Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina P7r]
[p. P7r]

Hier begint die Epistel die de heylige Apostel S. Iacob, Alpheus, die men noemt den minder gheschreuen heeft.

§ Dat eerste Capittel.

[afbeelding]

1

Ga naar margenoot+IAcobus, knecht godes: ende des heren Iesu Christi. Die twalef geslachten welcke zijn inde verstroeyinge salicheyt.

2

Mijn broeders rekentet alle blijschap als ghi in verscheyden temptacien zijt:

3

dat wetende, dat die ondersoeckinge van uwen geloof voort brenghet verduldicheit,

4

ende verduldich; heeft een volmaect werck, op dat ghi moecht wesen volmaect, ende oprecht in niet ghebrekende.

5

Ist dat eenige van wijsheyt gebreect, die begeerse van God, die welcke gheeft allen oueruloedelick, ende hy en verwitet niet, ende si sal hem gegeuen worden.

6

Maer begeere met betrouwinge, niet twifelende.

Want die daer twifelt, is gelijc die vloet vander zee, welcke wort beroert met winden ende wort wech genomen met een storm.

7

Daer om dye mensche en laet hem nyet duncken dat hy wat vanden heere ontfangen sal.

8

Een man van eenen dubbelde sinne, is onstantachtich in alle zijn weghen.

9

Ga naar margenoot+Die broeder dye oetmoedich is, gloriere in zijn verheffinge. Ga naar margenoot+

10

Weder om die daer rijck is in vernederinge zijns selfs, want hi sal vergaen als die bloeme des gras,

11

want die sonne is op gegaen met hitte, ende tgras is dorre geworden, ende zijn bloeme is af geuallen, ende die schoonheyt haere aenscouwinge is vergaen. Also sal oec die rijcke dorre werden in zijn wegen.

12

Salich is die man die temptacie verdraecht: want als hi geproeft sal wesen, sal hi ontfangen die troon des leuens, welcke God beloeft heeft den ghenen die hem lief hebben.

13

Niemant en segge als hi getenteert wert, dat hy van god getenteert wort: want god en is gheen tenteerder der quaden, want hi en tenteert niemant,

14

ymmer een yegelic werd getenteert van zijn eygen begeerlicheyt, af getrocken ende toegeloct.

15

Daer na als dan die begeerlicheyt ontfangen heeft, so brenct si sonde voort: ende de sonde volbrocht [kolom] wesende, brenget voort de doot.

16

Mijn lieue broeders, daer om en wilt niet dwalen.

17

Ga naar margenoot+ + Alle goede gheuinge, ende alle volmaecte gaue, is van bouen neder dalende vanden vader der lichten, bi welcken gheen veranderinge en is, oft omscheemsel des veranderinghe

18

Want dese heeft ons voortgebrocht ghewillichlic mettet woort des waerheyts, op dat wi wesen souden eerste vruchten zijnre creatueren.

19

Ghi weet mij alder liefste broeders, alle mensche wese haestich om te horen, traech om te spreken, ende traech tot gramscappe:

20

want die toornicheyt des mans, en werct niet die rechtueerdicheyt gods.

21

Daer omme af gheworpen hebbende alle onreynicheyt, Ga naar margenoot+ ende oueruloedicheyt des quaets, wilt ontfanghen met sachtmoedicheyt het ingesaeyde woort, twelcke v sielen salich maken mach. *

22

Ga naar margenoot+ + Ende weest volbrengers des woorts, ende gheen hoorders alleen, bedriegende v seluen

23

Want ist datter yemant twoort hoort, Ga naar margenoot+ ende dat met die wercken niet en bewijst, dese is gelijck eenen man aenschouwende in die spiegele dat aensicht zijnre geboortenisse,

24

want hi heeft hem seluen aengeschouwen, ende hi is wech gegaen, ende ter stont heeft hi vergheten, hoedanich dat hy gheweest is.

25

Maer dye daer toe siet in die volmaecte weet, Ga naar margenoot+ welcke is des vrijheyts, ende daer inne is bliuende, dese als hi niet en is een vergetende hoorder, mer een volbrenger des wercs, sal in zijn werck salich wesen.

26

Ist datter yemant onder v schijnt geestelic te wesen, dye welcke zijn tonghe nyet en bedwinct, mer zijn hert verleydende, dees gheestelicheyt is ydel.

27

Die suyuere ende onbeulecte gheestelicheyt bi God, ende den vader, is dese. Te besoeken weesen, ende weduwen, in haer tribulacie, ende hem seluen onbeulect te houden van deser werelt. *

margenoot+
A

margenoot+
B
margenoot+
Ec. xiiij.c Esaie. xl b i.Petr. i.b Ioan. v.b.

margenoot+
C

margenoot+
Pro. xvij.b Eccle. v.c.

margenoot+
D

margenoot+
Rom. v.b.

margenoot+
Mat. v.c.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken