Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde een vanden seuen engelen is gecomen welcke hadde seuen schalen, ende hy heeft met mi gesproken seggende mi. Coemt, ick sal v thoonen die verdoemenis vande grote hoere, welcke sidt op veel wateren,

2

met welcke oncuyschelick gheleeft hebben dye Coningen des aerde, ende die opter aerden wonen zijn [kolom] droncken geworden vanden wijn haerder oncuysheyts.

3

Ende hy bracht mi doer den gheest inde woestenye. Ende ick heb gesien dat een vrouwe sadt op een rode beest, vol namen van blasphemie, hebbende seuen hoofden, ende thien hoornen:

4

ende die vrouwe was om gedaen met rode scharlaken, ende rosen veruwe, ende vergult met gout, ende met costeliken gesteenten, ende peerle: hebbende eenen groten drincnap in haer hant, vol grouwelicheyts ende onreynicheyts haerder onsuuerheyts.

5

Ga naar margenoot+Ende in haer voorhooft gescreuen den naem, tverborgentheit: de grote Babylon, die moeder der oncuysheden ende der grouwelicheden des aerdes.

6

Ende ick heb gesien een vrou droncken van tbloet der heyligen, ende van tbloet der getuygen Iesu Ende ic heb mi zeer verwondert, doe icse sach met een grote verwonderinge.

7

Ende die Engel heeft my gesiet. Wat verwondert ghi? Ick sal v seggen tverborgenheyt des vrouwes, ende des beests dat haer draecht, twelck heeft seuen hoofden, ende thien hoornen.

8

Tbeest dat ghi gesien hebt, heeft geweest, ende ten is niet, ende tsal opclimmen vanden afgront, ende tsal inde verdoemenisse gaen, ende si sullen haer verwonderen die inde aerde wonen, welcker namen niet gescreuen en zijn int boec des leuens vant beginsel des werelts, siende tbeest datter was, ende niet en is.

9

Ende hier is tverstant, dwelck wijsheyt heeft.

Die seuen hoofden, zijn seuen bergen daer die vrouwe op sidt, ende seuen Coningen zijnder.

10

Ga naar margenoot+Vijf isser geuallen, een isser, ende dander en is noch niet gecomen. Ende als hi coemt, moet hi een corte tijt blijuen.

11

ENde tbeest datter was, ende niet en is, dat is die achste, ende is vanden seuen, ende gaet in die verdoemenis.

12

Ende die thien hooren die ghi gesien hebt, zijn die thien Coningen: diet rijck noch nyet ontfangen en hebben, maer si sullen in een vre ontfanghen macht als Coninghen nae dat beest.

13

Dese hebben eenen raedt, ende haer cracht ende macht sullen si tbeest ouer gheuen.

14

Dese sullen metter lam vechten, ende tlam sal haer verwinnen, wantet dye Heer der Heren is, ende Coninck der Coninghen ende die met hem zijn geroepen, ende wtuercoren ende ghelouige.

15

Ga naar margenoot+Ende hy seyt my. Die wateren dat ghi ghesien hebt, daer die hoer sidt, zijn volck, ende Heydens, ende talen.

16

Ende de thien hoornen dye ghy int beest gesien hebt, dese sullen dye hoere haten, ende sullense verlaten maken ende naect, ende haer vleesch sullen si eten,

[pagina R5r]
[p. R5r]

ende haer sullen si verbernen int vuer,

17

want God heeftet in haer herten gegeuen, dat si doen souden dat hem behagelick is, op dat si haer rijck souden gheuen der beesten, tot dat dye woorden Gods volbracht worden.

18

Ende dye vrouwe die ghy ghesien hebt, is die grote stadt, welck trijck heeft op die Coningen des aerde.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken