Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985 (1985)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (41.90 MB)

ebook (47.89 MB)

XML (7.67 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985

(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

De Russen voor beginners en liefhebbers
Van het Reves Geschiedenis van de Russische literatuur: zonder poeha

Geschiedenis van de Russische Literatuur Van Vladimir de Heilige tot Anton Tsjechov door Karel van het Reve Uitgever: G.A. van Oorschot, 521 p., f 45, -, f 65, - (geb.)
Willem G. Weststeijn

Er is maar één geldige reden voor het schrijven van een literatuurgeschiedenis, zegt Karel van het Reve in de inleiding bij zijn Geschiedenis van de Russische literatuur. Die reden ‘is niet het nut dat zo'n boek zou kunnen afwerpen, maar de aardigheid die de schrijver heeft gehad in het maken en die de lezer zou kunnen hebben bij het lezen. De rest is onzin.’

Of het slim of flauw of gewoon verstandig is dat je de lezer van tevoren al duidelijk maakt hoe hij een boek moet lezen weet ik eigenlijk niet goed. Ik ga maar uit van wat er staat: ‘de aardigheid die de lezer zou kunnen hebben bij het lezen’. Deze formulering biedt tenslotte ruimte genoeg voor opmerkingen, want zowel ‘aardigheid’ als ‘de lezer’ zijn zeer ruime begrippen. De ene lezer is de andere niet en elke lezer heeft weer zijn eigen idee van aardigheid. Misschien zijn er zelfs lezers die een literatuurgeschiedenis dan pas aardig vinden wanneer die nut afwerpt.

Maar laat ik het niet te ingewikkeld maken en gewoon vertellen wat de lezer kan verwachten van Van het Reves laatste boek. Bij mijn weten is er pas twee keer eerder een geschiedenis van de Russische literatuur geschreven in ons land. De eerste, uit 1910, is van de hand van een zekere Z. Stokvis en is getiteld Inleiding tot de Russische literatuurgeschiedenis. De tweede is van de grondlegger van de Nederlandse slavistiek, de ook internationaal zeer bekende (Leidse) hoogleraar N. van Wijk. Van Wijk, die eigenlijk geen letterkundige maar taalkundige was - de grenzen lagen toen wat minder scherp dan nu - publiceerde zijn Geïllustreerde geschiedenis der Russische literatuur in 1926. Voor de hele Russische literatuur had hij niet meer dan 170 bladzijden van klein formaat nodig. Het boek bleef, bij gebrek aan beter, tot ver in de jaren zestig - het was toen alleen nog maar antiquarisch verkrijgbaar - een verplicht werk voor iedere beginnende slavist. Sindsdien heeft men zich beholpen met eigen overzichten of boeken in het Engels of Duits.

Geen wonder dus dat er al jaren hunkerend werd uitgezien naar Van het Reves boek, dat al dit tweederangsmateriaal in één klap overbodig zou maken en de slavist iets zou verschaffen wat alle andere talenstudenten allang hadden op hun gebied, een gedegen, handzame inleiding in de Russische literatuur. Van het Reves boek is veel meer, maar tegelijkertijd ook minder dan dit.

Eerst iets over de ‘meerwaarde’. Er is waarschijnlijk nog niet eerder, in elk geval niet in ons land, een boek op het gebied van de literatuurgeschiedenis gepubliceerd dat zo onderhoudend, geestig, pakkend geschreven is. Van het Reves niet geringe kwaliteiten als essayist komen in zijn Geschiedenis van de Russische literatuur duidelijker dan waar ook in zijn werk naar voren. Hij is een meester in het doorprikken van standaarddenkbeelden, holle frasen, gewichtigdoenerij, pseudogeleerdheid. Een briljant polemist die altijd wel een voorbeeld bij de hand heeft om zijn argumenten kracht bij te zetten of zijn tegenstander te overtroeven. Een subliem causeur en groot minnaar van de petite histoire, die hij heel smakelijk weet op te dissen en waarvoor hij een heel apart geheugen moet hebben. Tenslotte schrijft hij, net als Tolstoj, zo gemakkelijk dat hij door een twaalfjarige begrepen kan worden. (Van het Reve over Tolstoj: ‘Hij zou het trouwens eens zijn geweest met iemand die zei dat een regel die niet door een twaalfjarige begrepen kan worden veel kans maakt een slechte regel te zijn.’)



illustratie
Poesjkin, Krylov, Zjoekovskij, Gneditsj (Schilderij van Tsjernetsov)


Stokpaardjes

Al deze kwaliteiten hebben Van het Reve een enthousiast en bewonderend publiek bezorgd. Zijn ironische toon ten aanzien van geleerdheid, moeilijkdoenerij, modieuzerigheid is velen uit het hart gegrepen. Zijn neiging belangrijke personen, of het nu staatslieden of beroemde schrijvers zijn, als hele gewone mensen voor te stellen en er mee om te gaan zoals hij met iedereen omgaat, werkt geruststellend, misschien wel bevrijdend. Hij is zonder twijfel de bekendste hoogleraar van Nederland. Uit deze positie van gezag verkondigt hij dat dat gezag eigenlijk niets voorstelt: inderdaad de enige manier waarop je dat geloofwaardig kunt doen, je hebt tenslotte als hooggeleerde zoveel gezag dat de mensen je op je woord geloven. En ze doen dat helemaal graag wanneer je je meningen op een eenvoudige, amusante, wat tegendraadse manier verkondigt.

Van het Reve weet haarfijn hoe hij zijn publiek moet bespelen en stelt, bij wat hij ook schrijft, nooit teleur. Dat geldt ook voor de Geschiedenis van de Russische literatuur, het dikste boek dat hij ooit heeft gepubliceerd en waaraan hij, naar eigen zeggen, meer dan twaalf jaar heeft gewerkt. In de inleiding berijdt de auteur een van zijn stokpaardjes en veegt hij de vloer aan met alles wat naar literatuurwetenschap riekt. Het heeft eigenlijk geen zin, beweert hij, om literatuurgeschiedenissen of studies over het werk van schrijvers te lezen, want waarom zou je lezen over literatuur als je die literatuur zelf kunt lezen? Studies over het leven van een schrijver, zijn wereldbeschouwing, zijn beïnvloeding door en invloed op andere auteurs, zijn plaats in een literaire stroming, de constructie van zijn werk leveren allemaal niets op, omdat ze niets toevoegen aan wat het literaire werk zelf te zeggen heeft en dat laatste is het enige waar het om gaat.

Voor Van het Reve is literatuurgeschiedenis ‘de geschiedenis van wat er aan interessants, aan goeds, aan blijvends, aan leesbaars in een land geschreven is’, ‘in belangrijke mate de geschiedenis van “grote mannen”’. Maar wat moet je in zo'n geval vertellen: het leven van een schrijver, zijn werk, dingen die anderen over dat werk hebben gezegd? Van het Reve stelt daar geen moeite mee te hebben gehad, hij heeft gewoon verteld wat hem de moeite van het vertellen waard leek. En dit alles zonder enig jargon, zodat voor literatuurdocenten en -studenten - en Van het Reve geeft ze volledig gelijk - zijn boek ‘niet meer lijkt te zijn dan een reeks anecdotische mededelingen, zonder diepere zin en zonder “achtergronden”’.

Binnen deze, zorgvuldig tegen alle kritiek ingedekte, opzet is Geschiedenis van de Russische literatuur perfect. De lezer verveelt zich geen moment. Hij wordt niet opgezadeld met al te veel onbekende namen of een ongebreidelde hoeveelheid droge informatie. Zoals ik al eerder heb gezegd gaat Van het Reve met de schrijvers op voet van gelijkheid om als met mensen uit zijn directe omgeving. Sommigen beschrijft hij ironisch, anderen met meegevoel, iedereen heeft zijn zwakke en goede kanten, positieve en negatieve eigenschappen. Een woord als geniaal zul je zelden aantreffen in zijn beschrijvingen. Dit schept voor de lezer een aangename vertrouwdheid, hij hoeft niet op te kijken tegen de grote schrijvers, maar bevindt zich op één niveau met ze, krijgt via anekdotes een blik op hun leven en enig inzicht in hun karakter. Soms worden ze mensen met wie je meeleeft, zoals je meeleeft met personages in een roman. En in een aantal gevallen ontstaat er een boeiend portret van zo'n personage, Tsjernysjevski bijvoorbeeld, of Tsjechov. Het allerbeste is dat van Gontsjarov. Gogol, Poesjkin en Dostojevski zijn minder geslaagd. Anekdotes, toepasselijke citaten uit brieven, citaten van andere schrijvers, vergelijkingen met vertrouwde situaties en beelden uit onze eigen tijd.

Het schot

Wat Van het Reve zegt over zijn lievelingsauteur Toergenjev is volledig van toepassing op hemzelf: ‘Hij schrijft zeer begrijpelijk en eenvoudig en blijft zeer dicht bij de lezer. Hij sluit geheel aan, lijkt het, bij wat de gemiddelde lezer ge-

[pagina 5]
[p. 5]

wend is. Men kan een verhaal van Toergenjev zonder bezwaar afdrukken in een weekblad voor mindere dames, zoals Libelle, of een maandblad voor betere dames, zoals Avenue, of in de Winschoter Courant, of in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad, of in Tirade, Harper's Bazaar, de New Yorker, of zelfs in de Reader's Digest of de Literaturnaja gazeta.’



illustratie
Gogol


In deze specifieke verstandhouding met het grote publiek ligt de kracht van Geschiedenis van de Russische literatuur - het boek zal zonder twijfel een bestseller worden en bijdragen tot de bekendheid van de Russische literatuur in Nederland - maar ook haar zwakheid. Het is immers een boek dat je leest ‘voor de aardigheid’, om je te amuseren, in het beste geval om iets te weten te komen over het leven en het karakter van een van de ‘grote mannen’. Over het werk van de door Van het Reve behandelde schrijvers, waar het toch eigenlijk om zou moeten gaan in een literatuurgeschiedenis wordt heel weinig gezegd. ‘Het is toch al zo moeilijk,’ is Van het Reves argumentatie, ‘iets over enig kunstwerk te zeggen behalve dat je het mooi, lelijk, aangrijpend, vervelend, vermakelijk vindt.’ Ik vind dat erg jammer. Juist Van het Reve met zijn grote kennis van de Russische literatuur en originele opvattingen zou veel meer interessants hebben kunnen schrijven over de werken die hij gelezen heeft dan hij in zijn boek doet. Ik geef een voorbeeld. Bij het bespreken van Poesjkins verhaal Het schot citeert Van het Reve (zonder twijfel met instemming, anders had hij het niet gedaan) Menno ter Braak. Deze schreef: ‘Men kan zich nauwelijks voorstellen dat een gegeven, berustend op een volkomen irrationeel gevoel en zwaar van alle mogelijke dramatische peripetie, met meer zelfbeheersing en hoogheid zou kunnen worden behandeld.’ ‘Het is niet alleen de geschiedenis van het duel die Poesjkin in Het schot vertelt; het is de stijl van het duel, die in het proza is doorgedrongen; het is hetzelfde glanzende evenwicht der étiquette als geïnspireerde vormelijkheid, die de hartstochten opvangt, afleidt, tot “gelegenheidsspel” promoveert, zonder ze ook maar in het minst te vernietigen, dat zowel het duel als Poesjkins novelle kenmerkt.’ ‘De regels spelen hier een even grote rol als de bereidheid om alles voor een onberedeneerbaar gevoel in te zetten.’



illustratie
Tsjechov


Wat Ter Braak kan kan Van het Reve ook, zou je denken. Maar nee, dit soort uitspraken zoek je vergeefs. Het hoofdstukje over Poesjkins beroemdste werk, het lange verhalende gedicht Jevgeni Onegin, bevat uitsluitend een korte weergave van de inhoud, een vertaling (in proza) van de laatste drie en een halve strofe en de opmerking van de auteur dat hij deze strofen altijd met grote ontroering leest. Dit dan, zo voegt hij er aan toe in tegenstelling tot menige Nederlandse student in de Russische letteren die ze met grote onverschilligheid leest, omdat Jevgeni Onegin nu eenmaal op zijn literatuurlijst staat.

Dostojevski

Het lijkt soms wel of Van het Reve zich bewust heeft ingehouden om het zijn publiek niet al te moeilijk te maken en het in zijn verwachtingen niet teleur te stellen. Waar de lezer nooit van heeft gehoord doet hij zo kort mogelijk af. De eerste acht eeuwen Russische literatuur krijgen in totaal achttien baldzijden (en er is helemaal niets over de volksliteratuur, de beroemde bylinen bijvoorbeeld). De belangwekkende achttiende eeuw, de eeuw waarin Rusland zich op instigatie van Peter de Grote op het Westen begon te richten, wat een enorme verandering in het hele cultuurpatroon met zich meebracht, moet het doen met dertig pagina's. Bovendien worden al die achttiende-eeuwers als enigszins lachwekkend voorgesteld: ze konden nog niet goed Russisch schrijven. In het hele hoofdstuk is geen spoor te vinden van het uiterst interessante onderzoek dat de laatste tijd in de Sovjetunie juist naar deze periode is gedaan. Zo kan Van het Reve over Aleksander Radistsjev, die tijdens Catharina de Grote verbannen is geweest, schrijven: ‘Alexander I benoemde hem tot lid van een commissie die nieuwe wetten moest opstellen. Volgens de overlevering moet Radistsjev met vrij vergaande voorstellen zijn gekomen, zodat een collega hem schertsend vroeg of hij soms weer naar Siberië wilde. Dit moet hem zo geschokt hebben dat hij zelfmoord pleegde.’ Dit is natuurlijk leuk. Maar als je weet dat juist bij Radistsjev de keuze voor een vrijwillige dood een heel bewuste, filosofisch gemotiveerde beslissing was, komt dit toch in een wat ander licht te staan. Overigens is het woord ‘moet’, vooral bij de beschrijving van minder bekende figuren, Van het Reve in de mond bestorven - het geeft iets onschuldigs apocriefs aan de anekdote: ‘hij moet een schilderachtige figuur geweest zijn’; ‘hij moet tachtig à honderd oesters achtereen hebben kunnen eten’, enzovoorts.



illustratie
Lermontov




illustratie
Gontsjarov


In het hele boek is elke verwijzing naar resultaten van literatuurwetenschappelijk onderzoek zorgvuldig vermeden. Inplaats daarvan zijn er anekdotes, zijsprongen, uitweidingen. Zo vinden we in het hoofdstuk over Dostojevski (20 bladzijden over zijn leven, 5 over zijn werk, niets over De gebroeders Karamazov) een uitgebreide passage over een vrouw met wie Dostojevski wel wilde trouwen maar niet getrouwd is, vervolgens een passage over de zuster van die vrouw en tenslotte een bladzijde over de man met wie die vrouw dan uiteindelijk wel is getrouwd. Ook dk is wetenswaardig en vermakelijk, maar toch zou hier de bespreking van bepaalde denkbeelden en opvattingen over het werk van Dostojevski ook de moeite waard zijn geweest. Bijvoorbeeld die van de criticus Bachtin, in wiens keuze voor de ironie, het anti-autoritaire, het dialogische Van het Reve waarschijnlijk veel vertrouwds had kunnen ontdekken.



illustratie
Toergenjev


Had kunnen, maar Van het Reve wil dat niet en doet dat niet. Literatuurgeschiedenis schrijf je voor de aardigheid, de rest is onzin. En toch, ik herhaal het, is dat jammer. Terwijl Geschiedenis van de Russische literatuur superieur is geschreven reikt het inhoudelijk niet verder dan wat voor de gemiddelde Nederlander die wel eens een paar klassieke Russische romans heeft gelezen aardig is om te weten over de schrijvers van die romans. Voor een eerstejaars slavist biedt het boek al te weinig en het naslagwerk waarnaar zo reikhalzend werd uitgezien is het helaas helemaal niet geworden.

■


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Geschiedenis van de Russische literatuur van Vladimir de Heilige tot Anton Tsjechov


auteurs

  • Willem G. Weststeijn