heid van dit gevoel, die van om het even welke andere persoon een buitenstaander maakt. Dat dit geloof heel diep in het historische, kollektieve onderbewustzijn wortelt, maar niettemin heel sterk in de volksziel voortleeft, blijkt duidelijk uit de talloze afbeeldingen (schilderijen, tekeningen, gravures, foto's), die, door de eeuwen heen, naar de aanwezigheid van dat partikuliere gevoel verwijzen (want illustreren kan natuurlijk niet) en de titel van ‘kaartspeler(s)’ meekregen.
***
De kaartspeler aanvaardt de eerbiediging en dus bijgevolg ook de naleving van de spelregels. Dat deed ik dus, in de hoedanigheid van kaartspeler. Al heel vlug werd het me duidelijk, dat de eerbied, waarmede ik in deze hoedanigheid bejegend werd, in hoge mate correleerde met mijn evoluerend spelinzicht, mijn ernst en niet in het minst ook met mijn uitlatingen met betrekking tot het spel en de medespelers, dit gedurende het zogenaamde ‘na-kaarten’.
Goed nakaarten is overigens de enige troef die je als verliezer nog tegen je speelmaat kan uitspelen, teneinde het in jou gestelde vertrouwen bij hem niet te verstoren. In die omstandigheden is het van belang hoe je je met de spelingen van het lot, de zogeheten - onkans -, weet te verontschuldigen. Het is je dan zelfs mogelijk gemeenschappelijk verlies tot individuele winst om te buigen en bij het hele gezelschap punten voor respekt en aanzien ten persoonlijken titel te skoren. Zodoende...
(Men mag tenslotte niet vergeten, dat het bij mij om het bezit van bepaalde gevoelens begonnen was. Een ander motief zag ik bij de medespelers overigens ook niet duidelijk aanwezig.)
***
Voor een kaartspeler is het falen, het onopzettelijk niet-nale-ven van een spelregel, al even fataal als het zogenaamde valsspelen. Vaststelling staat gelijk met betrapping. Bij medespeler en tegenspeler roept de vaststelling dezelfde gevoelens op en in beide gevallen is de sanktie ook onherroepelijk dezelfde. Het is de wet van de gewoonteregel die in de sanktie wortelt en deze is onmeedogenloos voor wie, op welke wijze dan ook, wantrouwen onder het gezelschap wekt. De spelregel is tegelijk wet en rechter en elke speler heeft, met het oogmerk deelgenoot van de waardering te worden, zichzelf en zijn betrouwbaarheid (zijn zogeheten ‘goede trouw’) totaal opgeheven, zichzelf in al zijn hoedanigheden onderworpen aan datgene, dat hij van nature uit het meeste haat, veracht zelfs en bij voortduring geneigd is te overtreden, namelijk: de spelregel.
***
(Ik heb een heel slechte nacht achter de rug. Ik mag het wel zeggen. Dat zal mijn eigen domme schuld wel wezen, want wie, in mijn positie, zou nu, uitgerekend voor ie slapen gaat, over spelregels beginnen piekeren? Dat is me toch wat. Het is namelijk begonnen met ‘dat andere’ en dat vraagt natuurlijk enige uitleg, want u bent geen kaartspeler, zoals ik dat ondertussen al wel aangevoeld heb. Na zeven maanden (mijn voorganger was zowel door de dokter als door zijn/mijn vrienden opgegeven) vond men, dat zo stilaan de tijd gekomen was, om mij ‘de andere regels van het spel’ bij te brengen. Het doet je nogal wat, als ze je zo opeens komen vertellen dat datgene, dat je al zeven maanden lang met de grootst mogelijke ernst probeert te doen, eigenlijk anders zou moeten. Dan de gedachte, dat zij dit al die tijd zelf reeds wisten. Ik althans, was er ondersteboven van. Het is alsof die tafel daar, tussen jullie in, heel traag met haar poten in de grond wegzakt en je dientengevolge tot de vaststelling komt, dat je daar al die tijd zonder je broek aan gezeten hebt. Eerst dacht ik nog, dat het een grap was, een waarvan ikzelf dan wel het onderwerp had moeten zijn, maar gelukkig heb ik dat toen niet zomaar laten blijken. Schrikt u dus ook maar niet: het wàs ernst. En zelfs aan de ernst van dat ‘andere’ wen je sneller dan je zou vermoeden. De ene ernst verschilt van de andere alleen in feite, doch niet