Hugo Claus for ever: van ‘Phaedra’ tot ‘Jan zonder vrees’
Schrijven in een land en in een tijd waarin een figuur als Hugo Claus domineert moet voor heel wat auteurs - vooral de toneelschrijvers - bijzonder ontmoedigend en pijnlijk zijn. In de Vlaamse dramaturgie blijft deze Gentse reus overheersen en om naast hem aan bod te komen en te blijven moet men reeds een flink eind boven de middelmaat uitsteken. Dergelijke verschijnselen zijn vanzelfsprekend, doch met al mijn waardering voor de buitengewone verdiensten van Hugo Claus, die onbetwistbaar een primus inter pares is, lijkt het mij toch niet zo bijster billijk van de schouwburgdirekties in Vlaanderen om aan de ene kant (Hugo Claus dan) overvloedige kansen te bieden en aan de andere kant de vele, weliswaar niet zo uitzonderlijke, maar verdienstelijke toneelschrijvers vrij krachtig af te remmen. Een toneelliteratuur bestaat immers altijd - en dat betekent diversiteit en rijkdom - uit kunstenaars van uiteenlopend en verschillend formaat. De niet zo verrassend grote artiesten hebben dikwijls een charme, een betekenis en een waarde die men echt niet graag missen zou in een kultuurpatroon. Maar goed: overdreven reakties en onredelijkheid zijn in een mensengemeenschap nu eenmaal moeilijk te vermijden. Jammer, beslist aan te vechten, doch intussen feiten waarmede men rekening moet houden.
Sedert 1955 schittert Claus' ster steeds feller op alle vlakken van de literatuur en als teaterman blijft hij getuigen van een opmerkelijk talent, een enorme veelzijdigheid en een markante persoonlijkheid. In het repertoire 1980-81 van het N.T.G. bv. speelt hij een vooraanstaande rol met eigen werk en vertalingen. Onmiskenbaar lovenswaardig - olie drijft boven - maar toch teleurstellend voor de andere Vlaamse schrijvers die alleszins meer aandacht verdienen (er is in onze tijd en op alle gebieden al te veel ‘olie’ aan de oppervlakte).
In amper één week zag ik in de Gentse schouwburg twee Clausmonteringen: ‘Phaedra’ (in Europalia 80-verband) en ‘Jan zonder vrees’ (een Karmijn-produktie).
Enerzijds een Claus die via Seneca in zijn typische stijl naar de klassieke tragedie lonkt, anderzijds een Claus die via Georgio Gaber het eigentijds gebeuren onder de loep neemt. Twee totaal verschillende spektakels, twee boeiende prestaties met hoogten en laagten, boordevol ‘eigenaardigheden’ van de auteur. Het thema van ‘Phaedra’ is bekend: Phaedra, dochter van Minos, is gehuwd met Theseus en wordt verliefd op haar stiefzoon Hippolytos die haar afwijst en daarom door Phaedra wordt verdoemd. Een schrijnend verhaal dat tal van kunstenaars heeft gefascineerd.
Dat zo'n gegeven Hugo Claus sterk aantrekt is begrijpelijk. Hij handelt met uitgesproken voorliefde over de zo enigmatische vrouw, over erotische en seksuele bezetenheid, haat, wreedheid, wellust, passie, dood en hij deinst niet terug voor melodramatische aksenten, die in zijn virtuoze verwoording ook nu nog terdege genietbaar overkomen.
Meteen is één van Claus' belangrijkste kwaliteiten vernoemd: zijn voortreffelijke beheersing van de taal, zijn zwierig dichterlijk elan, zijn snedige trefkracht met woorden, zinnen, beelden. Een tweede element van zijn talent is een ongemene feeling voor teatraliteit. Een derde facet - en ik wil het hierbij laten - is zijn schrander en tegelijk gevoelig, steeds diep penetratievermogen in de onderwerpen die hij aanpakt. Vandaar veelal een voorbeeldig evenwicht tussen de inhoud en de vorm. Claus loont altijd de moeite, zelfs in zijn minder briljante schrifturen, zelfs in de niet zo bijster geslaagde produkties. De inzinkingen en zwakheden worden in al zijn werken gekompenseerd door de hoogtepunten. Dit was o.m. het geval met ‘Phaedra’ en ‘Jan zonder vrees’.
‘Phaedra’ in een regie van Ton Lutz - een specialist terzake - is mij al te statisch, al te overweldigend woordvuurwerk, te gesurvolteerd in de melo-klemtonen die Claus nochtans, zoals reeds vermeld, aanvaardbaar kan maken. In deze produktie werden de karakteristieke Claus-ingrediënten te heftig en te schreeuwerig (letterlijk en figuurlijk) in de verf gezet. Bovendien is het zo dat de vertolking - globaal gezien - niet knap