Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981
Toon afbeeldingen van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27,00 MB)

ebook (30,44 MB)

XML (3,77 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981

(1981)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Couperus oud en nieuw
De antieke verhalen verzameld en Bastets onderzoekingen gebundeld

De antieke verhalen door Louis Couperus Uitgever: Atheneaum-Polak & Van Gennep, 548 p., f 89,50
Een zuil in de mist door F.L. Bastet Uitgever: Querido, 274 p., f 37,50

Rudi van der Paardt

Nu de Komrij-test, uitgevoerd door Herman Verhaar (VN 13-9-1980), definitief heeft uitgewezen dat Louis Couperus een ‘Echt Groot Schrijver’ is, valt de wanstaltig slechte redactie van zijn Verzamelde Werken, verschenen van 1952-1957, eens te meer te betreuren. Eigenlijk is alles daaraan verkeerd: de spelling is ten onrechte gemoderniseerd, het materiaal is bij lange na niet volledig, de bibliografie lijkt naar niets. De koper van deze werken kreeg twaalf omnibussen, toevallig allemaal in dezelfde uitvoering. Dat er in 1975 een redelijk succesvolle herdruk van die werken kon verschijnen zegt meer over de toegenomen belangstelling voor Couperus en de groei van het aantal Neerlandici dan over de kwaliteit van die uitgave.

 

Hoe het eigenlijk wel moet heeft in datzelfde jaar R. Erbe al bewezen. Voor Van Gorcum verzorgde hij een eerste deel Nagelaten Werk - de titel is Emantsiaans dubbelzinnig - waarin alle door Couperus zelf niet gebundelde gedichten, verhalen en schetsen zijn verzameld en van bibliografische notities zijn voorzien. Het vervolgdeel, met de door Couperus gemaakte vertalingen (onder andere van Plautus' Menaechmi), is in het vooruitzicht gesteld, maar voor zover ik weet, nog niet verschenen.

Nu is er dan een tweede voorbeeld van een filologisch verantwoorde uitgave van Couperus' werk: de door Marijke Stapert-Eggen verzorgde bundel De antieke verhalen. Voor de eerste maal zijn Couperus' verhalen en schetsen met betrekking tot de oudheid bijeengebracht, afgedrukt naar handschrift en/of eerste drukken en chronologisch naar de stof gerangschikt. Het begrip oudheid is daarbij wel wat ruim genomen; van de ‘godentijd’ tot het jaar duizend. Het had meer voor de hand gelegen om in aansluiting bij de studie van Theo Bogaerts: De antieke wereld van Louis Couperus (Polak & Van Gennep 1969) zich te beperken tot de Grieks-Romeinse oudheid, die nu natuurlijk ook het meest aan bod komt. Is voor de filoloog deze uitgave een absolute must, voor de gemiddelde Couperus-liefhebber, die de Verzamelde Werken toch wel zal hebben gekocht, is dit (helaas wat prijzige, maar dan ook zeer fraai verzorgde) boek een welkome aanwinst. Meer dan de helft van de teksten staat niet in het verzameld werk en er is zelfs een fragment dat tot nu toe helemaal niet was uitgegeven: een vertaling van de eerste acht hoofdstukken van Longus' roman Dafnis en Chloë, naar mijn indruk overigens niet rechtstreeks uit het Grieks (Couperus kende nauwelijks Grieks), maar naar de Franse versie van Amyot, die het stilistisch naïeve origineel drastisch had gearchaïseerd. Marijke Stapert dateert het fragment in de buurt van 1910, op grond van een vermelding van ‘het romannetje van Longus’ in het verhaal ‘De nachten’ in dat jaar gepubliceerd, maar het lijkt mij waarschijnlijker dat het stamt uit 1918 of daaromtrent (toen Couperus ook Theokritus vertaalde). In het daarop volgend jaar verscheen namelijk bij de Wereldbibliotheek een volledige Longus/Amyot-vertaling van J. Brouwer, wat het fragmentarische van Couperus' vertaling verklaren kan: er zat geen brood meer in.



illustratie
Louis Couperus


Donderslag

In de bundel is ook een stuk opgenomen dat niet tot het terrein van de fictie behoort, maar juist heel goed laat zien hoe vele antieke verhalen van Couperus tot stand zijn gekomen: ik bedoel zijn recensie van de Nederlandse vertaling van Vitruvius' handboek De Architectura. Na de vertaler, I.H.A. Mialaret, uitbundig geprezen te hebben, pikt Couperus onmiddellijk de krenten uit het voor hem ongetwijfeld wat droge brood en vertelt hij op zijn manier enkele anekdoten van Vitruvius na. Zo is kennelijk het verhaal ‘De twee schilders’ ontstaan: de in het leerboek vermelde discussie tussen ‘idealisme’ en ‘realisme’ wordt door hem vaardig tot een dialoog tussen een ‘oude en een jonge schilder’ omgezet, overigens getransponeerd naar de tijd van keizer Titus (dus ver na Vitruvius). Op dezelfde manier is uit enkele gegevens bij Tacitus het bekendste antieke verhaal van Couperus opgebouwd: ‘De Naumachie’ (zo vaak gekozen voor bloemlezingen dat de meeste recente herdruk, in een Prisma-bundel met negentiende-eeuwse historische novellen, niet meer in de bibliografie kon worden vermeld). Dat het procédé niet altijd werkt, blijkt uit evidente mislukkingen als ‘Van vagebonden en schelmen’, dat het pikante van het origineel - Petronius' roman Satyrikon - geheel mist, en ‘Tusschen de Ionische zuiltjes’ gebaseerd op één regel Suetonius. Van de door deze aartsroddelaar vermelde anekdote over de scheet van de dichter Lucanus heeft Couperus beslist geen donderslag kunnen maken. De schets blijft steken in besmuikt gegiechel om anale humor - alleen leuk voor psychologen.

Het antieke werk van Couperus, door Forum indertijd afgewezen, is lange tijd vooral door classici bewonderd - de studies van W.E.J. Kuiper, Elizabeth Visser en Th. Bogaerts getuigden daarvan. De laatste tijd is er een kentering. Couperus' visie op de oudheid werd vernietigend beoordeeld door de classicus J.P. Guépin (zie het opstel ‘De oudheid van Louis Couperus’ in De tweede wet van Guépin), maar neerlandici rekenen tegenwoordig verschillende antieke evocaties tot de toppen van zijn oevre (W. Blok, J. Goedegebuure). Een evaluatie van de receptie van dit deel van Couperus' werk was een mooie opdracht geweest voor de inleider van deze bundel. Maar Karel Reynders, die alles weet van Couperus' witte dassen en van viriele schoonheid in het oeuvre van de Meester, heeft een erg oppervlakkig stukje afgestaan: de kern daarvan is dat Couperus zich verwant voelde met Ovidius, want dat was ook een balling. Ja, daar kijken we nu echt niet van op.

Nieuws van en over Couperus is volop te vinden in het jongste boek van de archeoloog-literator F.L. Bastet. Als geen ander heeft hij de laatste jaren de vele raadsels die het werk en vooral de persoon van Couperus leveren, aangevat en hij heeft van zijn speurtocht in een stroom van artikelen in bladen als De Revisor, Maatstaf en Hermeneus verslag gedaan. De meeste zijn nu, in bewerkte vorm en in chronologische ordening, bijeengebracht in een bundel met de titel Een zuil in de mist. Die titel verwijst op symbolisch niveau enerzijds naar de genoemde raadsels, anderzijds naar de Noord-Zuid-dialoog in Couperus' innerlijk en de daaruit voortvloeiende dichotomie in zijn werk.

Bastets boek betekent een revival van de biografische benadering van Couperus, die met de verschijning

[pagina 31]
[p. 31]

van de studie van H.W. van Tricht, Louis Couperus: Een verkenning (1960) een voorlopig einde had gekregen. In het eerste nummer van Merlijn (1962) liet J.J. Oversteegen van dat boek geen spaan heel. Dat lag voor de hand want de causaliteit in de relatie auteur-fictioneel werk, het uitgangspunt van Van Tricht, stond haaks op het dogma van de Merlinisten, dat alleen de tekst telde en de auteur niet. Voor Bastet moet dat wel een overspannen-eenzijdige gedachte zijn. ‘Als wij van een boek houden,’ schrijft hij in zijn inleiding, ‘kan niemand ons kwalijk nemen als wij ook de auteur ervan gaan liefhebben als een goede en trouwe vriend. Wij willen graag weten hoe het boek ontstaan is, hoe het zich verhoudt tot vroeger en later werk, en waarom het geschreven is. Als wij vermoeden dat er autobiografische elementen in verwerkt zijn, willen wij meer horen over de schrijver zelf, over zijn drijfveren, zijn leven, zijn ontwikkeling.’

Waar Van Tricht geen pogingen heeft gedaan nieuwe feiten over Couperus' leven te verzamelen, maar het werk van Couperus heeft gebruikt om zijn stelling te bewijzen dat Couperus zijn homoseksualiteit pas geleidelijk heeft aanvaard, daar streeft Bastet in eerste instantie naar het zoeken van onbekende feiten in de biografie, om die vervolgens, voorzichtig, aan het werk te relateren. Dat levert bij voorbeeld een spannend hoofdstuk op als ‘Orlando... zeker, die heeft gelééfd....’, waar Bastet op zoek gaat naar de persoon die model heeft gestaan voor Orlando Orlandini, de hoofdfiguur van zovele feuilletons. Volgens mevrouw Couperus-Baud en de neef Steenstra-Toussaint berustte Orlando voornamelijk op fantasie, maar zijn authenticiteit werd door Couperus-deskundigen nimmer in twijfel getrokken (Van Tricht, Reynders, Vogel). Nu lijkt definitief te zijn vastgesteld om wie het ging: Giulio Lodomez (1866-1945) is degene geweest die Couperus zoveel inspiratie heeft geschonken, in directe zin voor de feuilletons, in wijder verband voor de antieke romans, waarin viriele schoonheid zo'n belangrijke rol speelt.

Romanfragment

Belangstelling voor de oudheid, autobiografische elementen en een vleug ‘Orlando’ spelen ook een rol in het hoofdstuk ‘Zijn aangenomen zoon’, dat de tekst bevat van een eerst onlangs door Marijke Stapert teruggevonden fragment van een contemporaine roman uit 1918, die de vermelde titel had moeten krijgen. Het duidelijk schetsmatige romanfragment (inmiddels zowel bij Reflex, als in een bibliofiele uitgave bij Ger Kleis gepubliceerd) laat ons een Haagse classicus, dr. Eelco Eyselius, zien, die in afwachting is van de komst van zijn pleegzoon Durante Duranti. Op deze aangenomen zoon blijkt zijn secretaresse, Machteld, verliefd en de intrige van de roman zal dus wel gevormd zijn door de ontwikkeling van de relatie tussen deze twee jonge mensen.

Eyselius is duidelijk een alter ego van Couperus zelf: hij schrijft over Plinius en Julianus de Afvallige, net als zijn geestelijke vader in die jaren deed (zie De antieke verhalen). Durante Duranti was in werkelijkheid de naam van de neef van ‘Orlando’, maar voor het romanpersonage stond model Couperus' neef Frans Vlielander Hein, die bij hem secretariswerkzaamheden verrichtte. Bastet citeerde uit brieven van Couperus aan Aletrino en uitgever L.J. Veen, die de nauwe banden tussen oom en neef (in 1919 tragisch omgekomen) accentueren. Hij had ook kunnen wijzen op de briefwisseling tussen Couperus en W.E.J. Kuiper, met name op de volgende woorden van laatstgenoemde: ‘Van den noodlottigen dood van den heer V.H. had ik vernomen. Ik wist niet dat hij U zóó na stond. Uit uw weinige woorden zie ik dat U bijna een zoon in hem verloren hebt of misschien meer dan dat, meer dan menig zoon voor zijn vader is of kan zijn’ (geciteerd in W.E.J. Kuiper, Couperus en de Oudheid). Het antwoord op de vraag waarom Couperus de roman niet heeft afgemaakt luidt volgens Bastet: omdat Querido hem inmiddels een nieuw onderwerp aan de hand had gedaan, een roman over de Perzische koning Xerxes - een uiterst waarschijnlijke hypothese.

Een overtuigende reconstructie geeft Bastet ook van Couperus' laatste dagen in het hoofdstuk ‘God en goden aan het einde’. Van zijn reizen in Japan was de schrijver ziek en uitgeput teruggekeerd. In Nederland volgde een kort herstel, maar met een ongetwijfeld veeleisende huldiging ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag. Hij liep een neusinfectie op, die een operatie noodzakelijk maakte. Op zich zelf behoefde ook een eventuele complicatie niet dodelijk te zijn, maar hij heeft vermoedelijk ‘het toch wel wat moede hoofd er bij neergelegd, in de hoop dat het nu definitief was. “Het is goed,” waren zijn laatste woorden. Men kan het geen suïcide noemen, maar het komt er dicht bij.’

Bastets boek is niet alleen waardevol door de vele nieuwe gegevens die over Couperus worden aangedragen (waaronder ook tot nu toe onbekend fotomateriaal), maar ook door de voorbeeldig-wetenschappelijke wijze waarop die gegevens worden verantwoord. Hoe belangrijk dit is blijkt uit het feit dat een van de weinige keren dat er geparafraseerd in plaats van geciteerd wordt, er een niet geheel juiste voorstelling van zaken wordt gegeven. Bastet beweert in het hoofdstuk ‘Papa Couperus’, een bestrijding van het vaderbeeld zoals geschetst door Van Tricht, dat deze ‘de vader de Eiser in Couperus' zielsproces noemde’. Maar Van Tricht spreekt op pagina 135 van zijn boek (tweede druk) over ‘de rol van Eiser die hij, onbewust, zijn vader in zijn zielsproces had laten spelen’. Dat vader Couperus bij nader inzien geen onaardige man was, wat Bastet betoogt, wil niet zeggen dat de jonge Couperus hem ook zo heeft ervaren. Maar een dergelijke slip is, zoals gezegd, de uitzondering die de regel van de wetenschappelijkheid bevestigt. Een toekomstige biograaf zal om dit zo rijke boek zeker niet heen kunnen. Mocht die biografie er ooit komen dan zou het mij verbazen als zij kwam van een ander dan van de auteur van Een zuil in de mist.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Antiek toerisme

  • over Een zuil in de mist. Van en over Louis Couperus


auteurs

  • R.Th. van der Paardt

  • beeld van Louis Couperus