Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 17 (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 17
Afbeelding van Yang. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 17

(1981)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Probleemboeken die kinderen de kroeg inschrinen...

(uit ‘de Volkskrant’ 27.9.80)

Een mini-enquete over engagement

Het probleemboek is in. Prima.

Er wordt oeverloos over geluld door jeugdboekenschrijvers, recensenten, mensen uit het onderwijs, geïnteresseerde ouders, biblioteekmensen... en bij passende gelegenheiden zelfs door jongeren. In veruit de meeste gevallen blijken dat woorden te zijn en niet meer dan woorden.

Toch mochten we bij meerdere gelegenheden vaststellen dat een aantal mensen dat van ver of nabij iets met het jeugdboek te maken hebben, wel degelijk duidelijke visies op dat engagement in het jeugdboek hebben. Wij waren dan ook geïnteresseerd om te vernemen of die mensen beknopt hun ideeën daaromtrent konden en wilden neerpennen. Tien mensen werden aangeschreven met de vraag: ‘een stukje visie op het engagement in het jeugdboek... gewoon in max. 30 regels je kijk op het geëngageerde jeugdboek, wat is en niet is, wat kan en mag en moet en zal - of niet -, je verwachtingen en ontgoochelingen, je lof en je gal, en al wat je er maar kwijt over wil...’ Zeven reacties kwamen prompt binnen, meestal met het protest dat 30 regels schromelijk weinig was om een genuanceerde visie op een zo complex verschijnsel te formuleren. ‘Haal ze samen, al die auteurs,’ schreef Gie Laenen, ‘verknip hun meningen, vul een nummer met hun gedaas en strooi het over de daken!’

De teksten worden ongeretoucheerd gepubliceerd in alfabetische volgorde, eerst de dames, daarna de heren - lang leve het rollenpatroon.

Gaston van Camp

Hoe langer ik met het medium taal werk, hoe groter mijn wantrouwen tegenover woorden wordt. Vooral als de woorden geschreven zijn. Pratend wordt misleiden moeilijker. Er is de uitdrukking in de ogen, de intonatie in de stem, er zijn de gebaren. Het geschreven woord staat poedelnaakt; je kunt er alle kanten mee uit. Een houvast - afgebakende definities zoals in de wiskunde - hebben we niet. tenzij we de dikke van Dale als dusdanig beschouwen. Dan staan we er mooi voor! Neem als voorbeeld het woord ‘engagement’. Van Dale geeft twee betekenissen: 1) verbintenis inz. als artiest bij een gezelschap. 2) verloving. Ik ben lid van geen enkele vereniging en ik ben niet verloofd; volgens de grote autoriteit van Dale ben ik dus een niet-geëngageerd auteur. Nonsens. Zodra een mens één woord op papier zet, is hij geëngageerd. Hij kan zijn boek niet vullen met blablablablabla... tot de laatste bladzijde, want dat krijgt hij niet gepubliceerd. De auteur is gedwongen woorden neer te pennen en deze woorden inhoud, zijn inhoud, te verlenen. Zijn inhoud is zijn engagement. Als Karel Verleyen een boek schrijft over de annoede in de wereld en aan de jeugd vertelt dat armoede niet bestaat, dat er jaloezie is vanwege de minder bedeelden tegenover de beter bedeelden, geeft Verleyen aan het woord ‘armoede’ de - zijn - inhoud: jaloezie. Als ik een boek over hetzelfde thema schrijf, vertel ik aan de jeugd dat één derde van onze wereld in overbodige weelde baadt en er een indigestie van krijgt, terwijl twee derden van de mensheid niet kan voldoen aan de elementairste levensbehoeften. De ‘jaloezie’ van Verleyen heet bij mij ‘onrecht’. Zowel Verleyen als ik zijn geëngageerde jeugdauteurs. Als er dan toch een definitie over ‘engagement’ moet vallen, laten we het woord differentiëren: negatief-engagement/positief. engagement. Maar wie plaatst wie in het positieve of in het negatieve kamp? Dat die maar uitkijkt, het lukt hem niet zonder zijn eigen engagement bloot te geven!

Mireille Cottenjé

[pagina 18]
[p. 18]

Volgens het woordenboek betekent zich engageren: zich verbinden. Wanneer men deze bepaling toepast op het schrijven van een boek, zou men het zo kunnen stellen: een schrijver engageert zich wanneer hij zich verbindt om in elk werk het beste van zichzelf te geven, in het belang van de lezer. Zodat iedere schrijver zich zou moeten engageren in elk werk, of het nu voor kinderen of voor volwassenen geschreven is.

Maar de term ‘engagement’ wordt gewoonlijk niet in algemene zin toegepast. Met een ‘geëngageerd jeugdboek’ bedoelt men vooral een boek dat een of ander probleem benadert en benadrukt. Deze problemen kunnen variëren van sociale problemen, gezinstoestanden, puberteitsmoeilijkheden tot problemen van gastarbeiders, ontwikkelingslanden, milieubehoud, enz.

Ik heb echter de indruk dat het woord ‘engagement’ bij ons te pas en te onpas wordt gebruikt, waardoor er eigenlijk twee soorten engagement ontstaan.

Het eerste zou ik het ‘schijnengagement’ willen noemen. Een auteur zoekt uit wat aktueel is, wat in is, waarover gepraat wordt. Hij dokumenteert zich over het probleem en schrijft een boek. Is het boek af, dan is ook zijn engagement ten einde. Het probleem interesseert hem verder niet meer. Hij zoekt reeds naar nieuwe onderwerpen die aan de orde van de dag zijn. Men zou deze werkwijze kunnen vergelijken met de modewereld: het ene seizoen zweert men bij lila, enkele maanden later interesseert niemand er zich nog voor, want dan is groen de toonaangevende kleur en wie wil er nu voor ouderwets doorgaan. Zodat een schrijver van avonturenverhalen of van werkjes voor eerste lezertjes veel meer geëngageerd kan zijn dan een schrijver van probleemboeken.

Daartegenover staat het echte engagement: men is met de zaak begaan, niet alleen tijdens het schrijven van het boek, maar ook ervoor en erna. Men schrijft het boek omdat men het moét schrijven. Hier bestaat natuurlijk wel het gevaar tendentieus te gaan schrijven, maar dat moet de auteur voor zichzelf uitmaken. Hij kent tenslotte zijn verantwoordelijkheid en zou moeten weten dat men zich niet alleen engageert maar ook kompromitteert.

Christina Guirlande

Van Yang kreeg ik de vraag om ‘iets’, te zeggen over jeugdliteratuur.

'k Mocht mijn gal uitspuwen, werd er olijk bij gezegd.

Deze kans is te mooi om niet te gebruiken.

Op het ogenblik, dat is wis en waarachtig ‘voorgrond’ voor me, ben ik opgetogen over een ontdekking die ik deed.

De moraalpredikers zijn onder ons!

De dominees komen koloniserend afgezakt om die morsige broertjes (bah!) uit het Zuiden eens de les te komen spellen. Ze hebben wel een rood jasje en maatschappijvernieuwende sokken en een ‘andere’ sjaal aangetrokken om op de kansel te klimmen, vingertje omhoog, maar 't blijven dominees, potvast verankerd in hun Calvinistisch systeem en vanuit deze ‘rijke’ traditie spelend voor politieagent.

Hollandofiel of niet, ik heb besloten me er niet (meer!) door te laten vangen. Het is me duidelijk geworden naar aanleiding van een plezeirig over-en-weergeschrijf dat ik voer met een van deze Nederlandse betuttelgroepen.

Het taaltje in hun brieven is enggeestig, grof en vooral schoolmeesterachtig. Ook z.g. psycholiserend (zeggen ze zelf), alleen zijn ze er niet toe bekwaam.

Bovendien gaan ze hier en daar een heuse taalfout niet uit de weg (karwij i.p.v. karwei b.v., mag ik ook eens even schoolmeesterachtig doen?) Verder debiteren ze prachtzinnen zoals: ‘Dat u dat boek vanuit deze ideologie hebt geschreven hadden we reeds bij voorbaat moeten concluderen uit het gebruik van de prullemand in uw boek’ (sic!) affe ... ‘Zoals u een boek concipieert dat doet een goed jeugdboekenschrijver niet.’ (nog eens sic!)

Deze plezierige correspondentie waarbij ik hen lichtjes badinerend opjut en zij betweterig, lichtgeraakt, vaak naast de kwestie, maar steeds ‘met alle wijsheid in pacht’ reageren,

[pagina 19]
[p. 19]

geef ik nog wel eens door aan Erik Hulsens.

Kan ie dan gebruiken voor een essay over de laag-bij-de-grondse terreur van deze werkgroepen (als je het waagt om hun (door God verleende?) almachtige beoordelingen in twijfel te trekken).

En die om zichzelf op te ventileren (Miep Diekmann zei het nog onlangs): ‘800 woorden schrijven over een boek van 200 woorden’.

Oef, maar dat deed deugd, zeg!

Liva Willems

Mijn zoontje interesseert zich opeens voor sport. Hij legt lijsten aan van kampioenschappen, topprestaties en rekords en wil daarmee onomstotelijk bewijzen dat België ook op sportief terrein een succesrijker land is dan Nederland. Onheuse woorden over Nederlanders komen slechts zuinig over mijn lippen, er is mij al dikwijls verweten dat ik te vriendelijk over de grens kijk, maar Stefan is ondertussen toch maar Nederlanderhater geworden. Ook over gastarbeiders en negers zegt hij eens iets tussen neus en lippen. Hoe dat komt? Hij leest de krant, kijkt televisie, heeft vrienden, komt daar wel eens thuis. De onverdraagzaamheid en de truttigheid die de sfeer hier te lande vergiftigen tasten hem natuurlijk aan. Ik voel me daar nogal machteloos tegenover.

Maar toch hoor je steeds en steeds weer, als het gaat over engagement in een jeugdboek, het seniele vooroordeel dat het fout is een kind met een zogenaamd probleemboek lastig te vallen. Willem Willink, die in 1980 de ‘Kinderboekenweekuitgave’ schreef (‘Spook tussen de spoken’) zei in een interview (in ‘de Volkskrant’, 27.9.80): ‘...die probleemboeken, die kinderen de kroeg inschrijven.’ Hoe is het godverdomme mogelijk. Voor alles blijken de kindjes dus immuun te zijn, maar van het boekje dat enig kommentaar wil leveren op de wereld waarin ze leven gaan ze aan de drank! Ik geloof dat het de enige taak is van het goede jeugdboek om een kind gewoon te leren inzien dat het niet alles moet slikken wat men het wijsmaakt. Men moet het kind helpen onafhankelijk te worden, onder de druk uit te komen van wat het in zijn mogelijkheden wil beperken. Of men dat doet via een klassiek sprookje, een spannend avonturenverhaal of een verhaal dat gebruik maakt van actuele gebeurtenissen maakt niets uit. Wij worden allemaal bedrogen en geindoctrineerd, wie zou zich daar nog illusies over maken, en daar moeten de kinderen tegen beschermd worden, men moet ze helpen een beetje waardigheid, een beetje vrijheid, een beetje van hun individualiteit te redden, men moet ze, helaas, waarschuwen voor de maatschappij waarin ze terechtkomen.

Zou u misschien graag hebben dat uw kind zo iemand werd waarvan de brieven in bij voorbeeld de ‘Gazet van Antwerpen’ gepubliceerd worden?

Fernand Auwera

Gevaarlijke ‘individuen’ maken!

Aan het gebruik van het woord zijn in eerste instantie morele implicaties verbonden. Een schrijver moet getuigen, de dingen bij hun naam noemen, het kwaad ontmaskeren. Welnu, het kwaad dat onze wereld tot in zijn diepste geledingen aanvreet, is de leugen. Geweld en verdrukking die zich vermommen als rechtvaardigheid. Banaliteit, domheid die doorgaan voor fatsoen. Hypokrisie die zich godsvrucht noemt. Onverschilligheid, zelfs haat, die als liefde naar buiten treden... Niet de schijnwaarde, maar de werkelijke waarde belichten, ziedaar de eerste vereiste die je aan het taalgebruik mag stellen, dacht ik. Eigentijdsheid dus voor wat betreft de inhoud. Maar ook qua taal, vormgeving, illustraties, dient een jeugdboek bij de realiteit van vandaag aan te sluiten. Wat niet betekent dat de droom, die toch inherent is aan jonge mensen, dient kapotgemaakt te worden. Wel zal hij in plaats van een escapistische funktie te heb-

[pagina 20]
[p. 20]

ben, een invasieve impuls veroorzaken. In plaats van te kunnen vluchten in het onbewustzijn van het boek, zal een goed jeugd. (en ander) boek je deelachtig maken aan zijn bewustzijn.

Jeugdboeken zouden niet als zoethoudertjes moeten fungeren, maar als prikkels, als stimulantia. De geest aanscherpen, de ogen openen, sinterklaas ‘ontbaarden’ wanneer de tijd daarvoor aangebroken is. Met lieve, leugenachtige sprookjes of holle historische deugden en dito esbattementen, maakt men misschien wel mooie zieltjes, maar alleszins irreële en gevaarloze mensen. Literatuur voor kleine onvolwassenen dient, net zoals die voor grote onvolwassenen, van de lezers gevaarlijke ‘individuen’ te maken (en dat kan best ook op een speelse manier gebeuren!). Individuen die het vermogen en de moed bezitten om te onderscheiden, om kritisch te denken, genuanceerd te oordelen, en om zelfstandig te handelen waar de mens, die naam waardig, dient te handelen.

Vooral dienen we er ons voor te hoeden om de jongelui op te zadelen met ó nze frustraties, om ze te besmetten met de irrationele angsten waarmee de meesten van ons destijds opgezadeld werden. Erg belangrijk in dit opzicht is dat het kind niet aangetast wordt door een aprioristisch wantrouwen tegenover nieuwe dingen. Problemen als kinderbeperking, woningnood, ontluikende seksualiteit, werkloosheid, uitbuiting, e.d. mogen dus best aan bod komen; die zaken maken immers net zo goed deel uit van het leven van de jongeren, als van het onze.

Kortom: de open mentaliteit die het boek helpt bijbrengen, vormt samen met het aankweken van een positieve leesattitude, dé opdracht van de jeugdschrijver. Misschien rechtvaardigt alleen reeds het laatste het bestaan van ‘gedegageerde’ lektuur. Maar alleszins niet van bewusteloosheid bevorderend gezanik of erger nog.

Frans Depeuter

Moeder de gans, de vrouw-met-de-brede-rokken
een bedenking op aanvraag

De jeugdliteratuur. Ze is meer onderwerp van gesprek, van thema-nummers van colloquia, van literaire dagen, van prijskampen en wedstrijden, van diskussiegroepen, van boekenbeurs-openingen... dan dat ze werkelijk een reden tot bestaan heeft, die jeugdliteratuur.

Allerlei ogen (psycho, peda) bekijken haar met gretige blikken, en zelfs de auteurs vinden in het getwist vaak een reden tot bestaan en erkenning. Hier dient deze jl. als dekmantel voor een kruistocht, een tegenaanval, het afreageren van persoonlijke rancunes, en noem maar verder op, de fraaiheid van de besprekers en de beschrijvers maakt meer drukte dan de inhoud van de boeken die zij onder haar pedagogische vleugels neemt.

Kinderen lezen boeken, groeien desondanks heel gewoon op, en laten hun kinderen later ook weer boeken lezen. Dat is een historische kring die hier en daar iets met kulturele waardes te doen heeft, maar meestal een gemakkelijke oplossing vormt voor dagen dat de televisie het niet meer doet.

Boeken, jeugd- en andere, hebben vrijwel geen funktie, denk ik, in deze beeldmaatschappij. Ik bekijk het nut niet, ik zoek naar de werkelijke vaak zo overschreeuwde funktie. Natuurlijk, er zijn de auteurs, en de auteur-lezers, het gesloten circuit. Maar daarbuiten? Kinderen lezen zoals ze spelen. De zelfherkenning gebeurt in bijna niet te berekenen inhouden. Rode ridders, beeldverhaal, krant, en soms ook wel eens in een ander boek. Boek-inhouden zijn een miniem onderdeel van identificatie-middelen.

Het geëngageerde boek, als het zo moet heten, zweeft tussen dokumentaire en belevenis. Onzijdig wordt het vaak. Moeder-de-gans-achtig. En deze moeder heeft brede rokken, want wat niet tussen de plooien valt verschuilt zich onder de term ‘het betere’ en vermits het beste niet goed genoeg schijnt te zijn...

[pagina 21]
[p. 21]

Terugkerend: er bestaan nog boeken, al is hun toekomst misschien niet meer verzekerd, maar dan verschijnen er videotapes en die zullen waarschijnlijk ook geëngageerd moeten zijn om tot de nieuwe indeks te worden toegelaten. Moeder de gans, de didaktische moeder is niet door micro-processoren te verwoesten. Zo lang er kinderen zijn, zullen wij ons geroepen voelen ons eigen kind-zijn te verbergen in een daad die wij met ‘opvoeden’ benoemen. Engageer u op tijd, dat bespaart het samen-leven.

Gie Laenen

Engagement in de jeugdliteratuur, wat is dat? Ik ben er, na dertig boeken, nog altijd niet uit. En ik zit er ook niet zoveel over in, als misschien van mij verwacht zou (mogen?) worden. Ik vind het veel belangrijker na te gaan of een boek goed en eerlijk gemaakt is. Of de schrijver (dus) de onbedwingbare en serieuze behoefte had om het te schrijven. (Dat is dus iets anders dan vanuit Vlaanderen een boek schrijven met zeg maar een paar ajatollahs d'rin, omdat die toevallig in de mode zijn. Misschien zou men een dergelijk boek wel ‘geëngageerd’ kunnen noemen, maar zeker niet goed of eerlijk.) Wat me in verband met dit probleem altijd weer verbaast is, dat een bepaald slag van mensen met een opmerkelijk gemak boeken en schrijvers opprikt boven etiketten. ‘Geëngageerd’ en ‘nietgeëngageerd’. Dezelfden zijn bereid desnoods slecht-gekomponeerde ondingen tot goede jeugdboeken te bombarderen, omdat het behandelde onderwerp in hun kraam past. En alléén daarom.

Dat is dus een beetje onzin.

De boeken die ik zelf heb geschreven, heb ik allemaal gemaakt omdat ik daar behoefte aan had. Ze gaan ellemaal over dingen die ik heel goed ken en doorleefd heb. Ik had er lol aan, om ze te schrijven. Tot voor kort werd dit zeer verdacht gevonden en wisten de smaakmakers binnen de jeugdliteratuur niet goed wat ze met me aan moesten. Sinds ik in Nederland echter voor ‘Pitjemoer’ werd bekroond, is alle twijfel opgeheven. Ik hoor er nu helemaal bij, hoor. Kinderen kunnen voortaan wat van me opsteken, zonder gevaar te lopen tot rechtse zakken op te groeien. Hoera, driewerf hoera. Ben ik hier geen sant, ik ben dan toch sant in Nederland.

Tot zover de afdeling gal. Voor de rest ben ik een tamelijk vriendelijke jongen.

Henri Van Daele


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gaston van Camp

  • Mireille Cottenjé

  • Christina Guirlande

  • Liva Willems

  • Fernand Auwera

  • Frans Depeuter

  • Gie Laenen

  • Henri van Daele