Echt verwant voel ik me maar met de poëzie van Miriam Van hee, - een poëzie die ik mateloos bewonder en dikwijls lees, en die ik gerust naast het ‘grote voorbeeld’ Hans Lodeizen zou durven plaatsen. Evenwel heb ik bewondering voor Holst, Pernath, Judith Herzberg, R. Jooris en ja, zelfs voor figuren als Van Ostaijen en Gilliams, twee dichters, die elk op hún manier, dringend aan een wàre en juiste rehabilitatie toe zijn.
Vind je het belangrijk voor een jonge dichter om voeling te houden met zijn generatiegenoten?
De tijd is voorbij dat de dichter zich een eenzame ziel moést voelen. Contact met wat leeft in de samenleving, en dus ook contact met (schrijvende) generatiegenoten is een noodzaak. Het betekent echter niet dat men een tent opslaan moet in wat doorgaans de literaire of artistieke middens genoemd worden. Ik geloof in het belang elkanders werk kritisch te lezen, daarover zinnige discussies te houden, maar ik ben helemaal niet gewonnen voor de alleen maar treurig- & eenzaammakende bijeenkomsten waar aan kunst ‘gedaan’ wordt. Ik leef min of meer teruggetrokken, zie eigenlijk niet zoveel mensen, en moet constateren dat contact met de buitenwereld zeer zelden tot de zaligheid leiden moet. Wanhoop, ja, dàt wel.
Samen met R.R. van Londersele houd je Koebel staande. Wat betekent voor jou zo'n literair tijdschrift?
Het betekent in de allereerste plaats veel en eindeloos werk, oeverloze discussies, enzoverder. Maar ik voel me verplicht in dit geval naar R.R. van Londersele te verwijzen, zonder wiens ongelooflijke werkkracht, idealisme en ambitie KOEBEL nooit zou geweest en geworden zijn wat het nu wél is. Zo'n literair tijdschrift brengt dan wel veel tijdrovend werk met zich mee, het is tegelijk een boeiend iets omdat men méér dan wie ook geconfronteerd wordt met wat leeft en geschreven wordt bij de jongeren. Tenslotte schenkt het een zekere voldoening dat men aan de oorspronkelijke bedoeling van zo'n tijdschrift werkelijk vorm