Yang. Jaargang 13
(1977)– [tijdschrift] Yang–
[pagina 69]
| |
Renée van HekkenHaar taal. Haar tergende getogenheid.
Haar ingetogenheid.
De geslagenheid die geen naam heeft,
geen letterkleed draagt.
De gestorven slag van haar snijdende vlerk raakt
als een gestuite hiaat,
Het glas.
En dan.
Vanuit haar gelijnd silhouet,
met daarin het reliëf van haar schoonheid vloeit
emeraude, het water.
Hijgen de wortels, de aders opgeblazen met pijn
Haar taille in de gebronsde kelk
van tekens en taal gevat,
reikt steeds verder tot haar zwanenek
En tussen haar zwarte tanden blikt rood
Het mes.
| |
[pagina 70]
| |
De potpourri van wanklanken overstemmenDaniël Billiet: Ik vermoed dat je de laatste bent om te ontkennen dat je een uitgesproken romantische dichteres bent. Hoe is die romantiek geëvolueerd in jouw werk? Renée van Hekken: Inderdaad. Mijn werk is uitgesproken romantisch. Deze romantiek is gegroeid uit een stil verzet tegenover de onmenselijkheid en vooral de vervreemding in de maatschappij, de wereld waarin dichters tegenwoordig hun stem moeten laten weerklinken. Ik ben dan ook van mening dat deze stem zo melodieus en zuiver mogelijk moet zijn, om zodanig de potpourri van wanklanken te kunnen overstemmen. Deze manier van werken is stilaan gegroeid in mijn werk door een zekere hang naar het vroegere, wat voor mij tevens een bevestiging van de toekomst inhoudt. Immers: ‘I'avenir c'est un passe’.
Uit Gedroogd zomerboeket onthoud ik o.a. de droefzwangere geuren en kleuren. Kortom, er zijn heelwat mistignevelige en tranerige toestanden. Is het niet erg gevaarlijk dansen op zo'n smalle koord? Het ravijn van de sentimentaliteit is immers zeer nabij. Er is een duidelijk verschil tussen romantiek (zoals men dat in de fin de siècle kan situeren) en de ersatz, het dweperige schlagergenre zonder de minste inhoud. Een gedicht bestaat uit twee dingen; inhoud én vorm. Achter de vorm staat de inhoud om het idee te vertegenwoordigen. De vorm geeft de schoonheid weer. Dit heeft niets met dweperige toestanden te maken. In het circus b.v. danst de koorddanser jarenlang op de koort, spelen clown en pierrot hun spel en bruit de leeuw in zijn kooi. Het blijft altijd een gok, elke avond opnieuw. | |
[pagina 71]
| |
Mogen we stellen dat Renée van Hekken veel meer aandacht heeft voor het estetische aspect van haar poëzie, dan aan het waarheidsgetrouwe aspect? Het estetische aspect houdt het waarheidsaspect in zich verborgen. Zoals de inhoud de vorm bepaalt en omgekeerd. Deze twee aspecten zijn niet van elkaar te scheiden.
In jouw gedichten tast je de oppervlakten af van onderwerpen als verval, droefheid, dood, natuur... Je boort niet naar de kern van deze thema's, maar je omschrijft ze gedetailleerd zintuiglijk en gevoelig. Akkoord? Ik omschrijf inderdaad deze onderwerpen zintuiglijk en gevoelig maar beperk mij niet alleen tot deze twee facetten. Het woord speelt een enorme rol in mijn gedichten. De rangschikking en vooral de keuzevan het woord is voor mij erg voornaam. Daar komt dan nog de juiste weergave van de gedachte bij, niet letterlijk, maar figuurlijk. poëzie is waarheid, niet imaginair.
Zou je kunnen vertellen welke de preciese verhouding is tussen je poëzie en de werkelijkheid? Deze vraag is zinloos. Zoals uit voorgaande vraag blijkt is poëzie de directe benadering van de werkelijkheid. Poëtiek is realiteit an sich. Daarom ook is mijn poëzie tamelijk hard, de kern bevat een harde bittere pit die voor velen onzichtbaar blijft. Dit raakt mij niet. Het is vooral mijn bedoeling mijn gedichten zo mooi en zuiver mogelijk over te laten komen, zodat ze ontroeren en mensen bewegen tot het zoeken naar schoonheid en geluk.
‘Nocturne rondom Pierrot’, een twaalfdelige suite gedichten, is een bibliofiele uitgave van Walter Soethoudt. Waarom zo'n elitaire publicatie? ‘Nocturne rondom Pierrot’ is een zeer belangrijke suite die een bevestiging van mijn oeuvre bevat. Namelijk de volledige verpersoonlijking van de gedachte die deze bundel omvat, wat pierrot weergeeft. Pierrot is een elitair persoon die nooit kan verdwijnen uit de maatschappij, uit de wereld, daar hij immers onsterfe- | |
[pagina 72]
| |
lijk is. Deze gedachte vertegenwoordigen de gedichten; de nocturne rondom Pierrot. Vandaar is het toch wel passend, dacht ik, om deze bundel een speciaal cachet te verlenen. Deze gedichten zijn de spiegel van de werkelijkheid. Daarom werden ze ook uitgegeven als een gecomponeerde suite ven noten, (woorden) als een afgerond werk rond dit verschijnsel (pierrot).
Uit je werk en de presentatie ervan lijken me nogal wat invloeden van de Pink Poets. Welke is je verhouding tot dit select gezelschap? Is jouw poëzie niet sterk beïnvloed door deze dandydichters? Ik ben hiermee niet akkoord. Ik zie niet in hoe je over invloeden van welke groep ook kan spreken. Iedereen ondergaat invloeden. Er is niets nieuws. Omdat de Pink Poets (althans enkelen van hen) eveneens, en dan is dit nog zeer rekbaar, over een bepaalde hang naar het verleden, schoonheid enz. schrijven, wil dit nog niet zeggen dat ik daar enigerlei invloeden van ondergaan heb. Elke dichter dateert zichzelf. Wat wil zeggen dat elke dichter z'n eigen werk schept. Er bestaan natuurlijk genres. Maar zomaar iemand met andere dichters vergelijken (die trouwens ook onderling verschillen) zou ik toch niet durven. Overigens, de Pink Poets en ik respecteren elkaar wederzijds. Bovendien is het woord ‘dandy’ al veel te veel misplaatst gebruikt; ik vraag mij af hoe ze een vrouw in dit geval situeren. Dit lijkt me bepaald belachelijk. Dit heeft niets met mijn poëzie te maken.
(?) Wat betekent de poëzie van generatiegenoten voor je? Voel je een zekere verwantschap of heb je eerder dichterlijke affiniteiten met andere Zuidnederlandse dichters? Ik voel geen enkele affiniteit met andere jonge dichters. Bovendien vind ik mezelf geen ‘jonge’ dichteres, maar veeleer gewoon een dichteres. Ik vind dat mijn tijdgenoten een gebrek hebben aan vormkennis. Deze is bij velen zelfs totaal afwezig. Bovendien acht ik hun achtergrond en hun leeskennis eerder gering. Alsook vaak hun woordgebruik. Dichter zijn is een métier als een ander; je moet het leren. | |
[pagina 73]
| |
Wat de rest betreft: ik heb wel contacten met oudere Vlaamse, Nederlandse en Franse dichters.
Ondervind je moeite om jouw poëzie te doen opnemen in de tijdschriften? Welk belang hebben tijdschriften voor je? Ik doe daar weinig moeite voor. Ik hecht er ook niet zoveel belang aan. Het enige tijdschrift wat naar mijn mening tamelijk belangrijk kan zijn is het N.V.T. Verder ook Maatstaf en Gedicht (uitgave van de Bezige Bij naar het initiatief van Remco Campert).
Hoe sta je tegenover negatieve recensies? Of stekelige vragen van YANG bvb.? Het is in ieder z'n eigen belang zijn eigen mening te zeggen. Daarom sta ik open voor kritiek allerhande, maar het staat me ook vrij er de door mij nodig of nietnodig geachte waarde aan te hechten. |
|