Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981 (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.00 MB)

ebook (30.44 MB)

XML (3.77 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981

(1981)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 14]
[p. 14]

Een apostolische Carry van Bruggen
Van alles het middelpunt, een biografie

Van alles het middelpunt Over leven en werk van Carry van Bruggen door Ruth Wolf Uitgever: Querido, 275 p., f 35,-

Diny Schouten

Het eerste dat opvalt aan leven en werk van Carry van Bruggen - nu precies honderd jaar geleden geboren (1 januari 1881) en al bijna vijftig jaar dood (16 november 1932) - is haar verlangen om alle afzonderlijke verschijnselen te begrijpen in één alomvattend wereldbeeld. Haar analyseerdrift en hang naar synthese maakt haar werk voor veel mensen gedateerd, denk ik. ‘Het Absolute’ en ‘De Eenheid’ worden in haar werk met de nodige eerbiedige hoofdletters gespeld. Ter Braak vond dat al gênant, ondanks alle dankbaarheid aan haar filosofisch hoofdwerk, Prometheus (1919), waarvan hij zei: ‘Aan dat boek heb ik mijzelf ontdekt, ademloos.’

 

‘Krachtens de identiteit van Al-zijn en Niet-zijn vermag het Absolute slechts door zelfdoorbreking tot zelfonderscheiding, in den zin van zelfbewustzijn te komen.’ Dat is een van de eerste zinnen uit Hedendaagsch Fetischisme (1925, onlangs heeft Querido er de derde druk van uitgebracht). Zo'n zin klonk in 1925 misschien gewoner dan nu. Hedendaagsch Fetischisme is overigens, ondanks de afschrikkende openingszinnen en de hoofdletters, een erg levendig en verstandig boek. Het houdt zich niet bezig, zoals Ruth Wolf nu zegt, met de ‘maatschappelijke problematiek van het verschijnsel taal’, maar het is een analyse hoe de zogenaamde liefde voor de moedertaal gebruikt wordt in de campagne voor de vaderlandsliefde. Dat vaderlandsliefde niet zo'n verheven begrip is, had Carry van Bruggen al betoogd in haar eerste, politieke, brochure: Vaderlandsliefde, Menschenliefde en Opvoeding (1916).

Vaderlandsliefde, zegt ze daar, is niet verhevener dan de liefde voor de eigen portemonnaie; vaderlandsliefde is nationalisme, ‘en we weten allemaal dat overal nationalisme de vlag is waaronder elkeen zijn particuliere zilvervloot huistoe laat varen.’

Carry van Bruggen zei zulke dingen alsof het gedrukt stond (steevast getuigen tijdgenoten dat ze zo'n talentvol spreekster was), óók tegen het publiek van rijke Blaricummers en Zeistenaren, voor wie ze privé-cursussen gaf, in de oorlogsjaren '14-'18. Er moeten zich ten huize van die deftige mensen vreemde tonelen hebben afgespeeld, herinnert Henri Wiessing zich.



illustratie
Carry van Bruggen en haar twee kinderen


De historicus Huizinga had zich, wat Prometheus betreft, al geërgerd aan het samengaan van verheven, abstracte begrippen met voorbeelden die hij volks en plat vond (Carry illustreert in haar betoog de begrippen Goedheid en Wijsheid met: heb uwen naaste lief, en al te goed is buurmans gek). Er moeten meer mensen geweest zijn die Carry af en toe stuitend hebben gevonden. Hoorde het lagere niet bij haar? Wiessing vermeldt op nuffige toon Carry's voorliefde om ‘onverhuld seksuele’ grappen te vertellen.

Het rare in de nu verschenen biografie van Carry van Bruggen is dat de schrijfster, Ruth Wolf, slechts oog heeft voor de ‘verheven’ kant van Carry, de Carry die schrijft over ‘Het Ene’ en ‘Het Vele’. Alles wat niet lijkt te horen bij Carry's reiken naar het hogere, laat ze weg.

Zo schrijft Ruth Wolf over de lezingen voor het Gooise elitepubliek - dat wegens de oorlog geen vakanties in het buitenland kon houden en tot troost daarvoor Carry had ingehuurd: ‘Juist omdat Carry de behoefte had ook met het gesproken woord onder de mensen te gaan, heeft zij zich niet beperkt tot het geven van lezingen voor de elite; zij sprak belangeloos voor de leden van Kunst aan het Volk.’ Dat is alles wat ze erover schrijft, en ze haalt dan nog zonder verder commentaar aan wat een wat geëxalteerd collegaatje van de school waar Carry onderwijzeres was geweest, erover schrijft: ‘Onvergetelijk zijn die middagen. Als helle zonneplekken staan ze uit boven 't dagelijkse gedoe. In wijde kring om haar heen, weggedoken in fraaie stoelen bij 'n knapperend haardvuur en schemerlampen zitten daar ernstige, meestal oudere dames en heren en we luisteren, naar de welluidende taal, de schitterende gerijde zinnen, die als uit haar komen aanrollen en ons omgeven als met een weelde van kunstwerken.’

Beroering

Wat je via Ruth Wolf niét te weten komt, is dat Carry zelf die lezingen (die ze, ik zeg het er maar even bij, voor geld hield) niet altijd even prettig heeft gevonden, en dat die ernstige, oudere dames en heren wel eens, hoogst onbeschaafd en pijnlijk, in schaamteloze verontwaardiging losbarstten, zodat de gastvrouw wel eens de grootste moeite had, de zaak te sussen.

In een stukje in De Groene vertelt Carry wat de aanleiding kon zijn tot zulk tumult. Ze had gezegd, in een bespreking van Galsworthy's drama Justice, dat James How, een van die steunpilaren van de maatschappij, niet zozeer als Servant of the Law, maar eerder als de beschermer van zijn brandkast optrad, toen hij zijn bediende overleverde aan het gerecht. De jongeman had, om een vrouw uit de hel van haar huwelijk te bevrijden en haar in staat te stellen naar Amerika te gaan, hem vijftig gulden ontstolen. Hevige beroering onder Carry's publiek: ‘Mevrouw, u komt hier den diefstal verdedigen!’ Maar Ruth Wolf neemt hier de plaats in van de beschaafde gastvrouw, die niet graag ruzie ziet, of deze in ieder geval buiten de deur wil houden. Van die drijfveer zijn erg veel voorbeelden te vinden.

Bij voorbeeld. Er zijn maar heel weinig persoonlijke herinneringen opgeschreven aan Carry van Bruggen. Van wat er is, vormen de herinneringen van Henri Wiessing het grootste deel. Dan mag je toch wel vermelden, dat Wiessing haar niet mocht! Zijn verslag, in Een koffiemaaltijd bij Frans Coenen staat vol pure roddel, en is juist daardoor leuk om te lezen. Wiessing, zelf onuitstaanbaar ijdel en bovendien een saloncommunist (het oordeel is van Annie Romein-Verschoor, maar die vindt zo iets al gauw), heeft het over Carry's ‘overmatige zucht naar succes’. Volgens hem droomt ze ervan, met de Franse schrijfster Colette vergeleken te worden, en viel ze mensen lastig met de hoopvolle vraag, of ze niet vonden dat ze heel erg op Colette leek? ‘Maar ze leek heus niet op de toen nog zo rozig-mooie Française,

[pagina 15]
[p. 15]

de glasheldere schrijfster Colette. Ze deed in die tijd (als ze dan toch op iemand lijken moest) eer aan Balzac denken. Zij had zijn dikke kop, zijn bruisende gevoelsleven en eenzelfde enorme werkkracht... Carry heeft een ruw soort behaagzucht, die gemengd met haar juist heel fijn literair oordeel, haar belezenheid en warm meeleven met ieder mens die ze ontmoet, een grote aantrekkingskracht uitoefent op mannen van geest, vooral, hoewel niet uitsluitend, op diegenen onder hen die als man juist wat minder man zijn dan andere mannen.’

In het laatste zinnetje verraadt Wiessing zich, het is duidelijk waaraan hij zich gewond heeft. Carry zal niet zo erg onder de indruk zijn geraakt van zijn charmes, waarvan Wiessing zelf erg overtuigd moet zijn geweest Annie Romein (‘nu eenmaal weinig ontvankelijk voor de charmes van charmante mannen’ zegt ze zelf) vertelt ook dat Wissing op kleinerende toon over de ‘de vrouwtjes’ sprak.

Moederschap

Doordat Ruth Wolf niets zegt over Wiessings schampere, insinuerende toon, niét vermeldt dat Wiessing bepaald geen intimus kon zijn, ontstaat het beeld van een alom bewonderd, zachtaardig wezen dat vooral zoveel warmte om zich heen verspreidde. Ik maak me een minder engelachtige voorstelling van Carry van Bruggen, en zo zal elke lezer wel een ander beeld voor ogen hebben. Ernstiger vind ik dat Ruth Wolf in haar portret van Carry zoveel feiten weglaat, waardoor ze haar lezers de mogelijkheid tot een eigen interpretatie van die feiten ontneemt.

Zoveel kalme onpartijdige redelijkheid als Ruth Wolf tentoonspreidt, doet vermoeden dat haar karakter weinig compatibel is met dat van haar object van onderzoek. Waar je ook kijkt, Ruth Wolfs beschrijving is steeds die van de vriendelijke gastvrouw, die alle partijen te vriend wil houden, ook al zijn het Carry's ergste vijanden. Of is het beeld van de huisvrouw, die de vuile was binnen wil houden, beter?

Ruth Wolf laat vallen dat Carry er ‘exuberante vriendschappen’ op na houdt, die haar echtgenoot Kees hinderden. Wat waren dat voor vriendschappen? Wat vindt Wolf exuberant? Niét het gedrag van Kees: ‘Kees kiest in die tijd op erotisch gebied zijn eigen weg.’ Een exuberante moeder was ze wel, geloof ik. Wolf zegt daar weinig over. Uit Wiessing haal je dat haar kinderen (en zij zelf) erg moeten hebben geleden onder haar al te drukkende moederschap. Maar misschien interesseert Ruth Wolf zich gewoon niet voor de huiselijke aspecten. Ze zegt niét dat Carry uitstekend kookte (‘Koken is een kwestie van verstand,’ zei ze tegen mevrouw Waldorp-Van der Togt). ‘Lien’ was trouwens in haar onderwijzeressentijd, toen ze in de Pijp woonde, beroemd om haar koffie. Hoe ijdel was ze? Wiessing vermeldt haar ‘kokette wandelstokje’ in de Larense tijd, als ze een beroemde romancière is geworden. Het doet hem aan George Sand denken. Hoe kleedde ze zich? Haar zoon Kees van Bruggen beweert dat ze niet om kleren gaf, maar Mies de Haan beschrijft in haar herinneringen onder andere een prachtige bruin-fluwelen Liberty-jurk.

Ethisch gebazel

Futiliteiten? Voor zover ze niet met het hogere te maken hebben (wat nog maar de vraag is), is dat best mogelijk. Maar juist het noemen van wat trivialere aspecten zouden in Wolfs biografie het beeld hebben kunnen rechttrekken van het totaal vergeestelijkte, verheven, ‘apostolische’ wezen dat zij oproept, ‘worstelend met de engel van het inzicht’, die voortdurend getuigt van haar diepe inzichten, maar die een roepende in de woestijn blijft: ‘De gloed van haar woord bewijst, ook voor de hedendaagse lezer, dat zij meer riep dan schreef, dat ze aandacht wilde wekken en veranderingen tot stand brengen. Zij was een hartstochtelijk levende, naar waarheid dorstende joodse vrouw en ze wilde, als de profeten die haar voorouders waren, gehoord worden.’

Ik ben ongetwijfeld erg onrechtvaardig in mijn oordeel over Van alles het middelpunt (een erg mooie titel vind ik, die ook doet denken aan wat Van Vriesland over Carry zei: ‘eigenlijk was ze onverdraaglijk, want ze sprak aan één stuk door over zichzelf’). Ruth Wolfs interpretaties van het werk zijn werkelijk kundig en overtuigend. Overtuigend vond ik bij voorbeeld wat ze zegt over Carry's medelijden en opofferingsgezindheid (waarmee ze zich bij veel mensen onmogelijk moet hebben gemaakt, zo iemand heet al gauw een ‘aanstelster’; een aspect dat zowel belangrijk is in Een coquette vrouw als in Eva); over haar hunkering naar het absolute, naar eenheid van leer en leven, en hoe het compromisloze van haar karakter haar haar hele leven heeft dwarsgezeten. In dat laatste zal Carry van Bruggen inderdaad op haar rechtzinnige vader hebben geleken. Het is eerder het element dat haar tragisch maakt, dan dat er onvoldoende naar haar geluisterd zou zijn. Haar waarheden waren niet zo prettig en vleiend om te horen. Aan de filosoof Dèr Mouw, die positief reageerde op Prometheus, schreef ze: ‘Het is een onmogelijk en zwaar werk dat ik ondernomen heb, en ik weet volstrekt niet of het een dankbaar werk wezen zal. Dikwijls krijg ik den indruk, dat men hier meer prijs stelt op wat ik “ethisch gebazel” en “aesthetisch gezwam” pleeg te noemen (...)’

‘Ethisch gebazel’ ligt altijd beter in de markt. Carry van Bruggen was zich dat vijftig jaar geleden beter bewust dan haar biografe nu.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Van alles het middelpunt. Over leven en werk van Carry van Bruggen


auteurs

  • Diny Schouten

  • over Carry van Bruggen

  • beeld van Carry van Bruggen