deren vervallen in pamfletten of geouwehoer. Wie de huidige Herman J. Claeys al aan het werk zag, weet dat ik gelijk heb.
Denk je dat het voor jonge dichters thans moeilijker is als, pakweg zo'n twintig jaar terug, om een plaatsje te veroveren in de literaire speeltuin?
Natuurlijk. Je kan bijna nergens meer uitgeven als dichter. Nu slaat die ‘je’ niet meer op de debutant, want auteurs die al zevenentwintig prijzen wegkaapten en die doorgaan als steengoed, kunnen zelfs nergens meer terecht. Een paar kerels worden uitgegeven door hun vriendenkring, maar de verdeling is ook in die gevallen nul komma nul. Daarom heb ik nu die Koebelprijs uitgereikt. En als ik volgend jaar nog leef, doe ik het weer.
Heb je ooit geprobeerd jouw poëzie door een ‘grote uitgeverij’ (sic) te laten publiceren. Hoe kaal bent U van deze reis thuisgekomen?
Dat sluit natuurlijk aan bij wat ik reeds heb gezegd. Ik heb mijn poëzie nog nergens aangeboden. Ik hou namelijk niet van teleurstellingen. Daarmee zit ik op een ander terrein. Er wordt met reden geklaagd over de uitgeverijen, maar ten onrechte over de tijdschriften. Wie goed schrijft geraakt in alle tijdschriften binnen. Maar niemand heeft nog geduld vandaag de dag. Ken jij een voetballer die zomaar zijn eerste matchen in het Anderlechtelftal mag spelen? Neen, zelfs als die man het onmiddellijk van bij de start in zich heeft, moet hij toch eerst elders proefstomen, maturiteit opdoen. Ik zit al zes jaar in de tijdschriftenbusiness, eerst met Restant, nu met Koebel, maar pas binnenkort zal voor het eerst iets van mij in Dietsche Warande en Belfort verschijnen. Had ik een paar jaar geleden geprobeerd, dan had ik mijn spullen misschien teruggekregen, niet omdat ze toen slechter waren, maar gewoon omdat de tijd nog niet rijp was. Toen ik nu inzond, was ik er zeker van dat het O.K. zou zijn, want ondertussen had ik in alle andere ts. gepubliceerd. Er zijn dommekloten die klagen omdat ze ingestuurde kopij voor de Vlaamse Gids terugkrijgen. Wie