Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 13 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 13
Afbeelding van Yang. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 13

(1977)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 160]
[p. 160]

Recensies

Om de orde te herstellen
Johnie Verstraete

Er valt wat te rapen uit het nieuwste boek van Johnie Verstraete: Om de orde te herstellen. Een echte ‘roman’ is het niet geworden, rond drie centrale personages weeft Verstraete een kort verhaal. Toch zijn die verhalen (o.a. en b.v.) door herkenbare details met mekaar verbonden. Problematiek van het werk: ontwikkelingshulp, Afrika, wat wij er van weten, wat de westerse pers er van maakt en wat er feitelijk van is. Johnie Verstraete schrijft geen definitieve tekst over deze aangelegenheden, hij selekteert enkele details uit één bepaalde realiteit, kiest de romanvorm om deze te verwerken en biedt ze in die fiktieve vorm de lezer aan. Volgens de korte notitie vooraf zijn de feiten gedeeltelijk gesteund op een eigen verblijf in Guinea en op ‘L'Impérialisme et sa 5ième colonne en Republique de Guinée’ (Livre Blanc, Conakry, 1971).

De titel wordt bij wijze van ondertiteling in de mond van ‘de ambassadeur’ gelegd: ‘Om de orde te herstellen - zei de ambassadeur’. Verstraete kiest Duitsers als personages, blijkens de achterflap konden dit evengoed Belgen of Nederlanders zijn geweest. Het ‘Wirtschaftswunder’ funktioneert des te beter in de verhalen.

 

Eerste verhaal: ‘De militaire coup’. Die uiteindelijk mislukt. Gegeven: Helmut Claussen viucht alles wat Duits is (ook zijn vaderland) na zijn echtscheiding. Als veearts wil hij de runderpest gaan bestrijden in een Afrikaans ontwikkelingsland. Zijn aankomst is een volbloed ontgoocheling (wat hij vooraf reeds wist), nooit ziet hij meer landgenoten samen dan op die bewuste dag. Ondanks alles ziet hij zich uiteindelijk toch met rasse schreden geïnitieerd in het koloniale leventje. Doorheen de doolhof van een korrupte en feitelijk anarchistische ambtenarij vindt hij zijn bestemming, rondjakkerend in een landrover over eindeloze kilometers ‘tegen de maan op’, de spuit in de hand. Slechts wanneer injektienaalden en benzine als sneeuw voor de zon in het niets verdwijnen, wanneer zichtbaar en onzichtbaar, overal en nergens met wapens wordt gesjacherd komt Helmut tot de vaststelling niets meer of min te zijn dan de hond met de stok in de muil. Bij trosjes worden zijn relaties wegens subversie (onderling en door elkaar) gearresteerd, de geplande militaire coup mislukt ‘feilloos’ en Helmut verdwijnt over de grens. De groteske manier waarop en de fijnzinnige stijl waardoor Johnie Verstraete deze gebeurtenissen evokeert zijn subliem. Als model voor wat in een Afrikaans ontwikkelingsland mogelijk is, is dit verhaal zeer leesbaar. Doorspekt met relativiteit en ‘vierkante’ humor die de auteur op een zeer eigen

[pagina 161]
[p. 161]

wijze weet te hanteren, is dit verhaal niet alleen leesbaar maar ook uiterst genietbaar. De zijdelingse vegen uit de pan die Verstraete her en der uitdeelt vragen niet meer uitleg, de auteur geeft die uitleg ook niet: zij funktioneren opperbest voor de goede verstaander. De Helmut in het verhaal is ogenschijnlijk niet geinteresseerd in politiek of winstbejag, de lezer krijgt enkel een röntgenfoto te zien van hem. Omgeving, omstandigheden en gebeurtenissen hebben de overhand, in hun beperktheid laat Verstraete zijn personages opereren naar best vermogen. Helmut is onbelangrijk, en toch, ‘kostelijk’: ‘Tevens wist hij zelfs niet wat de inhoud van deze enveloppe was, dat hij het niet wist. Dat zwoer hij.’ (blz. 20).

 

Verhaal nummer twee: ‘De aanslag’. Carl von Thiessenhausen, adellijk bloed in de aderen, te arm om rijk te zijn en vice versa. Zich bewegend in inlandse kleding, voorwerp van verkneukeling en spot, blijkt uiteindelijk de spil te zijn van een groots opgezet komplot: een debiele messentrekker wordt onder zijn hoede en met de kronometer in de hand opgeleid om op de voorbijrijdende presidentiële wagen te wippen. Glamour, geld, lukse, ministerportefeuilles... zijn opnieuw de hoofdtroeven. De niet-ekspert Carl wordt door de auteur als een nar ten tonele gevoerd, in zijn onmiddellijke omgeving beweegt zich een figuur als Emile, dichter, bogend op een persoonlijke zwaarbewapende privé-militie van meisjes. Het slot van dit verhaal is typerend voor het hele werk: ‘Drie dagen voor de aanslag ging Carl naar Europa met vakantie, omdat hij een rustperiode wel had verdiend, omdat zijn vader ernstig ziek was en zijn zoon nog even wou terugzien, omdat Carl van een waarzegger in een hut had gehoord dat de aanslag zou mislukken, omdat alles tot in de puntjes geregeld was en niets mislopen kon. Omdat.’. De Afrikaanse realiteit (en wat daarover in de pers tot ons doorsijpelt) krijgt hier een fikse deuk!

 

Derde verhaal: ‘De huurlingeninval’. Meneer Seibold knapt in zijn mytische hoedanigheid van ex-Nazi het vuile werk op om ‘een’ orde te herstellen: ‘Van laatbeseffen, laatweten en laatverwonderd zijn werd hij steeds meer een begrip, iets als een kwaadaardige gaswolk (!), een bovenmenselijk onheil... (...) het kleine meneertje Seibold dat met een Volkswagen rondreed...’ (blz. 80). Het kerngegeven van dit verhaal wordt opnieuw grandioos uitgebeeld en terstond weer met een slag in de nek geveld: ‘Meneer Seibold was er met zijn gezin heen getrokken met koffers vol geheime opdrachten. Het was geweten, het was bekend.’ (blz. 81). Seibold is overal op te merken, op alle strategische punten. Hij onderhoudt kontakten met iedereen, brengt Hitlergroeten en woont Ho Chi Minhherdenkingen bij. Hij is hard en bijtend, kruipend en kleverig. In de eenzaamheid van zijn grootse opdracht heeft hij slechts steun aan zijn welwillende echtgenote, hij plukt dagelijks de

[pagina 162]
[p. 162]

vruchten van een konsekwent monogaam liefdesleven. Wanneer de eigenlijke gebeurtenissen (door hem geduldig geredigeerd en tot in de puntjes op touw gezet!) een aanvang nemen, is meneer Seibold niet aanwezig: hij transporteert een stervende inlander naar een ziekenhuis op de cruciale ogenblikken van de inval en wordt slachtoffer van zijn ‘goedheid’. De inval is storm in een glas water (‘enige weerstand’... ‘wat heen en weer geschoten’... ‘toevallig’... ‘ze niet wisten waaruit hun opdracht bestond’...). Carl (die in dit derde verhaal ook opduikt) wordt door een granaat gedood, omdat hij in dezelfde auto rijdt als Cabral, de opstandelingenleider van Guinée-Bissau, naburige Portugese kolonie. Meneer Seibold pleegt zelfmoord in zijn cel. Het slot van het boek vertoont de allure van Johnie Verstraete's bekende tekstgedichten: ‘In zijn oproep voor de vervolgde kerk vraagt Zijne Heiligheid Paus Pius XII telkenjare aan zijn gelovigen een gebed voor hun broeder Monseigneur Tchidimbo, die nog steeds gevangen zit’.

 

‘Om de orde te herstellen’ is een boek dat vlug en vlot leest en eerder beperkt van omvang is (104 blz.). Johnnie Verstraete's stijl is op sommige plaatsen meesterlijk, wat sfeerschepping en konkrete uitbeelding betreft benadert hij soms ‘de’ (geslaagde) schelmenroman. De titel geeft degeiijk weer wat aan de orde van de dag is: westerse ontwikkelingshelpers geparachuteerd in een nest van korruptie, orders van hogerhand ‘om de orde te herstellen’, hoe en welke orde dan wel, subversie van de subversie (welk regime zullen we kiezen? Wie krijgt een Mercedes?), de chaos van een Afrikaanse realiteit en de neerslag daaromtrent in de westerse pers. Een potsierlijke situatie, kostelijk en opgeschroefd, en toch, mogelijk prototype van wat er gebeurt en gebeurd is. Een gegeven om over na te denken, Johnie Verstraete heeft het op een geslaagde manier gestalte gegeven.

 

Johnie Verstraete, Om de orde te herstellen, Manteau Brussel-Den Haag, 1977.

 

Joris Denoo

Grijze alliantie
Bob van Laerhoven

Wie met enige aandacht het boekwezen volgt, zal de belangrijke verschuivingen die daar de laatste jaren hebben plaatsgevonden wel hebben opgemerkt. Een van de belangrijkste veranderingen is van economische aard: de leefbaarheid van de kleine, literaire uitgeverij is fel in het gedrang gekomen en heeft verscheidene uitgevers gedwongen aansluiting te zoeken bij de zgn. concerns. Deze vergrote economische druk is er de

[pagina 163]
[p. 163]

oorzaak van dat velen van mening zijn dat niet-commercieel werk minder aan bod komt bij de middelgrote uitgeverij, die bestsellers vraagt om in leven te blijven. Het is wel vreemd dat dit geschreeuw afkomstig is van mensen die kwalitatief zwak werk leveren. Het is een grove true om ondermaatse prestaties naar de hoek van de onbegrepen genialiteit te schoppen, er een theorietje omheen te breien en de rest van je loopbaan door te brengen met zeuren en het uitgeven van gestencilde gifblaadjes. Geen enkele uitgever van enig gehalte zal zo stom zijn om iets, dat duidelijk kwaliteiten vertoont die boven het gemiddelde uitsteken, niet in zijn fonds op te nemen. Jan Arends is nooit een seller geweest voor zijn dood: het is aan de sellers van De Bezige Bij te danken, dat deze zich kon veroorloven hem met verlies uit te geven. Het komt trouwens ook nog wel eens voor - al willen diverse marginalen het anders doen voorkomen - dat het literatuurminded publiek kwaliteit weet te waarderen en te kopen.

Het is onder de gegeven omstandigheden toch merkwaardig dat sommige van deze mensen het aandurven een kleine uitgeverij te beginnen voor het werk dat ‘elders niet aan bod komt’. Het zou mij verwonderen moesten deze marginale uitgevers de door hun verachte Jos Vandeloo of Aster Berkhof weigeren, indien dezen zo gek zouden zijn zich aan te bieden, maar dit doet weinig terzake.

Eén van deze kleine uitgeverijen is uitgeverij De Bakker-Achterland, die het nodig vond het boekje ‘Grijze Alliantie’ van Bov van Laerhoven onder de lezers te brengen. Bob van Laerhoven is reeds enige tijd doende in de SF en schijnt daar in het buitenland sukses mee te hebben, als we de flap en 't Kofschip, cfr. Van Laerhoven zelf, mogen geloven. Ons land telt weinig sf-auteurs en het is dan ook zaak deze kasplantjes niet te vermorzelen onder Asimov-maatstaven. Bob Van Laerhoven heeft dit korte verhaal gesitueerd in een toekomst waar de nu al merkbare tendenzen - vervuiling, racisme, autoritair stelsel - zich doorgezet hebben. Een weinig originele setting voor de held, ene Drech, die de gave heeft om kanker te genezen op paranormale wijze. In het begin van het verhaal treffen we hem hollend aan, want hij heeft de autoritaire leider vermoord en wordt achternagezeten. Hij holt regelrecht de natuurvervuiling binnen, springt een tijdlang door de rassendiskriminatie en holt na 39 kleine bladzijden ons leven uit. De akte beperkt zich tot Flash Gordongeknok, de spreektaal tot quasivlot, Amerikaans aandoend stripgetatewaal. De psychologie van de hoofdpersoon vertoont veel gelijkenis met die van een bulldozer: enige diepte blijft hem, ondanks de duidelijke moeite van de schrijver om hem als getormenteerd cynicus voor te stellen, ontzegd. De technische veranderingen zijn miniem: een soort futuristische helikopter, als ‘kopper’ aangeduid, het eeuwenoude straapistool (zap!), en de politie die hier ‘pilozzi’ heet. Er zitten verder tal van onlogische toestanden in, die mijn al ge-

[pagina 164]
[p. 164]

prikkelde aandacht ontstemden: in een al minstens vijftig jaar dode rivier (gerekend van dit jaar af) drijven geen rottende vissen meer (blz. 7). Ik geef toe dat dit detailkritiek is: men kan er Alfred Bester en Arthur Clarke op betrappen. Het verschil tussen hen en Van Laerhoven ligt hierin, dat men hen er niet op betrapt: hun intriges zijn zo knap, de stijl vol verrassingen, dat de aandacht geboeid blijft en we over de, in sf onvermijdelijke, onlogische details heenlezen. Bob Van Laerhoven heeft stilistische kwaliteiten, zijn verhaal zou in een schoolblad niet misstaan, zelfs niet in een plaatselijke krant. Het lijkt me, dat mits de nodige kritiek en ingrijpende veranderingen van de al genoemde fouten, dit best een goed verhaal had kunnen worden dat in een Brunapulp niet zou misstaan. Nu is het een misser geworden, dat als nr. 2 in de ‘Mortelreeks’ de start van deze reeks niet zal vergemakkelijken. De auteur is er niet in geslaagd de utopische maatschappijverandering en de individuele krisis van zijn hoofdpersoon vlot met elkaar in relatie te brengen: dit gebrek aan originaliteit in de thema's wordt niet     gekompenseerd     door     stilistische     opmerkelijkheden.

 

Bob VAN LAERHOVEN, Grijze alliantie, uitgeverij De Bakker-Achterland, Mortelreeks 2.

 

J.T'Hooft

Filosofie van de moderne kunst
Herbert Read

In de ‘Ideeen’-reeks van Meulenhoff Nederland bv, Amsterdam verscheen onder de titel Filosofie van de moderne kunst een verzameling essays van de eminente Engelse kunstkritikus Herbert Read (1893-1968). Het is een boek dat ik iedere beoefenaar en liefhebber van de schilderkunst aanprijs als een soort bij bel. De visie van Read is er een die genadeloos veel illusies opruimt, en in een tijd waarin zovelen menen een kunstenaar te zijn vind ik dit een gezonde houding. Daarnaast is het ook zo, dat hij menig waar talent dat in onze chaotische tijd op het punt staat af te dwalen, beslist opnieuw wegwijs kan maken. In de essays ‘Kunst na 1850’ en ‘De stand van zaken in de Europese kunst na de tweede wereldoorlog 40’, zet hij het uitermate snelle evolutieproces van de schilderkunst uiteen op een soms telle polemische toon. Maar degene die zich over dit complexe onderwerp zó scherpzinnig kan uitdrukken in een taal die slechts sporadisch esoterisch getint is, mag voor mijn part al eens apodictisch overkomen. Kwistig strooit hij een reeks aforistische uitspraken uit die beklijven. Een staaltje van zijn biezonder plastische taal is bijv.: De zijden beursjes van de kunst kunnen nietgemaakt worden uitde

[pagina 165]
[p. 165]

varkenshuid van de schooldiploma's (blz. 66). Veelzeggend is ook volgend citaat uit het essay ‘Realisme en abstractie in de moderne kunst’: Het specifieke soort ‘niets’ dat het beginpunt van de moderne filosofie werd kan in de kunst alleen worden vertegenwoordigd door een benadering die de kunstenaar onafhankelijk laat van de natuur. (blz. 101). In essays zoals ‘Het noodlot van de moderne kunst’ en vooral in het uit 1936 daterende briljante uitgebreider stuk ‘Surrealisme en het romantische principe’ doet zijn vinnige redeneertrant zijn humanistisch levensideaal sterk tot uiting komen. In laatsgenoemd essay, waarin hij naast de beeldende kunst ditmaal ook de literatuur onder de loep neemt, staan alleen reeds enkele interpretaties van de antithese classicisme-romantiek die dit boek een enorme waarde bezorgen. Herbert Read: een kritikus die barst van de eruditie, met een uiterst gevoelige psychologische kijk en een vermogen om helder en synthetisch zijn ideeën te formuleren.

Lectuur van mijzelf en anderen
Philip Roth

Een even opmerkelijk boek uit de ‘Ideeen’-reeks van Meulenhoff, Nederland bv, Amsterdam is ‘Lectuur van mijzelf en anderen’ van de Noordamerikaanse auteur Philip Roth. In het eerste gedeelte van dit boek zijn o.m. een aantal intrigerende interviews gebundeld die ontstonden na het verschijnen van diverse van zijn geruchtmakende romans, zoals ‘Portnoy's klacht’. Philip Roth is zo'n kospomolitische geest dat het gedurig omcirkelen van zijn eigen persoon en, ondanks zijn grote fantasie, sterk autobiografisch werk gelukkig nooit uitdraait op egocentrisch gezwets. Boeiend is de uiteenzetting van zijn jarenlang gevecht als schrijver tegen de, vooral sexuele, taboes en de daaruit voortspruitende vooroordelen en frustraties die zijn jeugd voor een flink stuk hebben verpest. Ook over het genre ‘satire’, waarin Roth zich o.a. met ‘Tricky Dixon en zijn vrienden’ ontpopte tot een meester, verwoordt hij een reeks interessante denkbeelden. Het volgende vond ik bijv. het onderlijnen waard: Wat begint als de wens omje vijand dood te slaan, en omgevormd wordt (grotendeels uit vrees voor de consequenties) tot de poging hem door middel van smaad en belediging te vermoorden, is het grondigst gesublimeerd, of gesocialiseerd, in de satirekunst. Het is de vrucht van wat de verbeelding doet met de primitieve drangom iemand z'n kop eraf te slaan. (blz. 53). In deel twee verlaat Roth meestal het strikt persoonlijke gebied van zijn eigen werk en gaat hij op speurtocht naar achtergronden en drijfveren in het werk van figuren wiens thematiek nauw verwant is aan de zijne. Verder wordt er

[pagina 166]
[p. 166]

ook extra aandacht geschonken aan zijn verhouding tot het jodendom. Twee opstellen springen m.i. naar voor: a. ‘Ik wilde steeds dat u mijn hongeren bewonderde - of kijken naar Kafka’ (blz. 217), waarin Roth zich verbeeldt dat Kafka op de vlucht voor de nazi's uitwijkt naar de USA, er kennis maakt met zijn tante Rhoda en er op 70-jarige leeftijd totaal onbekend overlijdt. Hiermee illustreert hij dat, ondanks al ons utopisch streven, zelfs het katastrofaalste noodwendige de ware zegen kan zijn voor een mens; d.w.z. was Kafka ten slotte zijn lot ontsprongen, ontsnapt uit zijn obsessies, en een langer en gelukkiger leven beschoren, dan was juist dit wat zijn genialiteit uitmaakt opgeslorpt door de vergetelheid; b. ‘Het schrijven van Amerikaanse fictie’ (blz. 107), waarin Roth duidelijk aantoont dat de meest absurde fantasie in dit fabelachtige land geregeld een dagelijks feit niet kan overtreffen, ja men aan het geloofwaardig maken van de werkelijkheid al de handen vol heeft. Voor wie in het kreatieve proces van de hedendaagse romancier belang stelt, een onmisbaar boek.

Hoerenlopen
Boudewijn van Houten

Geen enkel boek waar ik de laatste tijd belangstellend naar uitkeek heeft me zo ontgoocheld dan Hoerenlopen van Boudewijn van Houten (Manteau, Brussel & Den Haag, 1977). Toen ik circa vijf jaar terug de beste stukken uit dit boek: ‘Groeten uit Salnt-Tropez’ en ‘Literair toerisme’, las in het literaire blad Maatstaf, was ik enthousiast om het gut ten toon gespreide sarcasme, en dat ben ik nu nog enlgszins; maar op enkele puntige opmerkingen na die hij maakt in het vierdelig ‘Interview met mezelf’, ben Ik - om even zijn eigen woorden te bezigen - de rest reeds vergeten als het weerbericht van woensdag. Op zijn best is van Houten als hij het onverbloemd heeft over de vrouwtjes. Genadeloos pluimt hij alle gansjes die onder zijn wellustige aandacht komen. In de deels verhalende deels beschouwende stukjes, die hij - zoals in ‘De kribbige Flaubert’ - hoofdzakelijk wat gewicht geeft door zijn tekst te doorspekken met frappante citaten, heeft hij het meermaals over zijn favoriete auteurs, en het verwonderde me ten zeerste niet de naam aan te treffen van Witold Gombrowicz. Ofschoon van Houten met zijn aversie voor wat hij noemt ‘het internationaal socialisme’ en, daarentegen, zijn hang naar een aristocratisch bestaan, uit egocentrisch oogpunt de waarheid nabij is, simplificeert hij dusdanig als een kruidenier. Maar ja, zo is het nu eenmaal: wie alles In het teken beschouwt van zijn eigen genot, heeft schijt aan het feit dat ware weelde altijd iets parasitairs heeft.

 

Julien Vangansbeke


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Joris Denoo

  • Jotie T' Hooft

  • Julien Vangansbeke

  • over Johnnie Verstraete

  • over Bob van Laerhoven

  • over Herbert Read

  • over Boudewijn van Houten