| |
| |
| |
What is the use of making a cruise?
(aantekeningen bij een reis)
Vooraf
Als journalist werkzaam bij de Brabant Pers was ik onlangs in de gelegenheid een cruise mee te maken, een reis naar de Canarische Eilanden. Voor die trip werden acht journalisten uitgenodigd door VCK, de generaal-agent van de Noorse rederij Fred. Olsen in Nederland, en Holland International, een combinatie van Nederlandse reisbureaus.
Het reisschema was als volgt: inschepen in Rotterdam op de ‘Black Prince’, drie dagen varen, Lissabon, een dag varen, Madeira, varen, Lanzarote, varen, Tenerife, varen, Gran Cana-ria en vervolgens met het vliegtuig naar Schiphol. Totaal negen dagen.
Voor ik op reis ging, besloot ik een journaal bij te houden, waarin ik mijn eerste indrukken zou weergeven, eerlijk en heet van de naald. Het idee om dat journaal te publiceren is pas na de reis geboren. Het leek mij nuttig datgene openbaar te maken, dat je als journalist niet in de krant kwijt kunt. Het zijn persoonlijke indrukken, die niet als leidraad willen dienen voor wie op vakantie wil in de plaatsen, die ik bezocht heb tijdens deze reis.
| |
Thuis
Soms voel ik, dat ik niet thuis hoor in dat strakke blok beton, aluminium en glas, waar ik werk, omdat ik langzaam plat gewalst dreig te worden door het jezuietensysteem, dat me bang en argwanend gemaakt heeft. Het liefst zou ik huis en haard verlaten om haar de stilte van de Himalaya te laten horen, om een bloem voor haar te plukken uit een nest wilde naja's. Toen ik nog op school zat, was Jacky Kerouac's ‘On The Road’ mijn enige houvast, terwijl ik in een internaatskapel noodgedwongen op harde banken knielde en een astmatische pater voorloog wat ik allemaal zo graag had willen doen. Zouden ze weten, dat ik deze reis met gemengde gevoelens ga maken? Op hun manier zal ik aantonen, dat er belangrijker zaken zijn dan letters in een krant, dat zelfs de inhoud van die krant volstrekt onbelangrijk is, omdat berichtgeving zonder daden een judaskus is op het mismaakte smoelwerk van deze etterende aardkloot.
Baudelaire schreef in mijn favoriete bundel ‘Les Fleurs du Mal’: ‘Oh vous soyez mes temoins’. En daar gaat het mij om. Baudelaire mag dan wel een zielige, exentrieke monomaan geweest zijn, hij was een echte dichter. Naar mijn gevoel ont- | |
| |
dekte hij iets zeer belangrijks: het Grote Omkeren. Het zoveel over zwart praten (schrijven), dat de toehoorder (lezer) zich gaat afvragen of er eigenlijk wel een wit bestaat. Dat is ook één van de gevaarlijke kanten van de journalistiek. Op een gegeven moment loop je het risico door de bomen het bos niet meer te zien. De journalistieke handeiing wordt een automatisme, waardoor er een zekere immuniteit ten opzichte van het nieuws optreedt. De journalist is ingeslapen. Dat risico loopt hij in principe iedere dag: hij staat als een clown te kijk, maar weet eigenlijk niet meer wat hij aan het doen is. Soms is er dan een schok, die hem wakker schudt.
Vanavond hoorde ik op de radio, dat er een aanslag gepleegd is op het Portugese eiland Madeira, vermoedelijk om de machthebber uit Lissabon, die daar zo nodig op bezoek moest, om zeep te helpen. De aanslag mislukte, omdat de gezochte baas te laat aankwam. Een deel van de weg van het vliegveld naar de hoofdstad Funchal ging de lucht in. De daders moeten gezocht worden bij uiterst rechts, aldus de radio.
Het Systeem heeft twee kanten. Het zorgt ervoor, dat de mensen voor wie het in het leven geroepen is, te vreten hebben, kunnen werken en aan alle kanten ingedekt zijn door sociale voorzieningen. Dat zijn zaken, die door velen als goed ervaren worden. Ook ik kan mij daar in de meeste opzichten wel mee verenigen. Maar Het Systeem van Plato, Augustinus, Ignatius - deze eenbenige, Baskische boef haat ik tot in de nerven van mijn ziel; ik ken geen persoon, die zo verwoestend te werk gegaan is en in wiens naam zovele frustraten zich afgereageerd hebben op onevenwichtige pubers, die als ratten in de val gejaagd waren op rottenden intematen met God, Kerk en Staat als stokken achter de deur - Het Systeem is in principe egoïstisch. Daar komt nog bij, dat het het risico indijkt, onmogelijk probeert te maken. Ik vind, dat iedereen vrij moet zijn om in alle sloten tegelijk te lopen, met dien verstande, dat de een de ander dat nooit onmogelijk mag maken.
| |
Op zee
Als ik uit mijn raampje kijk, zie ik in de verte lichtjes. Ik denk, dat het de kust van Belgie is, maar het kan evengoed die van Frankrijk zijn. Mijn orientatievermogen is danig ontregeld.
Het is nacht, over tweeen. Ik heb veel gedronken. Ik ben zojuist het dek rondgewandeld, als Met ik een hond uit. Een straffe wind sloeg me in het gezicht. Een storm, zou ik zeggen, maar bemanningsleden verzekerden me, dat dit nog helemaal niets voorstelt. Het schip ligt kalm op de golven. Even ben ik op de brug geweest. Het was er spookachtig donker. Een man, die ik in het donker niet kon zien, zei me dat ik moest oprotten, omdat hij geen pottekijkers kon gebruiken. Alles aan boord dreunt van de motoren. Uit mijn patrijspoortje zie ik de witte buizen van de reling aan stuurboord. Ik doe de gordijntjes van mijn hut niet dicht. Mijn hutnummer is
| |
| |
68. Een klein hokje van ongeveer 3,5 bij 2,5 meter, een bureautje met kruk en een bed. Door een deurtje kom je in de badcel met douche, toilet en wasbak. Je moet hier niet wonen, maar als tijdelijk vaargast heb ik het hier niet onprettig. Net genoeg om te leven zonder al te veel problemen.
Ik wil steeds weer het dek op om te kijken naar de nacht, de zee en de kust in de verte. Het spookachtige richting zoeken door de golven op de metertjes interesseert en fascineert me. Ik moet vertrouwen op wie mij varen. In de verte de zwarte rand van de kust. Soms lichtjes: een voorbijvarend schip. Nacht op zee. Zonder haar. Alle afleiding op deze luxe schuit - dit is gewoon een drijvend vijfsterrenhotel - kan mij haar niet doen vergeten. Had ik haar maar mee kunnen nemen.
Verstoken van iedere nieuwsgaring - mijn radio ontvangt niet in mijn hut; ik neem aan, dat bepaalde natuurkundige wetten dat in de weg staan - varen wij door. Nu al meer dan dertig uur. De monotone monoloog van de scheepsmotoren, het donkere blauw van de zee. Dit is op de keper beschouwd stomvervelend, maar ik geniet ervan.
Last gehad van zeeziekte. Twee keer mijn ziel uitgebraakt als een dronken Maleier, zwabberend op mijn benen. De zee gaat haar eigen gang. Vijf of zes dagen geleden was er storm op de Golf van Biscaje. De naweeen zijn nu nog te merken, een bekend verschijnsel volgens de bemanning. Golfruggen, die alles tarten dat met de Wet op de Zwaartekracht te maken heeft. Zeeziek zijn is verschrikkelijk, misschien nog erger dan luchtziekte. Een regelrechte aanslag op de ingewanden en het evenwichtsbesef. Ik moet mij als een aftandse bejaarde vasthouden aan stoelen, relingen en ballustraden om niet tegen de grond te gaan. Steeds weer moet ik mij concentreren op de vaarrichting om te weten waar ik het vaste land van Europa moet vermoeden. We zijn nu te ver buitengaats om het licht van de vuurtorens nog te kunnen zien.
Wij zijn hier met vijf journalisten. Op Madeira komen er nog drie bij. Marcel en Linda - zij hebben ons uitgenodigd - begeleiden ons continu zonder opdringerig te zijn. Linda is een vrouw van een jaar of vijfendertig, handig, maar een gesloten boek. Marcel, die vanuit sommige hoeken een duidelijke gelijkenis vertoont met Nixon - alleen is hij niet zo'n schoft - is duidelijk een recidivist op dit gebied. Hij kent het klappen van de zweep in het cruisewereldje.
Vanavond een uurtje gegokt aan de tafel van Sandy, een aardig, maar hopeloos verdwaald meisje, dat in versvorm correspondeert met haar vriend, kaarten schudt als Fred Kaps en incasseert als een croupier aan de tafels van Monte Carlo. Acht gulden verloren. Het systeempje van Joker 7 is te doorzichtig om veel te verliezen, als je een beetje oplet. Er wordt hier tamelijk veel gegokt, zij het om kleine bedragen. De maximale inzet is dertig gulden.
In de boordwinkel heb ik een schaakspel gekocht. Een replica van de beroemde St. Lewisset. Hoewel van plastic toch aardig voor mijn verzameling.
| |
| |
Begin ik na drie dagen al te wennen aan dit leventje? Laat ik mij inpalmen door allerhande luxe? Het overdondert me een beetje, zoals de lava eens de mensen van Pompei verraste. Het is een enge gedachte.
De Golf van Biscaje, het zeemansgraf, waar ook Marsman ligt. Ik heb aan hem gedacht en aan Holland, de trage rivieren, het brede laagland. Ik heb aardig wat van de wereld gezien, maar toch gaat er niets boven thuis komen. Nederland: Amsterdam, Best. Mijn flatje met haar. Geef mij de paarden voor mijn deur, de geur van het maïsveld op de achtergrond en op mijn werk de smaak van drukinkt op mijn verhemelte.
Niet zeeziek meer, als ik dit schrijf. De moeilijkheden zijn voorbij. Een rustige zee. Meeuwen houden ons gezelschap. We moeten nu ergens voor de kust van Portugal varen.
Het eten aan boord is geweldig, vooral de lunch. Alle soorten vis, van kreeft tot garnaal, van kabeljauw tot zalm. De overvloed viert hoogtij. Het merendeel van de passagiers - 320 Nederlanders en Duitsers - is veertig jaar ouder dan ik, of meer. Vanavond was het ‘Lady's Night’. De dames vragen de heren ten dans. Ik houd er niet van bejaarde boezems in mijn borst gedrukt te krijgen. Vijfenzestigplussers op vakantie, die op mij geilen, omdat ik toevallig een beetje kan dansen.
De ‘Captain's Party’, een drankje van de kapitein, een prachtige, statige Noor. Een lopend standbeeld, een echte viking, Iedereen ‘op groot chique’, zoals dat aan boord heet: dames in het lang, heren in smoking of dinerjacket. Ik, een telg uit het Levi's-proletariaat, voel me onhandig in mijn zwarte apepakkie met stropdas. Het decorum is bepaald niet afgesteld op de modale werknemer, zoals ik er een ben. Men moet aan mij kunnen zien, dat ik me als een kat in een vreemd pakhuis voel. Deze show gaat gauw vervelen. Met mijn tong stijf tussen mijn tanden naar huis verlangd. Even maar, maar genoeg om te beseffen, dat ik hier niet te lang moet blijven. Ik hoor niet thuis tussen deze tantes met briljanten, oudkolonialen en bejaarden, die vroeger als handige zakenlui het Grote Geld gevonden hebben. Maar je moet het een keer gezien hebben om erover te kunnen praten. Geef mij een bruin cafe met rook over het biljart.
| |
Lissabon
Vandaag Lissabon, de wijde mond van de Taag, de hangende brug. Soms moest ik aan New Orleans denken, de Mississippi. Het land in. Met zijn zevenen in een bus goed voor zeventig personen. Een schat van een reisleidster met een naam, die ik niet kan uitspreken. Lissabon, Sintra, Cascais, Estoril. Lissabon: een verouderd autopark, opeltjes, angliaatjes en dauphientjes uit de vijftiger jaren. Merken uit mijn jeugd. Straten, die naar vers leer ruiken.
Schaakspel gezien uit Brazilie. Ongeveer 700 gulden. Te duur
| |
| |
om mee te nemen, maar grote klasse. Zou niet misstaan in mijn collectie. Ander schaakspel gekocht. 1.280 escudo's.
Lissabon, volgeklad, vervuild, verward, wachtend op de eerste verkiezingen. 25 april is een bijna heilige datum. Veel over politie gesproken met de reisleidster, een studente in de psychologie. Portugal, een land aan de rand van een economisch bankroet, afbladderend, zoals de vele gebouwen in de hoofdstad, maar ook wild en mooi, zoals vrouwen soms kunnen zijn. Opwindend, jong, ongeduldig.
Soms denk ik, dat ik veel gezien heb van deze wereld en dat is misschien ook wel zo, maar de wereld is zo groot, heeft zoveel facetten, dat ik me toch telkens weer een foetus voel, als ik op re is ben.
Wat ik van Portugal gezien heb, deed me aan Louisiana denken. Het kale land, de paaltjes met de draden erlangs, en op de achtergrond de zee, de oneindige zee, die blijft praten in haar zachte monoloog.
| |
Op zee
Nacht op de oceaan. Sterren tot in de horizon, iets ongewoons. De kleur van de zee wordt de kleur van de lucht. Sterren drijven als het ware op het water. Alsof het blauw van de lucht uitlekt in het blauw van het water. Varend van Lissabon naar Funchal op Madeira. De zee is rustiger geworden. Ik ben niet meer zeeziek. Misschien heeft dat iets te maken met gewenning aan de golfslag.
| |
Madeira
Het schip ligt nu in Funachal, Madeira. Ik kijk uit op de lange kade. Aan de overkant lichtjes tegen de berg op.
Woensdagmiddag. De zon als een lieve, maar onbereikbare vriendin. Vandaag Funchal, Camara de Lobbes, Monte. Een stukje paradijs. Wrakke zwartgroene taxi's (Mercedes) scheurden ons over het eiland. Ook hier overal politieke leuzen op de blinde muren. Dit stukje Portugal wankelt als een kind, dat leert lopen. Het woord democratie ligt de inwoners nog vreemd op de tong. Ze zijn er nog niet aan gewend. Maar het idee rijpt.
Flama, de onafhankelijkheidsbeweging van dit eiland: een rechtse club, die alle realiteit uit het oog verloren heeft. (De club van de eerdergenoemde aanslag). Hoe kan een eiland als Madeira in godsnaam op eigen benen staan? Wijn, vis, bananen: een veel te smalle basis voor een zelfstandige economie. De invoer is tweemaal zo groot als de uitvoer. Het onderwijs is slecht. Het eiland heeft geen universiteit. de 280.000 mensen, die hier wonen, hebben een schitterend stuk natuur tot hun beschikking, werkelijk overdonderend mooi, maar ze zijn arm.
| |
| |
Madeira is prachtig. Een vulkanische traan, die als een oog in de Atlantique ligt. Huizen tegen het massief gedrukt als paddestoelen, een Faller-modellenfolder. Bananenplantages. Groen, groen. Bomen, die als bejaarden met krukken ondersteund moeten worden. Bananen als gespietste cylinders, een merkwaardige groeiwijze. Rode, harde grond. Terrasbouw. ieder stukje, dat enigszins naar het horizontale neigt, is bewerkt. Kleine, smalle aquaductjes voor de irrigatie. Pijnbomen, eucalypta's, cypressen, kapokbomen. De ledematen van het eiland. Camara de Lobbes, een natuurlijke haven, in eeuwen langzaam uitgevijld in het land, dat als een borst uit de oceaan oprijst. Vissersboten, hagedissen, de geur van urine.
Dit eiland is paradijselijk, maar de kinderen bedelen. Handelslieden venten bij de toeristen borduurwerk en rotan. Mensen van mijn leeftijd zijn er bijna niet. Gevlucht naar het continent, op zoek naar een toekomst. Madeira heeft geen industrie. Espatata gegeten, een vertikale barbecue. Duizendeneen nacht in technicolor, maar zonder de oogverblindende vrouwen. Sprookjes bestaan, althans sommige.
De reis is uitstekend verzorgd. Iedereen doet al het mogelijke om ons dat te doen geloven, maar nodig is het niet. ledere keer als wij in een haven aanleggen, zijn wij de gasten van de plaatselijke toeristen bureaus. Een autobus voor ons tienen - vandaag zijn de drie andere journalisten aangekomen per vliegtuig -. Hier op Madeira scheurde de chauffeur met zijn bak door haarspelden alsof het een dinky toy was. Hellingen, die steiler zijn dan die van de Mont Ventoux, waar Tommy Simpson zich te pletter fietste - Sinds Tim Krabbé en Jan Kal een monument in de Nederlandse literatuur - skischansen bijkans met een natuurlijke lambrizering van talloze planten in schitterende kleuren, die in de toeristenfolders verfletst worden tot afwaswater.
Carro de Cistos: het schuitje-varen-theetje-drinken van Madeira. Een houten slee, die met een rotvaart over de straatsteentjes naar beneden dendert. Twee mannen, gekleed als Alkmaarse kaasboeren, lopen als dwazen achter de glijdende zeepkist aan, met touwen om te sturen. Een speciale attractie: leuk om een keertje mee te maken, maar gênant. Alsof je slaven voor je laat werken. Twee riethoeden, die zich uit de naad rennen en soms steppen als een kind dat schoolvrij heeft. Madeira heeft prachtige vogels. Scholvers met vleugels als gerafelde vlaggen, meeuwen met gele snavels las weerhaken. Maar geen albatros. De kapitein vertelde me, dat we deze reis geen albatros zullen zien. Daarvoor gaan we niet zuidelijk genoeg. Rond de evenaar, daar zijn de vogels van Baudelaire.
| |
Op zee
Wat zou ik schrijven? Madeira, dat achter het schip langzaam wegzinkt in de Atlantique. Ik weet het niet. Ik voel mij be- | |
| |
voorrecht. Als ik op Madeira geboren was, arm, een klein gozertje tussen de bananenvelden, onmachtig talen te spreken, niet in staat de ontvangen talenten te ontwikkelen, toeristen smekend om muntstukken... Hoe meer ik zie en ervaar, hoe dieper mijn overtuiging wortelt: ik heb gelijk gehad, ben toevallig geboren op een stukkie van deze aardkloot waarvruchtbaarheid kan rijpen, waar wie leven wil leven kan. Ik houd van dit Leven, dit Grote Leven. Natuurlijk, ook ik heb mijn deel van het Grote Verdriet gehad, maar alle tranen bij elkaar, worden vergeten bij zoveel overdonderende ervaringen.
Liefste, proef de zilte smaak van mijn lippen, voel het braille van mijn huid, hoor het ritme van mijn hartslag, lees de voortdurend ratelende telex van mijn gevoelens: ik houd van je. Ik zou geen wensen meer hebben, als jij hier zou zijn.
De Atlantique spreekt een andere taal dan de Noordzee en het Kanaal. Zij is niet zo spraakzaam. Haar ritme is niet zo kortaf, niet zo impulsief. Zij zingt meer dan zij spreekt. Zachte muziek, Tsjaikowski-achtig, bijna slapend. Haar ritme is dat van het lopen van nachtzusters in wit gepleisterde gangen.
's Nachts vrijt zij met de maan.
Golven zijn als koppen in de krant, kleine ijsbergjes, die nieuwsgierig maken, maar slechts eentiende van het geheel verraden. Over de krant gesproken: ik mis de informatie, het parfum van drukinkt, de zachte geur van het Scandinavische papier.
Weer nacht. Het schip vaart als een kleine kolonie over de golven. Ik houd van deze boot. Ze is onrustig, maar geduldig. Jong en oud tegelijk.
Hoewel ik in de watten gelegd word en men alles doet om het mij naar de zin te maken, voel ik soms het heimwee scharnieren in mijn vlees. Het polderland, de rivieren, die als streepjes zilver plakband tussen de winterdijken liggen. Hoe zou het thuis zijn?
Bedelende kinderen. Ik kan er niet goed tegen. Mijn geweten vreet zich als een worm door de stam van mijn daden. Wat doe ik? Is dit een film, een droom voor mensen met een dikke buidel? Ja en nee. Voor mensen met een salaris zoals ik dat heb, is dit te betalen zonder een kriebelig gevoel te krijgen onder de voetzolen. Tweeduizend gulden per persoon. In harde valuta. Alles met vijf sterren. Eten als god in Frankrijk, drinken als Bacchus op zijn laatste avond.
We hebben het schip gezien vanuit de bergen: een speelgoedbootje, zoals het bootje, dat ik vroeger mee in bad nam. Klein, alsof het Madurodam was.
| |
Lanzarote
Aangekomen in Lanzarote. Een totale ommekeer. Dit eiland heeft iets, dat zich moeilijk laat omschrijven, maar ik zal het proberen.
| |
| |
De vulkanen, de jeugdpuisten van Moeder Aarde. Hier heeft zij haar puberale driftbuien uitgeleefd, in woedeuitbarstingen, die het eiland rood en zwart geblakerd hebben. Op een werkelijk imponerende manier heeft zij hier huisgehouden. Uit de etterpuisten spoot zij monden vuur en magma, alsof zij haar ziel omkeerde. De gal liep uit over de borsten van dit eiland, tot diep in de valleien, die als schalen tussen de bergbroden liggen. Even moest ik denken aan het omstoten van de wasbak met scheerzeep aan het begin van Joyce's ‘Ulysses’. De Moeder kookte, tongen vuur blafte zij uit als een razende helhond, een losgeslagen Cerberus. De lava liep in machtige, alles verwoestende gletsjers van de hellingen en stolde in de zware adem van de sirocco. Er was rust. Het eiland siste als hete kool in een wierookscheepje.
De grote empties waren in 1730-1736 en 1824-1834. Het eiland werd hectaren groter. Overal sintels, as, slakken.
Ik kan mij zeer goed voorstellen, dat de bewoners van dit eiland hun mythen hebben, hun goden en halfgoden, hun helden. Dit soort natuurkrachten schreeuwt om een mythologische verklaring. De mens staat volledig machteloos bij zoveel natuurgeweld. Je voelt je klein en overdonderd.
Het landschap doet denken aan de foto's, die ik van het maanoppervlak gezien heb. Kraters, gapende wonden, ravijnen, canyons, geeuwend als reuzen, tintelend van rood en zwart. Grillig, wild: een slapende vrouw met een zweep onder het bed. Lange tapijten van as, slakken, gestold lava, waarin alle kleuren van de regenboog samenkomen. De Grote Moeder is hier kwaad geweest, als een beest sloeg zij haar klauwen in het rond. Haar mond huilde ziedend vuur, verzengend, giftig. Razend was ze, tierend als een vulkaan. En na haar driftbui sliep zij in in de armen van haar bruid, de oceaan. Laat haar slapen. Haar rode haar als natte vlaggen drogend op de hellingen. Lanzarote: de grotten, de rit op de schoften van een dromedaris, de grill op natuurlijk vuur. Ik houd van dit eiland, dat als een verloren ring op de wijdse dansvloer van de oceaan ligt. De littekens van Moeder Aarde, haar spataderen, haar moedervlekken liggen hier bijna ordinair bloot. De natuur, de Grote Moeder, is sterker dan wij vermoeden. Zij lacht niet alleen in de Ruysdaelluchten, die Zeeland zo mooi maken. Zij vecht ook. En gokt. Haar krachten vallen buiten mijn woorden. De grotten waren niet anders dan die van de Dordogne of Han. Het Sijtje Boes van Marken. Op één ding na: de spiegel. De gids zei ons voorzichtig te zijn omdat we langs een zeer diep ravijn zouden gaan. Ik was bang, alsof ik loodrecht in de strot van de hel keek. Angst, dieptevrees. Ik ben geen held in dat soort dingen. Eén steentje en de spiegel brak. Wat een gapende wonde in de gewelven leek, was niet meer dan een binnenzeetje, twintig centimeter diep, dat de plafondgewelven vergroot weerspiegelde. Het fraaiste staaltje van optisch bedrog, dat ik ooit gezien heb.
| |
| |
| |
Tenerife
Tenerife. De Teide, een machtig massief, dat schuil gaat in de wolken, de kruin bedekt met sneeuw. Een dodelijk vermoeiende rit in een bonkend busje, langs ravijnen, lavameren en kraters, die echter het imponerende van Lanzarote missen. Het doet zelfs een beetje goedkoop aan Tenerife te bezoeken na Lanzarote. Alsof alles er op amateuristische wijze nagemaakt is. Een landschap, dat aan westerns doet denken. Ik zou niet vreemd opgekeken hebben, als Lome Green of John Wayne plotseling te paard tussen de rotsblokken door gestoven zou zijn. Nee, Tenerife moet je niet na Lanzarote zien. Het is water na bier.
Wel opvallend is, dat de klimaten zich op dit eiland afwisselen, al naar gelang de hoogte waarop je je bevindt. Het blijft een vreemd idee: besneeuwde bergtoppen in Afrika.
Dat de Canarische Eilanden geografisch tot Afrika gerekend moeten worden lijkt me zonneklaar. Daar doet hun staatkundige vrijage met Madrid niets aan af. Op deze eilanden leeft het streven naar onafhankelijkheid nauwelijks, in tegenstelling tot Madeira.
| |
Op zee
Als ik door mijn patrijspoort naar buiten kijk, zie ik de Atlantique. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken, dat het water blauwer is dan dat van de Noordzee. Dat wijst toch wel op de vervuilingsgraad van het milieu, waarin ik gewoon ben te leven, hoewel de invalshoek van de zon natuurlijk ook een duit in het zakje doet. Ik ben deze reis al eens ingepakt door een vernuftig staaltje van optisch bedrog. Oppassen dus.
| |
Las Palmas
Las Palmas, het Zandvoort van de Canarische Eilanden. Een poepchique hotel met telefoon in de badkamer en meer van dergelijke snufjes. Uitzicht over de baai. Op nog geen honderd meter rolt de Atlantique hier haar golven het strand op. Hotel Cristina.
Ook Gran Canaria heeft een wisselend klimaat. De hele dag bewolkt in de hoofdstad, Las Palmas, maar in de verte, laag over de bergen een streepje zon. De hostess - zij heette Marsman, geen familie van Hendrik noch van Bernlef - verzekerde me, dat in het zuiden van het eiland de zon altijd schijnt. ledere godganselijke dag. Ze liet er geen gras over groeien en reisde na het lunchen af. Richting evenaar.
Het is vreemd, maar ik mis de boot. Ik ben kennelijk van haar gaan houden, ondanks het feit, dat zij mij geradbraakt heeft, zodat ik nu nog af en toe meen zeebenen te hebben. Zij was een goed schip.
| |
| |
Weer een schaakspel gekocht. Houtsnijwerk. Driehonderd gulden. Moet veel meer waard zijn.
De Luxe, die ik deze reis geniet, knaagt aan mijn geweten. De ‘Black Prince’ mag gezien worden als een varend vijfsterrenhotel. Het hotel, waar ik dit schrijf, heeft zelfs officieel vijf sterren. En daar ben ik gratis te gast, word ik verwend als een Oosterse sheik en ik moet - wellicht tot mijn schande - toegeven, dat ik ervan geniet. Maar toch: regelmatig bonzen de aderen van mijn geweten tegen mijn slapen. Tweederde van de wereld heeft niet of nauwelijks te eten. Dat zijn ongeveer twee-miljard mensen, een astronomisch aantal. Deze reis kost de reisorganisatie voor mij alleen al zo'n dikke drieduizend gulden voor negen dagen. Daar kunnen heel wat mensen van eten. Je zou er honderd monden een week lang van kunnen voeden en dan nog zouden zij het idee hebben nectar en ambrozijn voorgezet te krijgen.
Ik erger me mateloos aan het weggooien van voedsel. Ik citeer even de informatiemap, die een ‘kleine opsomming’ geeft van hetgeen de ‘Black Prince’ iedere dertiendaagse reis meevoert om de honger van de 320 passagiers te stillen: 3.000 kilo aardappelen, 600 kilo verse groenten, 12.000 eieren, 110 kilo biefstuk, 650 kilo coteletten, 80 ossetongen, 120 lamsbouten, 5 kalfsbouten, 45 gerookte hammen, 175 kilo lamsvlees, 110 kilo spek, 650 kuikens, 40 kalkoenen van 15 kilo elk, 5 lendestukken, 150 eenden, 110 kilo kabeljauw, 220 kilo schol, 137 kilo tarbot, 50 kilo kreeft, 55 kilo kreeftstaart, 120 kilo grote gepelde garnalen, 50 kilo krab, 33 kilo gerookte paling, 95 zalmen van elk 5 kilo, 150 kilo forel, 85 kilo heilbot, 200 kilo verse garnalen.
Het is maar een ‘kleine opsomming’. Alles natuurlijk wel van de eerste kwaliteit. Een dag aan tafel in de ‘Black Prince’ voor de mensen, die het moeilijk hebben, die de namen van deze spijzen niet eens kennen, één dag maar... De mensen, die nu dit voedsel tot zich nemen, zijn toch al blase van dergelijke divinale gelagen.
Hoe komt dit? Waaraan heb ik het te danken, dat ik toevallig geconcipieerd ben in een land, dat net een onmenselijke oorlog achter de rug had, maar in een vloek en een zucht veranderde in een sprookjesland van melk en honing? Het is me bijna een nachtmerrie aan zulke dingen te denken, want deze feiten zijn allemaal zo onomstotelijk. Ik hoop, dat ik me dat altijd goed bewust zal blijven. En er vooral iets aan zal doen.
De mensen van de reisorganisatie spreken over de ‘popularisering van de cruise’ en daarin hebben ze tot op zekere hoogte ook gelijk, mits men het bittere zout van de betrekkelijkheid van een dergelijke constatering niet uit het oog verliest. Het is zo verleidelijk je te laten meesleuren in de stroom, die uit de hoorn des overvloeds rolt.
Ik heb deze reis genoten. Laat daarover geen twijfel bestaan, overdonderd als ik ben door de natuurlijke fenomena: de zee, de vulkanen, de flora, de fauna. In staat om al deze verplette- | |
| |
rende indrukken op een redelijk aanvaardbare manier op schrift te stellen voel ik me niet, zeker nu niet. Mijn hoofd tolt als een dolle caroussel, op hol geslagen. Als ik mijn ogen sluit, zie ik in het verblindende spectrum van mijn herinnering de stralen vechten om het licht. Ik heb veel gezien, veel moeten verwerken en misschien ook iets geleerd.
Rest mij de verschrikkelijke taak hierover verslag te doen in de bladen waarvoor ik schrijf. Iets zinnigs, kritische informatie, eerlijk. Hoe stel ik het op schrift? Hoe kan ik zoveel indrukken weergeven? Hoe componeer ik het tot een leesbaar verhaal, dat iets van de verschroeiende adem van mijn enthousiasme weergeeft, maar tevens met beide benen op de grond staat? Hoe verwoord ik de schitterende poëzie van deze reis, die zich door het strakke proza van mijn taak als informator gevlochten heeft? Ik weet het niet. Nog niet. Maar ik zou de sterren uit de hemel willen schrijven.
Liefste, ik kom naar huis.
| |
Thuis 2
Teruggevolgen over Madrid, Parijs, Brussel. De basterdsuiker van de wolken weer gezien, zoals ik die al kende van eerdere vluchten. Ik was een dag thuis, toen jij hier weer kwam en ik voelde hoezeer ik je gemist had.
| |
Achteraf
Dat schreef ik tijdens de reis. Na enkele weken werkte ik het manuscript hier en daar wat bij om wat meer lijn in het verhaal aan te brengen, maar de hoofdzaak bleef gehandhaafd. Als ik dit journaal vergelijk met hetgeen er in de krant gestaan heeft, schaam ik me een beetje. Het sartikel, dat ik voor de krant schreef, stond bol van informatie, maar die was droog en zakelijk. Ik geloof, dat dit journaal veel meer échte informatie bevat voor iemand, die werkelijk van plan is een cruise te maken.
Voor iemand, die zich niet zomaar wil laten inpakken door reisorganisaties, die in feite alleen uit zijn op een positief artikel (lees: gratis advertentie) over hoe mooi het allemaal is, is zo'n reis een gewetensvraag. Dat was het ook voor mij. Ik ga er van uit, dat je niet moet/mag schrijven over iets dat je niet meegemaakt hebt. Daarom ben ik meegegaan en heb ik geprobeerd me onbevooroordeeld in te laten met deze escapades. Ik moet eerlijkheidshalve toegeven: onbevooroordeeld raak je nooit. Maar alleen al de poging daartoe is waardevol.
Voorts gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen, dat deze reis mij geen cent gekost heeft. De reisorganisatie hebben alles betaald. Een paar dingen zullen mij van deze reis bijblijven: 1) er be-staat zoiets als mode in reizen, 2) het maken van een cruise is niet zo duur als verondersteld wordt, 3) wat is deze aarde mooi
| |
| |
en 4) wat heb ik het goed, dat zoiets tot mijn mogelijkheden behoort.
Vrienden en kennissen zeggen nog wel eens: je hebt het toch maar mooi voor elkaar, dat je dat soort reizen gratis kunt maken. Dat is natuurlijk zo, maar er zitten ook kantjes aan, die moeilijker zijn dan zij denken. Ik zit iedere dag met mijn neus bovenop het nieuws en dat heeft onmiskenbaar invloed op je denken. Zo'n reis zet dan je geweten in beweging en in dat opzicht kan het nooit kwaad. Aan de ene kant voel ik me inderdaad bevoordeeld, dat ik in staat ben dit soort reizen te maken, aan de andere kant sta ik voor de opgave op een eerlijke manier verslag te doen. Soms lig ik daarvan wakker en zie ik het vrijblijvende van wat ik doe tegen de achtergrond van wat er in de wereld gebeurt. Maar liever leven met dat dilemma dan het gedekte bejde van het Leven Zonder Risico. ‘Grootsch en me slepend wil ik leven’, zei Marsman.
Jules Welling
|
|