| |
| |
| |
Progressiviteit en trivialiteit
Een analyse van ‘Brieven voor Barbara’ van Gaston van Camp
In zijn jongste tienerroman gebruikt Gaston van Camp de dagboekformule. Het 14-jarige meisje Babs houdt een dagboek bij gedurende negen weken: van de laatste week van het schooljaar tot aan het einde van de grote vakantie. Net als Anne Frank doet zij dat in de vorm van fictieve brieven. Maar terwijl Anne Frank meteen in het begin van haar dagboek aangeeft dat de Kitty aan wie zij haar brieven richt gewoon haar dagboek is, onthult Babs pas op het einde van het dagboek het fictieve karakter van haar correspondente Barbara.
Gaston van Camp heeft de rol van deze briefvriendin anders uitgewerkt dan Anne Frank door er een alter ego van Babs van te maken, zoals de gelijkheid van de namen al suggereert: ...Barbara, die er waarschijnlijk ongeveer uitzag zoals Babs soms wenste dat ze zelf was. De wensdroomfiguur Barbara herinnert aan de kasteelroman en aan triviale jeugdboeken: zij woont op een mooi kasteel met een tuinman en houdt zich onledig met paardrijden. Om de lezer te misleiden omtrent het fictieve karakter van Barbara laat de auteur Babs dingen schrijven als: 't Was me ook de brief wel, niet? Ik zal hem dubbel frankeren, anders moet jij strafport betalen. Zeg, hoe is het met Black Jewel? Nog altijd zo onstuimig als vroeger? Groetjes aan je ouders en aan de tuinman, je weet wel, die met zijn kromme pijpje, zijn kromme benen en zijn bochel, een lieve man. Dag! Dergelijke passages komen op mij nogal ongeloofwaardig over.
De brieven die Babs aan haar vriendin en klaagmuur Barbara schrijft laten de hoofdpersoon kennen als een taalvaardig, spontaan en levendig meisje. De bakvisstijl waarin ze gesteld zijn is heel emotioneel: interjecties als bah, hoeps, sjee, olala, hoho, ho maar, waauw, ojee, poe, oeioei, weetjewel, voilà, okee, emotionele termen als geweldig of stinkrijk, emfatische rekking in woorden als màààànden, schrooo...melijk. De indruk van spontaneïteit wordt versterkt door spreektaalvormen als ie, da's, 's, niks an. Verder wordt de hoofdpersoon getypeerd door schooljargon (herren voor herexamens, pref voor prefect), tienerjargon (tof, poot voor voet), Latijnse uitdrukkingen (hic et nunc, in optima forma) en Engelse wendingen (to the point, the point, so what, funny, forget it, beauty.) Babs speelt ook wat met de taal door neologismen te vormen met behulp van ‘verkeerde’ achtervoegsels (fantastabel, formidant) en door regelmatig taalgrapjes te maken (‘spelenderwijs’ een tennismatch winnen). Haar spontaneïteit uit zich ook in een nogal associatieve schrijfstijl met veel excursies en talrijke autocorrecties: Vraag me niet waarom ik zo stompzinnig lachte. Ik geloof dat ik naar het kleine wratje op zijn linkerwang keek en dat ik daarom ... ach nee, ik lachte omdat ik me een beetje gespannen voelde.
Babs schrijft ook gedichten. Wie na het voorgaande zou verwachten dat die wat gelijken op de poëzie van Herman De Coninck en dat daarin met de taal gespeeld wordt of dat ze uit fris gebabbel bestaan, komt bedrogen uit. De verzen van Babs zijn allerminst ludiek maar integendeel doodernstige verwoordingen van thema's als vriendschap, eenzaamheid en neerslachtigheid:
als ik me ongelukkig voel.
als eenzaamheid me drukt.
als regenbuien me kwellen.
als anderen woestijnen zijn.
als in mij doodse stilte trilt.
| |
| |
Jij bent mijn punt van licht
als ik de weg niet meer vind.
Voor jou schrijf ik dit gedicht:
De stijlbreuk tussen het overdreven vlotte en taalvaardige dagboekproza (het is al te duidelijk de volwassen auteur die de pen van Babs vasthoudt) en de volkomen echt klinkende pubergedichten is makkelijk te verklaren: een mededeling vooraan in het boek verklapt ons dat de gedichten van de 14-jarige dochter van de schrijver zijn.
Opvallend aan de brieven van Babs is dat de auteur vermeden heeft dialectelementen in haar taal in te bouwen, wat toch voor de hand gelegen had. En een beetje vreemd is de vermenging van Noordnederlands (jam, weetjewel, hupsakee, joh) en Zuidnederlands (confituur, siroop, afijn, voilà). De personages van het boek komen zo in een linguïstisch niemandsland terecht.
Wat vernemen we nu uit de brieven van Babs? Een voor de hand liggend onderwerp voor het dagboek van een 14-jarige is natuurlijk het generatieconflict. Babs stelt haar vader voor als een saaie schoolvos, een conservatieve onderwijzer die het tot schoolhoofd brengt en die elke dag de Gazet van Antwerpen leest. Haar moeder is een doodbraaf mens dat in de schaduw van haar man leeft: Eigenlijk ergerde ik me vooral aan dat eeuwig ontvluchten van mams, die angst om een beslissing te nemen, dat eeuwig rekenen op paps om te zeggen wat en hoe iets moest gebeuren. Mams is een doodbraaf mens, akkoord. Maar... is het niet o zo makkelijk om doodbraaf te zijn, als je nooit voor je mening uitkomt (...). Het waardensysteem van beide ouders draait rond fatsoen en standing: Paps en mams zijn heel erg op fatsoen gesteld. Ze hopen goede maatjes te worden met de Bertelsen omdat ze daarmee hùn image kunnen opkrukken, snap je? (Bedoeld is waarschijnlijk: opkrikken.)
Het doet een beetje slordig en contradictorisch aan als de auteur deze standingbewuste vader zelf zijn kantoor op school laat schilderen en als we van die sullige moeder die de slaaf is van haar keuken vernemen dat ze eigenlijk toch ook een sportief type is dat met vriendinnen gaat tennissen.
Bekijken we eens van dichterbij hoe het met dat generatieconflict gesteld is. Babs en haar broer Baaf delen het waardenpatroon van hun ouders niet, en dat leidt natuurlijk tot botsingen: Zoals je weet kan Baaf scherp van zich afbijten. In volle discussie flapte hij er ineens uit dat hij paps een ouwe zak vond met ouderwetse opvattingen. Toen begon mams, die nog geen woord gezegd had, hartverscheurend te huilen. Voor de eerste keer in bijna veertien jaar heb ik paps horen vloeken, van ‘wie denk je gotverrdomme wel dat je bent?’, met een vervaarlijk rollende rrr.
De vraag rijst waar de 14-jarige Babs en haar iets oudere broer hun ‘progressief’ waardenstelsel vandaan hebben. Babs komt uit een gezin dat uiterst conservatief is en haar vader heeft blijkbaar een afkeer van bloot en politiek, en toch schrijft zij probleemloos-onbekommerd over een personage dat in zijn pietje-bloot toilet staat te maken in een rivier. Op het einde van het boek blijkt dat Babs en haar vriendinnen het spontaan opnemen voor een kleurlinge die gepest wordt. Waar deze modelprogressiviteit vandaan komt is alweer een raadsel. Toch niet uit de Gazet van Antwerpen?
Bij de ongeloofwaardige en onverklaarde progressiviteit van Babs, haar broer en haar vriendinnen komt dat het conservatisme van de ouders zonder enige analyse en zonder enig begrip gepresenteerd wordt. De lezer wordt ertoe uitgenodigd zich te identificeren met de zienswijze van Babs en Baaf dat hun vader een ouwe zak en hun moeder een trut is. Dat een conservatieve levensinstelling ook een oorzaak heeft, bijvoorbeeld ontstaan is door de opvoeding en het onderwijs, het beroepsmilieu en het huwelijk, en niet te vergeten de media, dat is een thema dat in dit boek helaas ontbreekt.
De simpele polarisatie tussen conservatief (=slecht) en progressief (=goed) die in dit boek gehanteerd wordt zal jonge lezers wellicht aanspreken, en het werk een goedkoop succes be- | |
| |
zorgen. Maar een bijdrage tot de emancipatie van die lezers is dit niet: deze aanpak verheldert immers niets en draagt niet bij tot het begrijpen van tegenstrijdige normenstelsels.
Het generatieconflict hoort bij een ander te verwachten dagboekthema: de beleving van de puberteit. Babs voelt zich soms zo onzeker in dat niemandsland tussen groot en klein en zit soms vol gevoelens van onmacht en leegte en boosheid om het onbegrip en de onverdraagzaamheid van de volwassenen. Haar gevoel van geen-kind-meer-en-toch-nog-geen-volwassene licht ze als volgt toe: Ik ben ervan overtuigd dat veertien jaar een heel belangrijke leeftijd is voor een meisje. Je bent nog niet volwassen en toch weet je dat je geen kind meer bent. Kinderspelletjes vind je aartsvervelend en toch ben je nog niet rijp voor... bijna schreef ik: voor de volwassenenspelletjes. Dat is wel een verwarrende situatie. Vooral omdat je graag tegen de dingen aan zou kijken zoals volwassenen dat doen, zodat zij je voor vol aanzien. Maar je kent hun spelregels nog niet, je voelt je buitengesloten, in een niemandsland.
Maar echt uitgewerkt wordt het thema van de puberteit niet. Zo is bijvoorbeeld de erotische belevingswereld van Babs heel gereduceerd: ze is vagelijk verliefd op een jongen, en dat lijkt ook weer over te gaan, maar dat is alles. Dat valt des te meer op omdat in het boek wel uitgebreid wordt gehandeld over de liefdesperikelen van volwassenen, inclusief hun seksueel gedrag. Voor een jeugdboek is dat op zijn minst zonderling - de auteur lijkt zo gefascineerd door de verwikkelingen in het seksuele leven van volwassenen dat hij de eigen erotische problematiek van zijn doelgroep verwaarloost.
Hiermee ben ik dan bij de intrige van het boek beland, althans bij een deel daarvan: de lotgevallen van Babs' tante Frie. Haar beschrijving is zwaar geïdealiseerd: Tante Frie is veruit de tofste tante die ik heb, ook de jongste. (...) Prachtig figuur, kleine borstjes (draagt nooit een beha), stevige benen (...) expressief gezichtje, levendig en grappig, grote, donkerbruine ogen, halflange, diepbruine haren en een huid die eruit ziet alsof ze weken gezonnebaad heeft. (...) Tante Frie is vijfentwintig, over een paar weken wordt ze zesentwintig. Als ze zich jong kleedt en zich wat optut (...) dan kunnen wij makkelijk voor zussen doorgaan, ze ziet er dan nauwelijks twintig uit. (..) Ze is eigenlijk iets als een tweede moeder voor me - tenminste, als zo iets kan bestaan. Je hebt natuurlijk een lichamelijke moeder, okee, is het dan zo 'n absurd idee van me om te denken dat er ook een geestelijke moeder zou kunnen bestaan? Met Frie bijvoorbeeld kan ik vrijuit over duizend en één dingen praten. Ook over dingen waarover ik nog nooit met mams gesproken heb - waarover ik niet eens zou durven praten met mams. Over mijn menstruaties, over de soorten maandverband, over later, over schuine moppen, over wat ik voel (?) voor Wim Bertels (...)
De brieven van Babs onthullen dat Frie huwelijksproblemen heeft - haar man heeft een verhouding met een andere (getrouwde) vrouw - en dat zij een knobbeltje in haar borst heeft dat een kankergezwel blijkt te zijn. De huwelijkscrisis escaleert snel, Frie tracht zichzelf te doden maar de 900 is haar te vlug af, zij wordt geopereerd. Gelukkig hoeven haar borsten niet helemaal weggenomen te worden. Nu wordt zij in spoedtempo een zelfbewuste en zelfstandige vrouw met feministische sympathieën: Ik ben anders gaan voelen, anders gaan denken. De tijd is voorbij dat ik genoegen nam met een plaatsje in de schaduw van de knappe gevierde acteur Ed Vissers. De tijd is voorbij dat ik, gewoon om hém een plezier te doen, mijn werk in het onderwijs opzegde en huismoedertje ging spelen. Ed heeft me jarenlang kunnen wijsmaken dat stofzuigen, koffie zetten en sokken stoppen ook een leven kunnen vullen. (...) Ik heb de balans opgemaakt. En ik heb een aantal besluiten genomen. Eén ervan is dat ik in oktober weer ga werken. (...) Ik heb in het ziekenhuis contacten gelegd met de vrouwengroep EVA, die opkomt voor vrouwenemancipatie. (...)
De constructie van het boek rammelt hier weer heel erg. De Frie waar Babs zo mee dweept blijkt net zo'n huisvrouw als haar zuster, de moeder van Babs. Vindt Babs dat dan niet vreselijk conservatief? En die vrouw wordt ons voorgesteld als één en al vrolijkheid en spontaneïteit, terwijl achteraf blijkt dat haar huwelijk helemaal vastgelopen is en zij weet dat er
| |
| |
een verdacht knobbeltje in haar borst zit. Het tempo waarmee zij al die loodzware problemen te boven komt en een ‘progressieve vrouw’ wordt ontnemen haar haar laatste restje geloofwaardigheid.
Het slot van het verhaal rond Frie is van een aanstootgevende trivialiteit. Fries man maakt een vreselijke scène op een receptie en krenkt haar met de grofste en meest kwetsende opmerkingen. Dan rijdt hij dronken weg en rijdt tegen een boom. Hij breekt niet alleen vanalles, maar zijn knappe gezicht is ernstig geschonden. Gerechtigheid is dus geschied. Banaler kan het niet. En Frie maakt het nog erger door haar gekwetste echtgenoot te willen verzorgen tot aan zijn genezing, om dan van hem te scheiden. Van een engel gesproken! Overigens hoeft zij niet lang alleen te blijven, want er staat al een opvolger klaar in de vorm van een alternatieve artiest (gelapte spijkerbroek, slordige baard, blote voeten in sandalen) die meent dat vrouwen een soort brandstof zijn voor de kunstproduktie: Voor een kunstenaar kan een vrouw de vlam zijn die zijn kunst zuiverheid en warmte en draagkracht geeft... Hoe reageert Frie als nieuwbakken feministe op deze wel erg utilitaire benadering van haar persoontje? Frie dacht over die woorden na, toen glimlachte ze. Ze liep op Gie toe en legde haar armen om zijn hals. Voorzichtig, aarzelend bijna, legde Gie zijn handen in haar lenden. Frie hief haar mond naar hem op en zoende hem. Hij drukte haar lichaam stevig tegen zich aan. Hoe lang stonden ze zo, omstrengeld, verloren in de kleine wereld van hun zoen?...
Naast deze triviale romance is er een andere intrige die zich in de wereld van de jongeren afspeelt. Hoofdfiguren zijn Babs, Wim Bertels (de jongen waarop ze wat verliefd is) en een vriendin die Babs maakt bij tante Frie: Liesbet. Wim is de voorzitter van de jeugdtennisclub waar Babs lid van is, en Liesbet is een kleurlinge die uitstekend tennist. Uit jaloezie gaat Wim een pestcampagne tegen Liesbet opzetten, die een tegenactie van Babs en haar vriendinnen uitlokt en waardoor hij blijkbaar alle sympathie van Babs verliest. Dit verhaaltje is doorsneestof voor een jeugdboek en niets bijzonders. De uitwerking ervan is erg onbevredigend.
Om te beginnen is er de manier waarop Babs en Liesbet boezemvriendinnen worden: dat gaat ook weer heel snel en het wordt psychologisch nauwelijks uitgewerkt. Dan is er de rare manier waarop de sociale achtergrond van Liesbet wordt weergegeven: haar moeder is een knappe Française die een Afrikaans aandoend café uitbaat, en om onduidelijke redenen mag Liesbet niet in dat café wonen. Haar moeder doet haar in de kost bij juffrouw Nobels, een 55-jarige schooljuf die weduwe is en zelf geen kinderen heeft. Mevrouw Nobels wordt voorgesteld als een braaf, bekommerd mensje dat nogal zeurt over opvoeding. Als zij opeens sterft (waarmee het probleemgehalte van het boek nog wat verzwaard wordt) blijkt ... dat zij schrijfwerk deed voor Amnesty International! En - hét toeval kent geen grenzen - de alternatieve artiest Gie blijkt die brave schooljuf goed gekend te hebben en kan na haar dood boeiende verhalen over haar vertellen - een wonderlijke zielsverwantschap!
De hoeveelheid ‘probleemthema's’ die Gaston van Camp in 110 pagina's behandelt is onthutsend: gezinsconflicten bij Babs, zware huwelijksproblemen bij Frie die tot echtscheiding leiden, kanker en de problematiek rond borstamputatie, zelfdoding, racisme, feminisme, de dood van Liesbets pleegmoeder... Het incasseringsvermogen van Babs en Frie is werkelijk verbluffend: op minder dan 9 weken zoveel traumatiserende ervaringen verwerken! Maar afgezien van de oppervlakkigheid en de ongeloofwaardigheid van dit alles - die jonge, onervaren lezers niet hoeven te storen - blijft de fundamentele vraag of zo'n boek vooruitstrevend te noemen is. Werkt het binnen het medium jeugdliteratuur grensverleggend? Welnee, het behandelen van huwelijksproblemen e.d. is immers al alledaags in het genre. Heeft het boek een emancipatorische waarde voor de lezer? Op literair gebied niet, daarvoor leunt het te dicht aan bij de triviale literatuur. Op maatschappelijk gebied evenmin, want de manier waarop het zich afzet tegen conservatisme en burgerlijke moraal verschaft geen maatschappelijk inzicht. Op psychologisch gebied dan? Jonge lezers zullen zich kunnen
| |
| |
identificeren met de pubersituatie uit het boek, maar of het een hulp is voor hun eigen psychologische problemen wil ik betwijfelen.
De balans van deze analyse is dan ook vrij negatief. Gaston van Camp heeft, met de routine waarover hij beschikt, een vlot leesbaar verhaal gemaakt waarvan de constructie bij nader toezien op allerlei plaatsen slordig blijkt, hij heeft daarbij een overdaad van problemen op een erg oppervlakkige manier ‘afgewerkt’, hij heeft zich laten meedrijven met die trend van zogenaamd ‘progressieve’ boeken die meer met de literaire mode van het ogenblik dan met de emancipatie van de jongeren te maken hebben.
Eric Hulsens
| |
Brieven voor Barbara: ‘niets speciaals’
Interview met Lia, 12 jaar, eerste moderne, vader bediende, moeder huisvrouw
- Wat was je algemene indruk van Brieven voor Barbara? In het begin vond ik het een vervelend boek, het was saai, met veel namen erin en dan is dat omgeslagen, ik zat volledig in het verhaal, het was heel verrassend en iedere keer als ik een blad omsloeg wist ik niet wat er op de volgende bladzijde ging gebeuren.
- Hoe lang duurde dat saaie stuk?
Een stuk of vijf bladzijden, en dan ineens was het voorbij.
- Hoelang heb je aan het boek gelezen? Heb je het in één keer uitgelezen?
In één keer, op een avond ben ik erin begonnen en ik heb doorgelezen tot het uit was, het duurde een paar uur.
- En vond je het een droevig boek, een plezierig boek, een aangrijpend boek?
Heel aangrijpend. Ik ben er daarna over aan het nadenken geweest, en ik zeg allee, dat is nu toch maar een triestig boek, en ik vind dat toch maar raar voor die Babs die erin komt, en mocht dat in het echt gebeuren, ik zou het ook niet plezant vinden.
- Wat heeft je het meest getroffen?
Die Frie, die tante Frie, dat zij die dosis pillen genomen had en dat ze naar het ziekenhuis moest, en dan ook die operatie, die borstamputatie, dat vond ik helemaal onverwacht.
- Wat vond je van die hoofdpersoon? Zou je die Babs graag als vriendin hebben?
Nee, ze is te wispelturig, ik weet niet, ik kan niet altijd direct lachen als er iemand een mop vertelt en ze past zich ook te gemakkelijk aan volgens mij aan personen. Er komt in dat boek een Liesbet voor die meegaat naar dat chalet, en die Liesbet lacht veel, om een half woord kan ze al lachen, en die Babs past zich daar helemaal aan aan en die lacht mee en die doet mee. Ik vind dat dat te spontaan gegaan is.
- Is Babs eigenlijk sympathiek?
Op sommige momenten wel, ze bekijkt soms sommige punten zoals ik, en daarom vind ik ze misschien sympathiek.
- Welke punten bijvoorbeeld?
Toen bij die ruzie tussen Ed en Frie, mocht ik dat zelf meemaken dan had ik er ook aan gedacht wat ik zou moeten doen met die Frie, en mocht ik in de put zitten, dan zou ik ook beginnen schrijven en het allemaal op papier zetten.
- Wat vond je van die Wim van de tennisclub?
Nogal hooghartig, hij gebruikte soms van die Engelse woorden, dat vond ik heel lastig om dat te lezen.
- Kan je je woorden herinneren?
Ja, funny of zoiets. Ook een Nederlands woord: oerstom. Dat wordt wel gebruikt, maar volgens mij wordt dat te dikwijls herhaald in dat boek.
- Die kunstenaar in het boek, wat denk je daarvan?
Dat was heel goed voorgesteld, eerst die negatieve reactie van Babs, dat vond ik goed dat dat erin kwam, en dat dat daarna veranderde, dat ze er goed mee kon opschieten. En ook die ouders van Babs, dat die meer stijve burgers waren, dat vind ik
| |
| |
goed, dat dat erin komt, omdat het soms wel eens waar is.
- Wàt waar is?
Ja, dat ze het belangrijkste vinden wat de buren denken, goede manieren en goede zeden en zo. Ik denk dat sommige ouders soms wel zo zijn, en dan die tegenstelling met die kunstenaar, ik vind het goed dat die er is, dat er toch nog andere mensen bestaan dan stijve burgers, Babs haar ouders.
- Het hele boek bestaat uit brieven aan Barbara, maar die bestaat niet echt. Maar dat merk je maar op het einde. Hoe kwam dat over?
Nogal onverwacht. In het begin heb ik gedacht: ja, dat is iemand die niet bestaat, en dan in het midden van het boek was dat precies iemand die echt bestond, en ik was echt aan het twijfelen: bestaat ze nu echt? En in het boek wordt het op het einde dan toch gezegd.
- Heeft het je gestoord dat op het einde blijkt dat Barbara niet echt is?
Nee, ik vond dat dat een onderdeel van het verhaal was, dat dat zo moest zijn.
- Houd je zelf een dagboek bij?
Ik heb dat eens geprobeerd, maar ik heb het niet kunnen volhouden.
- En vind je dat het dagboek van Babs echt van iemand van jouw leeftijd zou kunnen zijn?
Ja, alhoewel, het verhaal was nogal ongeloofwaardig. Over die Frie, en die Ed en zo. Ik weet niet of dat in het echt ook gebeurt, misschien wel, ik weet het niet.
- Dat man en vrouw niet overeenkomen, dat gebeurt toch vaker?
Ja, dat gebeurt vaker, maar het is allemaal zo vijandig opgevat, op zeker ogenblik is Frie zo nijdig, èn dat kwam nogal raar over.
- Er staan ook gedichten in het boek...
Ja, dat was heel goed, dat ze dat daar ingesponnen hebben. Ik heb er een paar gedichtjes van overgeschreven, ik heb die in vriendenschriften geschreven, en ik denk dat ik als ik in de put zit die nog wel eens zal herlezen.
- Schrijf je zelf ook wel eens gedichten?
Ik? Ik heb het eens geprobeerd, maar het is nooit gelukt.
- Welk gedicht uit het boek vond je het beste?
Het eerste, geloof ik. ‘Ik schrijf dit gedicht omdat jij mijn vriend bent’, dat was de laatste strofe. Dat vond ik héél goed, de rest vond ik minder.
- Lees je veel boeken?
Per week een stuk of twee.
- Welke waren de laatste die je gelezen hebt vóór Brieven voor Barbara?
Ik heb een boek gelezen over Ben Hur en De rode torens van Granada, en ik lees veel boeken van de Hardy Boys, detectiveverhalen.
- En vind je Brieven... nu een van de beste boeken die je gelezen hebt, of heel goed, of gewoon?
Het is niets speciaals, ik heb er al mooiere gelezen.
- Welke bijvoorbeeld?
De rode torens van Granada, dat was een heel fantastisch boek!
Eric Hulssens
| |
Brieven voor Barbara: ‘even goed als Beckman en Terlouw’
Interview met Patrick, bijna 14, tweede jaar hotelschool, vader bierhandelaar, moeder huisvrouw
Ik heb dat boek gelezen en ik vond dat boek langs de éne kant spannend en langs de andere kant zo triestig. En in het begin was het ook eentonig, iedere keer een brief. Over dat ongeluk van die nonkel op het einde, dat was zo triestig. Ik vond heel goed dat ze geschreven had van die tennisclub, dat Liesbet daartussen kwam en dat die dan die match mee ging spelen, en dat ze die Wim daar uitscholden voor bleekgezicht, dat Wim Liesbet aan het uitschelden was, dat vond ik allemaal span- | |
| |
nend.
- Houd je zelf een dagboek bij?
Nee.
- Leek dat dagboek van Babs je echt? Denk je dat meisjes dat zo doen?
In een dagboek komt niet zo voor dat je je mening durft zeggen en als je een dagboek schrijft, dan schrijf je je problemen wel op, maar dan zeg je je mening daar niet zo direct over.
- Die brieven waren niet echt, hoe vond je dat?
Ze leken wel echt, maar ze werden niet verstuurd.
- Dat heeft je niet gestoord?
Nee. Ik dacht dat dat een echte vriendin was, maar op het einde was dat dan niet waar.
- Wat vond je van Babs?
Ze wist zelf haar probleem op te lossen door die brieven te schrijven. Nadat ze een brief had geschreven wist ze weer wat doen, als je met een probleem zit en je kan dat aan iemand meedelen, dan ben je daar al wat geruster over, en dat deed zij door die brieven te schrijven.
- Vond je haar sympathiek? Hoe kwam ze over? Hoe was ze van karakter?
Vrij goed. Ze had een goed karakter en ze deed veel aan sport. Ze was altijd met iets bezig.
- En die jongen die in het boek voorkomt, die Wim van de tennisclub?
Dat is meer een mannetje van: ik ben degene die de match gaat winnen. Die dacht alleen maar aan zichzelf en die schold anderen uit. Er komen wel een paar goeie dingen van Wim in voor. Hij speelde eigenlijk een grote rol in het boek en hij loste veel van die problemen ook op door zelf dingen te doen, dan ging hij een fietstocht doen, en dan was het weer vriendschap tussen Liesbet en Wim.
- Hoe vond je de gedichten in het boek?
Ze waren mooi.
- Heb je zelf opmerkingen over dat boek?
Die haakjes, dat is het enige dat me wat remde in het begin. Dan stond er bijvoorbeeld punaise, en dan staat er tussen haakjes: ja vader, ik heb het begrepen, dat moest duimspijker zijn, en dan moest je eerst weer beginnen denken over wat dat ging, eer je verder kon lezen.
- Welke jeugdboeken heb je de laatste tijd gelezen?
Triomf van de verschroeide aarde heb ik gelezen, en Oorlogswinter, en Oosterschelde Windkracht 10. Allemaal boeken die hier bij ons op de lijst staan.
- Als je Brieven... vergelijkt met die boeken, vind je het dan beter, of even goed, of iets minder?
Ik vind het even goed, die boeken wijzen meer op het leven van een meisje, het gaat over heel de historie die ze meemaakt.
- En vind je dat als jongen interessant?
Ja, het ging wel over een meisje, maar ik vond het toch wel prachtig om dat eens gelezen te hebben.
Eric Hulssens
| |
Brieven voor Barbara: Beter dan Koning van Katoren, minder dan het wereldje van Beer Ligthart
Interview met Katelijn, 16, moderne humaniora, vader leraar, moeder kleuteronderwijzeres
- Wat was je indruk van het boek?
Ik vond het wel goed, het was afwisselend, over een gewoon meisje.
- Hoe vond je dat meisje?
Geen stille, nogal een kwikstaart, zo'n beetje zoals ik, levendig.
- Zou je zo iemand als vriendin willen hebben?
Ik denk van wel. Omdat ze zo'n beetje hetzelfde karakter heeft als ik, levendig.
- Zijn er nog karaktertrekken van haar die je belangrijk vindt?
| |
| |
Ja, ze spant al eens mee met haar broer.
- Dat doe jij ook al eens?
Ja, niet veel, maar soms toch.
- Hoe vind je haar relatie tot haar ouders?
Niet goed, maar ik denk dat dat bij iedereen zo is als je 16 bent, of 14. Ze aanvaardt ze eigenlijk niet zoals ze zijn, ze vindt haar vader ouderwets, en haar moeder, die volgt haar vader zonder dat ze weet waarom. Ze vindt dat niet goed, ze vindt dat haar moeder zich moet verdedigen, dat ze een eigen mening moet hebben.
- Wat ze zegt over haar ouders, hoe vind je dat?
Ik vind niet dat ze harde dingen zegt over haar ouders, ik vind het wel een beetje normaal dat je zo bent tegenover je ouders als je zo oud bent.
- Heb je het boek met plezier gelezen? Was het soms saai?
Er was geen enkel saai stuk in. Je wist dat als een brief uit was de volgende weer iets anders zou zijn. Ik las het graag.
- Wat maakt dat je het graag las?
De spanning.
- Welke spanning?
Allee, erg eigenlijk dat haar tante ziek is, hoe ze dat allemaal beleeft. En van haar nonkel, dat vond ik goed, omdat dat allemaal echt bestaat, een nonkel die gaat scheiden.
- Denk je dat het echt gebeurd zou kunnen zijn?
Ja, ik denk dat. Alleen van die borstkanker, dat geloof ik niet, dat dat op zo'n jonge leeftijd kan gebeuren.
- Er komt ook veel sport in het boek voor, hé?
Ja, misschien wel rijkemensensport: tennissen. En eerst kan ze het niet goed, en als ze een vriend heeft ineens wel, dat vind ik ook wel raar.
- Het gaat ook over haar verliefdheid...
Ja, dan moest je toch wel veel tussen de regels lezen, of je zou het niet weten. Ik vond niet dat ze daar veel over zei. Ze passen ook niet bij elkaar. Haar commentaar over hem!
- Het loopt mis met haar verliefdheid?
Ja, die jongen is eigenlijk gemeen tegen haar vriendin die zwart is, en dat kan ze niet verdragen.
- Denk je dat die brieven in het boek echt konden zijn?
Ja, dat vond ik echt, maar je moet er wel een beetje voor aangelegd zijn om je gevoelens op papier te zetten, want ik zou dat niet kunnen. Je zou misschien wel een beetje ouder moeten zijn. Ik denk niet dat een meisje van 14 haar gevoelens zo kan opschrijven.
- Van die brieven merk je op het einde dat ze niet echt zijn...
Ik dacht dat al in het begin.
- Waarom?
Ik had al eens naar het einde gekeken.
- Het heeft je niet gestoord?
Nee, helemaal niet, omdat het goed geschreven was.
- Waren er bijzonder pakkende dingen in het boek?
Nee. Dat is bijna nooit als ik een boek lees.
- De onderwerpen in dit boek, heb je daar al vaak over gelezen?
Over borstkanker heb ik nog nooit gelezen, over scheiding wel, al veel.
- Kan je dit boek met andere vergelijken?
Het is toch wel zwakker dan Het wereldje van Beer Ligthart, het is een beetje... oppervlakkig kan je niet zeggen... maar je leest het uit en je zal er nooit meer over nadenken. Ik vond het wel beter dan Koning van Katoren, dat vond ik niet goed.
Eric Hulssens
|
|