godliken

[pagina O8v]
[p. O8v]

geslachte zijn, so en sullen wi niet meenen dat God gelijc is den goude, oft den siluere, ofte eenen steene die metter conste gesteken is, oft vindinghe der menschen.

30

Ga naar margenoot+Ende God die tijden der onwetentheyt versmadende, nv vercondicht den menschen dat si al te samen, op alle plaetsen penitencie doen souden, daerom,

31

want hi gestelt heeft eenen dach, inden welcken hi oordelen sal den omloop der aerden, met rechtueerdicheyt, door dien man, door welcken hijt gestelt heeft allen menschen geloof houdende hem vanden dooden verwect hebbende.

32

Maer als si die verrisenis der dooden gehoort hadden, so bespotten hem die sommige, maer die sommige seyden, wi sullen v daer weder af hooren.

33

Also is Paulus wtgegaen, wt dat middel van haer.

34

Maer sommige mannen hem aenhangende, hebben gelooft, inden welcken ooc Dyonisius een vanden raetsheeren was, ende een vrouwe ghenaemt Damaris, ende aendere met haer.

margenoot+
A

margenoot+
Lu. xxiiij.g
margenoot+
B

margenoot+
Io. xviij.d

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken