| |
| |
| |
Dagboekflarden
28-9-1965
Zij houdt van mij om wat ik ben, en niet om wat ik zou moeten zijn. Ik houd van haar omdat zij is, zoals zij zou moeten zijn.
| |
31 mei 1970
De mensen zullen op de goede weg zijn als er geen oudstrijders meer overblijven.
| |
26-4-1972
George Sanders heeft vandaag zelfmoord gepleegd. Een uitstekend filmakteur, die zich specialiseerde in rollen waarin hij een cynische smeerlap moest voorstellen, vaak althans. Op zichzelf zit daar niets ongewoons in. Maar ik heb me even afgevraagd of het filmbedrijf of de toneelwereld en de literatuur zouden bestaan hebben, indien de mensen goed waren. Je kunt vijf hele minuten praten over mensen die goed zijn. Je kunt enkele bladzijden over hen schrijven. Maar Mischkin bestaat niet zonder Rogochin, Desdemona niet zonder Othello - ik bedoel, je kunt pratend over goede mensen en over goede dingen alleen, de anderen niet boeien. Zij zijn te veel aangetrokken tot het kwaad. Vooralsnog? Nee, voor altijd. Ik heb dat uitgebreid willen aantonen in ‘Herbeginnen’. Vanavond herlees ik dat werk om te zien of er nog iets aan deugt.
| |
22-3-1973
De brieven van die jonge mensen die de tesissen over mij en over De Faun maken hebben een stimulerend vermogen. Bij het beantwoorden van hun tientallen vragen heb ik mij de bemerking gemaakt dat ik veel tegengekomen ben in mijn leven. Gelukkig veel vrouwen. ‘Herbeginnen’ eindelijk herlezen. Het deugt niet zoals het daar is. Ik zou wel eens tevreden willen zijn over wat ik schrijf.
| |
5-11-1973
Welke rol het slapen in je leven speelt weet je alleen als je wakker bent. Tenminste, dan denk je dat je het weet.
| |
15-11-1973
Dat een vrouw het steeds zo aan boord legt dat haar lichaam er anders uitziet dan het is kan een bewijs zijn dat ze ergens niet tevreden is over dat lichaam.
| |
| |
| |
20-11-1973
Hij is zo bescheiden dat het hem gelukt mensen dingen over hem te doen zeggen die hij over zichzelf denkt.
| |
30-11-1973
Verdraagzaamheid is een scherm waarachter onverschilligheid een onderkomen vindt.
| |
30-8-1974
Ik heb niet veel geluk met de Vlaamse literatuur. Of ben ik zo onmogelijk bedillerig geworden? ‘Anno Atiantae’ van Walter Beckers gelezen. Aangelokt omdat er een voorwoord van Hubert Lampo is, en een achterplat die o.m. zegt: ‘De vijftien beste kortverhalen’ (wat is dit voor een woord?) ‘van Walter Beckers, waaronder het bekroonde verhaal “Dr. A. Cula en Frank N. Stein”, waarmee de auteur de Europese Atlantaprijs won’... ‘Beleef deze happening!’
Ik heb me weer eens geërgerd aan de taal. Dingen als ‘Het werd een avondtafel gespeend van eetlust’ (p. 32), ‘...de witte tanden blinkend naar een prooi die het nooit meer veroveren zou’ (p. 35), ‘Hij voelde het bloed in zijn keel hoorbaar kloppen’ (p. 45), ‘In zijn neusgaten drong een onaangename, zure zweetlucht, die zich uit zijn poriën perste.’ (p. 45), ‘De fles was reeds flink gevorderd.’ (p. 56), ‘Maar toen ze achttien was geworden, verliet de onschuld haar lichaam.’ (p. 63), ‘De wind zoefde nu in een tollende beweging om mijn voorhoofd en draaide dan langzaam, als een smalle cirkelzaag, naar omlaag...’ (p. 91), ‘Nochtans zag ik minder paniek, dan wel gejaagdheid in zijn blik.’ (p. 114), ‘... en loopt als een mannequin, een perfecte combinatie van charme.’ (p. 118), ‘Bliksemflitsen spookten vrijpostig door de lucht.’ (p. 158) - die dingen zouden niet in een Vlaamse verhalenbundel mogen staan. En dit is maar een kleine greep uit wat ik in ‘Anno Atiantae’ gevonden heb.
Lampo is groot in zijn imbeciliteit. Zo schrijft hij o.m.: ‘... omdat hij (Walter Beckers) een van die zeldzame “grands seigneurs” is in de kunst, die zich de weelde veroorloven, tegen de draad in, hun eigen weg te zoeken. Op het ogenblik dat naaperij alles is wat de klok slaat, hebben wij dergelijke auteurs nodig.’ En voorts: ‘... reeds nu - ik ben er zeker van - ligt zijn Lotsbestemming als kunstenaar vast. Hij zal een alleenloper blijven, althans van het standpunt der elkander opvolgende modeverschijnselen uit’. ‘... werd die dadelijk ingepalmd door de zachte intonatie van haar stem, waarvan de klank was als een penseel waarmee ze haar gedachten schilderde’, zo lees ik nog ergens in dit overbodige boek. Ik hoop echt dat de voorspelling van het alleenlopen van Walter Beckers zal uitkomen. De uitgave van zo'n zielig boek is toch zo jammer. Wat Lampo ertoe aangezet heeft om dat voorwoord te schrijven - waarvan hij zegt dat het opvallend bij de verhalen van het boek aan- | |
| |
sluit - is totaal onbegrijpelijk. Waarom helpt hij die man, die waarschijnlijk talent heeft voor zaken, doch niet voor het schrijven van een verhaal? Want geen enkel verhaal uit dit boek, ook niet het bekroonde, is het waard om gedrukt te worden. De taal is niet alleen slordig en klinkt onecht, maar bepaalde passages schreeuwen het uit dat Beckers daar geprobeerd heeft poetisch proza te schrijven. Ze zijn gewoon gedaas van iemand die noch proza noch poëzie aanvoelt. Er is nergens een pointe, hoewel het er dik opligt dat Beckers in de vaste overtuiging verkeert dat hij pointes gevonden heeft. Deze man heeft nog minder fantasie dan mijn 4-jarige Katrine. De uitgave van dit onding is een jammerlijk feit.
Ik ga gauw een half uur bij Jean Ray en bij Lovecraft onder-duiken.
| |
22-10-1974
Ik lees in De Vlaamse Gids van deze maand een interview van Willem M. Roggeman met Lucienne Stassart. Ik zie daarin dat het proza van Stassaert op een gegeven ogenblik ‘meer een richting van groter duidelijkheid uitging’, en dat, zo zegt Roggeman, haar ‘eerste teksten hermetische taalstrukturen met associatieve woordkoppelingen’ waren. In wat zij aan Roggeman vertelt is zij evenwel zeer duidelijk, zodat ik veronderstel dat zij een onderscheid maakt tussen de manier om aan de lezer iets mede te delen via haar literatuur, en de manier om iets te zeggen dat onmiddellijk moet kunnen begrepen worden. Ik leid daar uit af dat ‘literatuur’ voor haar dus een kommunikatiemiddel is waarvan zij verwacht dat slechts een beperkte groep de nodige inspanning zal kunnen opbrengen om er iets uit te halen. Dat zou dan ‘eigentijds’ zijn. Het is een ambitie als een andere. Maar persoonlijk geloof ik dat dit gespeel met een techniek, dat maakwerk, dat artificieel zoeken naar een nieuwe stijl (wat zij een ‘eigen’ stijl noemt) met schrijven niet zo veel te maken heeft. Ik doel hier op proza uiteraard. Moet ik geloven dat ik ouderwets word en niet meer ‘bij’ ben? Bij het lezen van wat de jongeren over zichzelf en over hun generatiegenoten zeggen krijg ik steeds meer het gevoel dat ik voorgoed uit de tijd ben en misschien beter niet meer zou proberen iets te vertellen. Want ik zal toch nooit anders kunnen dan de dingen die ik te zeggen heb, gewoon te zeggen op een ‘akademische’ manier, zoals Stassaert dat noemt.
| |
27-10-1974
- Ideale vrouw? Wat is dat, een ideale vrouw? Je gaat met je boek ook al meewerken aan die mythe. Want zo maken mannen een mythe. Als ze hun ideale vrouw beschrijven weten ze best dat die vrouw niet bestaat, maar in die beschrijving hebben ze de regels uitgewerkt volgens welke een vrouw zich zou moeten gedragen. Dat onderhoudt hun eigenwaan en hun tevredenheid over zichzelf.
| |
| |
| |
8-12-1974
Heimwee naar Gent. Dat overvalt mij nu en dan. Hoe komt zoiets? Op de meest onverwachte ogenblikken, zoals bij het ontwaken (vanmorgen) of midden in de dag, terwijl ik postzegels probeer te krijgen of op de krant de dienstregeling bestudeer, denk ik opeens aan Gent. Het verlangen om op de hoek van een drukke straat eens een bijna vergeten en toch vertrouwd gelaat te zien, of enkele stenen waarvan ik de kartelingen ken, of een geur die ik nergens elders opgesnoven heb, of het dekor van een oud cafe dat op geen enkel ander gelijkt? Waarschijnlijk is het dat. Ook al weet ik dat te Gent het beton te veel bomen heeft gedood en dat de burgemeester er niet veel om ma alt dat er puisten op het gelaat van de stad komen. Ik zoek op de krant een voorwendsel om nog eens een dag te Gent door te brengen.
| |
12-2-1975
Weer de geniaie Henry Miller gelezen en geen moed om zelf nog een woord te schrijven. Bij die woordenrijkdom, die ideeenrijkdom, die helderziendheid heb ik zin om mijzelf te aanzien als een vat vol pretentie, mede omdat ik mij vermeet te denken dat ik ook iets te zeggen heb. Ik wou een paar bladzijden uit The World of Sex kopieren, maar dat ging niet want ik vond er geen twee, doch twaalf, vijftien, twintig, vijftig en daar kon ik geen keus in maken.
| |
5-10-1975
Onmiddellijk gedacht, bij het opstaan, aan de geëngageerdheid van de schrijver. Walravens was ervan overtuigd dat een schrijver de dwingende plicht heeft sociaal en desnoods ook politiek geengageerd te zijn. En de nadruk te leggen op de ‘problemen’ van zijn tijd. Ik geloof niet dat ik het zou kunnen, ik bedoel: intentioneel, en gewoon I ijk bekommert mij dat ook niet, behalve wanneer ik bv. Böll of Soljenitsjin lees, of zelfs als ik Dostojefski herlees, want dan stel ik mij toch vragen die me op de zenuwen werken. De tijd zal hierin natuurlijk de enige rechter zijn. Ik meen trouwens dat in een goede roman de sociale kontekst vanzelf vorm krijgt. Zie Balzac. Door de enorme dimensies van zijn personages krijgen wij een betere kijk op de tijd waarin hij leefde dan indien hij zijn romans zou geschreven hebben met het idee: ‘Nu ga ik mijn lezers eens de grote problemen van hun tijd onder de neus wrijven’. Met geengageerdheid wordt tegenwoordig echter bijna alleen nog kontestatie, ofwel een streven naar een linksgerichte maatschappij bedoeld, en hoewel ik principieel niets heb tegen wat men een linksgeorienteerde maatschappij noemt, kan ik het met die eenzijdige opvatting over geengageerdheid niet eens zijn.
| |
3-3-1976
Na de wereldkampioenschappen kunstschaatsen op de TV een
| |
| |
ontgoochelend interview met Hugo Raes gezien. Ik heb van hem nog maar heel weinig gelezen en ik vond het niet om te gillen, maar mijn smaak is zeker geen kriterium en ik neem aan dat hij een interessante schrijver is. De man Hugo Raes lijkt mij echter niet op het niveau te staan van de schrijver Hugo Raes, hoeveel sympatieke getuigenissen er vanwege zijn vele vrienden ook gedebiteerd werden. Ik kreeg voortdurend het onbehaaglijk gevoel dat het meeste van wat hij wou zeggen moest gezien worden met een hoofdletter aan elk woord. Hij zei bijzonder ernstige en voor mij vervelende dingen over Kunst, Maatschappij, Leven (‘Het Bloeddorstige Leven’), Ons Vlaamse Volk, Deze Onleefbare Wereld, De Mens, De Wilskracht en de Koncentratie bij het schrijven, de Jazz als iets Essentieels (in een cafe waar wouldbe dixieland gespeeld werd). Op de vraag: ‘Waarom erotiek in uw wereld?’ gaf hij het wereldschokkende antwoord dat Erotiek een zeer Belangrijk Element is in het Menselijk Leven. ‘Met mijn eerste erotisch boek was ik bij ons een voorloper. Wij hebben dan zes jaar moeten wachten op Turks Fruit van Jan Wolkers, en dat werd zeer geestdriftig begroet’.
Waarom moeten zovele schrijvers van bij ons zo vreselijk overtuigd zijn van hun belangrijkheid? Indien zij er eens over nadachten dat de tijd - hoe goed hun werk ook moge zijn - een harteloze selektie zal maken in wat zij in de wereld gegooid hebben, dan zouden zij misschien komen tot een veel redelijker en sympatiekere schatting van hun waarde. Die selektie gebeurt nu bij Streuvels, bij Teirlinck, bij Brulez en Roelants, en ze staat ook schrijvers zoals Gijsen, Demedts, De Pillecijn, en zelfs Claus en Daise binnen afzienbare tijd te wachten.
| |
15-1-1977
Henri-George Clouzot en Ana is Nin zijn allebei overleden. Eerstgenoemde was headline in radio- en televisieberichten. Verscheidene TV-posten hebben hun programma's zelfs gewijzigd, wat mij de gelegenheid heeft gegeven het onvolprezen ‘Quai des Orfevres’ terug te zien, waarin naar mijn oordeel Louis Jouvet zijn beste filmrol speelde. Aan Anaïs Nin heeft de BRT een viertal zinnetjes gewijd. De RTB heeft haar overlijden zelfs niet medegedeeld.
Pliet Van Lishout
|
|