| |
| |
| |
Hedendaagse Waalse poezie
Inleiding
De hierna gemaakte keuze uit werk van Waalse dichters - in oorspronkelijke versie en in vertaling - kan zeker niet volledig en niet helemaal representatief genoemd worden. Ten dele representatief zijn deze dichters wel voor wat zich op het gebied van de dichtkunst in het Luikse afspeelt. De meesten van hen behoren tot de groep verzameld rond ‘les éditions de l'Atelier de l'Agneau et la revue ‘25’, geleid door Robert Varlez en de uit Frankrijk stammende, maar in het Luikse wonende dichteres Françoise Favretto. Dat geen gedicht van haar werd opgenomen beschouw ik als een werkelijke tekortkoming, te wijten aan allerlei omstandigheden die men ‘toeval’ of ‘lot’ pleegt te noemen. Misschien komt er een latere gelegenheid om haar werk afzonderlijk en uitvoeriger te behandelen. Zoals er ook een gelegenheid zou moeten komen om de Vlaamse lezer in kennis te brengen met de Waalse dichters en de Waalse literatuur in haar geheel gezien. Persoonlijk heb ik immers, nu drie jaar geleden, toen te Leuven het Eerste Europese Poëziefestival werd ingericht, vastgesteld dat ik wel inzicht had in wat er op gebied van literatuur in Frankrijk gebeurde, echter bitter weinig afwist van wat Wallonië ons te bieden had. Deze ervaring te berde brengend bij andere festivalbezoekers, leerde ik dat mijn geval zeker geen uitzondering was. Volgens mij is dit verkeerd.
In de hoop dat daar in de toekomst iets kan aan gedaan worden, hierna alvast een korte bio-bibliografische schets in verband met de dichters die in deze bundel wel vertegenwoordigd zijn:
Jacques Izoard, geboren 1936, uit Luikse ouders. Vader onderwijzer. Verbleef gedurende de kinderjaren veel in de Ardennen. Is thans leraar in het gemeentelijk onderwijs. Direkteur van het poëzietijdschrift: ‘Odradek’. Verblijft jaarlijks een tijdlang in Spanje (Asturië en Andaloesië). Richt in Luik publieke lezingen van teksten in. Neemt deel aan talrijke internationale bijeenkomsten van dichters. Krijgt in 1979 te Parijs de grote Mallarmé-poëzieprijs. Neemt in 1980 deel aan het Colloquium Québec-België in Québec en in Montréal.
Jacques Izoard heeft lange tijd een zeer compacte, hermetische poëzie geschreven. Sedert korte tijd wordt zijn vorm losser en meer geopend. Persoonlijk gaat mijn voorkeur naar de vroegere, moeilijke teksten. Daar de dichter zelf de hier gepubliceerde teksten ter vertaling aanbood, heb ik zijn vrijheid daarin gerespekteerd.
| |
François Jacqmin
Werd geboren in 1929 en beantwoordt daardoor niet helemaal aan het verzoek van ‘Yang’ om dichters uit te kiezen die de leeftijd van 45 jaar niet overschreden hadden. Volgens mij rechtvaardigen zijn gedichten deze inbreuk op de regels.
François Jacqmin woont in Plainevaux. Is medewerker aan ‘Phantomas’ en ‘Temps Mèlés’.
Publiceerde: gedichten: L'Amour, la terre (1954), La rose de décembre (1959), L'employé (1967), Poèmes (1969), Camera Obscura (1976), Le coquelicot de Grétry (1978), Les saisons (1979), Particules (1981).
| |
Henri Falaise:
Geboren 1948 - Verviers. Woont in Spa. Heeft er een boekhandel ‘L'Ecume des Jours’. Twee kinderen.
Publicaties:
‘Dans l'armoire des vents’ (Editions Chambelland, 1974).
‘Ouvrir le houx’ (Editions Commune Mesure, 1976).
‘Les sèves surveillées’ (Editions Atelier de l'Agneau, 1978).
‘La cave aux petits pavés’ (Editions Fond de la Ville, 1980).
| |
François Watlet:
Geboren 6 november 1950 in de Naamse Condroz. Woont in Brussel. Publiceerde:
‘Tina-la-géniale est morte folle’ (Atelier de l'Agneau, 1977).
‘Corps de la faim’ (Atelier de l'Agneau, 1979).
| |
| |
‘Belgique, terre d'écrivains’ (Ça, 1979).
Werkte mee aan talrijke publieke lezingen.
| |
Eugène Savitzkaya:
Geboren in Sint-Niklaas-bij-Luik op 26 februari 1955. Woont in Luik.
Publiceerde: gedichten:
‘Les lieux de la douleur’ (LJP, 1972).
‘Le coeur de schiste’ (Atelier de l'Agneau, 1974).
‘Rue obscure’ (Atelier de l'Agneau, 1974).
‘L'Empire’ (Atelier de l'Agneau, 1976).
‘Les chambres de Raphaël’ (Commune Mesure, 1976).
‘Mongolie, plaine sale’ (Seghers, 1976).
‘Les couleurs de Boucherie’ (Bourgeois, 1980).
Romans:
‘Mentir’ (Minuit, 1977).
‘Un jeune homme trop gros’ (Minuit, 1978).
‘La traversée de l'Afrique’ (Minuit, 1979).
Jet Falter
Jacques Izoard getekend door Robert Varlez
| |
| |
Tu seras soeur de grenouille.
Tu seras l'anguille habile.
Tu seras frère de l'eau vive.
corrompant l'arbre en sa racine.
des yeux les plus ouverts.
Les thons suivent l'écume
déchirent la mer, la désertée.
vous voici sur la brèche!
Zuster van de kikker zal je zijn.
Behendige paling zal je zijn.
Broer van levend water zal je zijn.
Je lichaam zal de aarde zijn
de boom verminkend in de wortels.
Tonijnen gaan het schuim achterna
scheuren de zee, de leeggeplunderde.
Zwemmers van goed allooi,
van de piraat met het hart van goud.
Jacques Izoard
| |
| |
| |
Nuits d'hiver
(extrait)
I.
Il ne faut plus songer aux délices
par les sens et les mots.
Lorsque la mer du plaisir se retire,
on découvre un calme sans allégorie,
dont on ne peut jouir par la joie.
que l'apparence ne prévoit pas
devient une sorte de réalité
dont l'épaisseur est le monde,
Quel sublime désoeuvrement pour la conscience!
pour partager ce triomphe du vide.
| |
Winternachten
(fragment)
I.
Je moet niet langer dromen van verrukking
langs zintuigen, langs woorden.
Wanneer de zee van het genot terugspoelt,
de stilte van het lichaam
ontdekt men rust, gestalteloos,
langs geen vreugde te verkrijgen.
aan geen teken te voorzien
volume dat voor wereld staat,
Sublieme stilstand van het bewustzijn!
om de triomf van de leegte te delen.
François Jacqmin
| |
| |
| |
A Suzanne Prou
Il dit que la ténèbre naît
que l'arrière-boutique d'une violente
obscurité, presque la joie d'une similitude scintillante:
le bleu cendré d'une flaque
Un luxe, mon âme, car dans ce poème je peux déjà
comme le même mot lu avec pauvreté
quant to éminces des légumes en pleurant.
à cette inexorable pente aux pierre fabuleuses.
et puis glisser du petit lendemain
où j'ai quitté tant d'autres mots.
Et pourtant je ne dis pas
souffre parmi les ombres.
selon d'ingénieuses nuées
extrait d'un recueil à paraître ‘D'un lieu d'ombres’
| |
Voor Suzanne Prou
Hij zegt dat het donker wordt
dat de winkel-achterkamer in felle
duisternis, bijna de vreugde om fonkelend gelijk-zijn:
het asblauw van een modderplas
Een weelde, geloof me, want in dit gedicht kan ik reeds
het woord ‘Maan’ herhalen
als hetzelfde woord dat ik armoedig lees
wijl jij, tranen stortend, groenten fijnsnijdt.
aan die onverbiddellijke helling vol onvoorstelbare keien.
en dan glijden uit de kleine dag daarna
waar ik afscheid nam van zoveel andere woorden.
verkwijnt tussen de schaduwen.
Van lettergreep tot lettergreep
die door de taal zal worden geordend
met vindingrijk omzwachtelen
fragment uit een te verschijnen bundel ‘D'un lieu d'ombres’
Henri Falaise
| |
| |
| |
Les impatiences de l'instant meme
Chaque seconde d'impatience
les secondes sont les barbes
Oui, toute minute d'oubli
et cette petite chose trempe
Coup de dé trouble à peine
car à l'automne tomberont
Il y aura certaine blessure...
Ce sont déjà quelques paroles
| |
Het ongeduld van dit ogenblik
seconden zijn baardhaartjes
Ja, elke minuut van vergeten
en dit luttele ding strooit
een vingerhoed vol beroert amper
aan een armoedig bestaan,
Er zal een lichte wonde blijven...
Dit zijn reeds enkele woorden
| |
| |
Dispersé luit le héros, jet d'eau qui rebondit
contre les coupoles, qui détruisit la métallique
maison qu'il fit reluire et disparut dans l'air,
flamme qui marcha sur le toit, léchant le doigt
noir, fleur pure, bâton brûlé enfoncé dans la
rivière où sont les toiles, les filets, les trois
saumons libres et percés, miel qui coula du faux
acacia dans la bouche de Dominique qui mourait
de faim, mercure qui s'élevant vers le ciel
échappa à ses amants, dauphin d'un bond touchant
la corniche et décrochant le bouquet, dérangeant
d'un coup de queue l'ordre des buissons, souffla
tant qu'il put, machine qui sortit de sa rainure
et s'enflamma, ballon qui explosa, gaz vert dont
la nuit fut gonflée et charbon plus lourd que
l'or, dont la montage est truffée, dont le
chariot est pesant, dont le camion est rempli,
dont le tas grandit, dont la fumée monte.
Puni, comme le loup, le cheval et le tigre, de sa
tête fut pompé tout le fiel et de ses os, tirée la
précieuse couleur, une eau contenant les hardis
tritons, le sable fin, la vase nouvelle et les
petits dragons, amoureux, comme le loup, le cheval
et le tigre, une partie de son foie se mêla au
limon, ses cheveux vifs tombèrent de l'arbre,
dans le fond obscur tomba le jeune homme infernal,
près du plomb, du charbon et du fer, comme le loup,
le cheval et le tigre, épuisé, sans poudre, sans
Verspreid glimt de held, springfontein die weerkaatst
aan de koepels, die het metalen huis
vernielde dat hij glanzen deed en in de lucht verdween,
vlam die over het dak wandelde, de zwarte vinger
likkend, zuivere bloem, verbrande stok in de rivier
gedompeld waar de webben zijn, de netten, de drie
zalmen vrij en doorboord, honing die uit de namaak
acacia vloeide in de mond van Dominique die van honger
stervend was, kwikzilver dat stijgend naar de hemel
aan zijn minnaars ontsnapte, dolfijn die in een sprong de
kroonlijst raakte en de prijs wegkapend, met een slag
van zijn staart de orde van de struiken verstorend, blies
zo hard hij kon, gevaarte dat uit de sponning brak
en vuur vatte, ballon die barstte, groen gas
waarvan de nacht bol stond en steenkool zwaarder dan
goud, waarmee de berg dooraderd is, waardoor de
wagen overzwaar wordt, waarmee de vrachtwagen gevuld is,
waarvan de stapel groeit, waaruit rook opstijgt.
Gestraft, als de wolf, het paard en de tijger, werd uit
zijn hoofd al de wrok gepompt en uit zijn gebeente, de kostbare
kleur getrokken, water dat stoutmoedige tritons bevatte,
fijn zand, verse modder en de
kleine draakjes, verliefd, als de wolf, het paard
en de tijger, vermengde een deel van zijn lever zich met
het slib, zijn streuvelende haren vielen uit de boom,
in de duistere diepte viel de helse jongeling,
naast het lood, de steenkool en het ijzer, zoals de wolf,
het paard en de tijger, uitgeput, zonder poeder, zonder
honig, drievoudig gekastijd.
|
|