Yang. Jaargang 17(1981)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] [Gedichten] Vaak zit zij ingekeerd Vaak zit zij ingekeerd boven een kom waarin de kruiden staan gekookt; een doek hangt om het hoofd; zij spreekt een taal door neus en mond: op dampen drijven ook orakels naar de keel. Haar voet ontwaakt: hij schrikt de jachthond af, die in zijn slaap de reutel van het wild herhaalt. Waar zij dwalend deuren openmaakt, trapt zij een visgraat in de vloeren van parket, maar laat onaangeroerd wat tot geluk vervoert. Zij schuilt in de herinnering die niet bedaart; op kandelabers valt de was waarvoor zij brandt: er is geen adem die de vlam zo lang bewaart. En wat nog meer beroert wordt buitenshuis verkend; als zij het gras bereikt, vindt zij de vederbos van wie gehelmd haar naar de dagen stond; zij buigt naarvoor en in de val van kamhaar komt zij de geliefde op een hals nabij. De bloemen ondergaan de nacht De bloemen ondergaan de nacht: voor de floraliën van verdriet vindt zij de liefste opgebaard en rond het lichaam sluit het laken als een toegevroren plas. Tegen zonlicht is dit liggen niet bestand; in het gelaat ontstaat het zacht versterven van de plant die tussen boeken wordt bewaard. De duiven koeren op de morgen af; dat is het uur waarop de troost naar achtertuinen leidt. Langs de buitenzijde loopt een strook van teer het landhuis rond: geen rouwbrief leest zo klaar. Het lis vertraagt haar stap en wat doordrenkt is met verdriet, ziet zij drijven als het brood der ganzen naar de randen van het riet. Bedachtzaam gaat zij weer in huis en het gemoed klokt in de wijn die al te koel de glazen vult. Bedwelmend werkt de geur die uit de kamer dringt; niets is er dat zo gaaf in droefenis verhult als bloemen feilloos tot een groot boeket geschikt: de snijwond schuin op alle stelen doorgeknipt, geen blad dat stervend onder water wordt geduld. Gwij Mandelinck Vorige Volgende