Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde als si ontcomen waren, so hebben si beuonden dat deylant Melite geheeten was. Ende dat rouwe volck bewees ons gheen cleyn vrientschap.

2

Ende een vier ontsteken hebbende, ontfingen ons allen, om den aenstaenden regen ende die coude.

3

Ende als Paulus eenen hoop spaenderen verga-[kolom]dert hadde, ende op dat vyer geleyt, so crooper een slanghe vander hitten voort, ende voer aen zijn handt.

4

Als die luyden saghen die beest aen zijn handt hanghen, seyden si tot malcanderen, Dese mensche is ganselic een dootslagher, welcke hoe wel hi die zee ontghaen is, die wrake niet en laet leuen.

5

Ende hi schudde die slange in dat vyer, ende hem en quam niet quaets ouer,

6

maer si meynden dat hi in een gheswil verkeert soude worden, ende ter stont neder vallen soude ende steruen. Ende als si lange wachtende waren, ende siende dat hem niet quaets en gheschiede, keerden si hen om, ende seyden hem God te zijn.

7

Ga naar margenoot+Ende in die selue plaetse hadde wthouen die prince des eylants, ghenoemt Publius die ons ontfanghende ter herberghen, drie daghen goedertierlick heeft ghetoeft.

8

Het gheschiede, dat die vader Publij te bedde lach van die cortse, ende den buyc euel, tot wyen Paulus is in ghegaen, ende als hy ghebeden hadde, ende die handen op hem gheleyt, heeft hi hem ghesont ghemaect,

9

Daeromme dit gheschiet zijnde, so zijn dye ander oock die siecten hadden inden eylande ghecomen, ende si werden ghesont ghemaect,

10

die oock met grooter eeren, ons gheeert hebben, ende hebben ons al ghedaen dat van noode was alswi reysden.

11

Ga naar margenoot+Maer nae drie maenden, zijn wy gheuaren in een schip van Alexandrien, dat inden eylande ouer verwintert hadde, welck een wapen hadde van Castor ende Pollux.

12

Ende als wi ghecomen waren tot Syracusen, bleuen wi daer drie daghen,

13

van daer omuarende, quamen wi tot Rhegium. Ende na eenen dach, als wi den zuyden wint mede hadden, quamen wi des anderen daechs tot Puteolos.

14

Ende daer broederen geuonden hebbende, zijn wy van hen ghebeden, om te bliuen by haer seuen daghen, ende so zijn wi gecomen te Romen.

15

Ende van daer als die broederen van ons ghehoort hadden, zijn si ons te ghemoet gecomen tot Appius merct toe, ende de drietauernen, welcke als Paulus ghesien hadde, God gedanct hebbende, heeft hi een betrouwen ghenomen.

16

Ga naar margenoot+Ende als wy te Romen ghecomen waren, so ist Paulo toeghelaten, dat hi alleen bliuen soude met eenen ruyter hem bewarende.

17

Maer na drie daghen heeft Paulus die ouerste der Ioden te samen gheroepen, ende als si gecomen waren, seyde haer. Ghi mannen ende broeders, ick niet gedaen hebben-

[pagina P6v]
[p. P6v]

de teghen ons volck, noch teghen die seden der ouderen, ben ghebonden van Ierusalem ouergheleuert in den handen der Romeynen,

18

welcke als si my ondersocht hadden, my hebben willen vri laten, want gheen sake des doots in mi en is.

19

Maer doen dye Ioden daer teghen seyden, soe ben ick bedwonghen den Keyser te appelleren, nyet als oft ick yet hadde mijn volck mede te beschuldigen,

20

Daer omme door dese sake heb ick v te samen geroepen, dat ick v sien soude, ende aenspreken, want om den hope van Israel ben ick met dese ketene ombeuanghen.

21

Ga naar margenoot+Ende si seyden tot hem, Wi en hebben noch brieuen van v ontfanghen van Iudeen, noch niemant vanden broederen comende, heeft ons vercondicht oft ghesproken yet quaets van v,

22

maer wi willen van v hooren, wat ghi gheuoelt, want van deser secten is ons kenlick, dat haer op allen plaetsen wederseit wort,

23

Ende als si hem eenich dach ghesedt hadden, soe zijnder veel tot hem ghecomen in zijnder herberghen, den welcken dat hi wtleyde ende betuychde dat rijck Gods, ende radende haer van Iesu, wt Moisen ende die propheten, vanden morghen, totten auont.

24

Ende die sommighe gheloofden dye dinghen dye van Paulo gheseyt worden, maer die sommighe en geloofdent niet.

25

Ende als si onder malcanderen niet eendrachtich en waren, seyden si, nae dat Paulus gheseyt hadde een woort, Ga naar margenoot+ Wel heeft die heylighe gheest ghesproken door Esayam den propheet tot onsen vaderen

26

segghende Gaet tot dit volck ende segt, Ga naar margenoot+ Ghy sult metten ooren hooren, ende niet verstaen, ende al siende suldijt sien ende niet bekennen.

27

Want dat herte van desen volcke is verhert, ende metten ooren hebben si swaerlick gehoort ende si hebben haer ooghen toe ghedruct, op dat si niet tot eenighen tijdt sien souden metten ooghen, ende hooren metten ooren, ende metter herten verstaen, ende bekeert worden, ende ic haer ghesont maken mochte

28

Daer om si v kenlick dat den heydenen dese salicheyt gods ghesonden is, ende si sullent hooren.

29

Ende als hi dit gheseyt hadde, ghingen die Ioden wt van hem, veel twist onder malcander hebbende.

30

Ga naar margenoot+Maer Paulus is twee iaren gebleuen in zijn ghehuerde wooninghe, ende ontfincse alle die tot hem ghinghen,

31

prekende dat rijcke Gods, ende leerende die dinghen die [kolom] vanden Heere Iesu zijn, met alre vrijheyt onuerboden.

§ Hier eynden die wercken ofte gheschiedenissen der Apostolen. die welcke die Euangelist sinte Lucas bescreuen heeft.

Hier nae volcht die Epistel die de apostel sint Iacob ghescreuen heeft.

[afbeelding]

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
Esaie. vi.c mat. xiij.b mar. iiij.b. Luc. viij.b Ioan. xij.f

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken