Splendor solis
Bij het werk van Mark di Suvero
Freddy De Vree
1
Of jij vliegen kon? Ik viel.
Van haast dertig hoog verloren.
Uit het vuur, wit van geel druipend,
waren ze aangerukt, baardige gebakken bewakers
van mijn in rafels gewikkeld beeld,
die nu mijn bed beschermden met open mond,
gehelmd, gekneld, verwrongen in hun aandachtig staren.
Zoals ik ooit keek naar jou, lam.
Maar hun blik stond recht op iets of iemand
boven, over mij gericht. Lang liggen, eeuwig duren.
Afgehakt of vermalen woelden mijn benen
krachteloos in kolkend zand.
Niet meer vooruit komen. Niet meer terug.
[pagina 58]
[p. 58]
2
Dat het regende.
Alles was vergaan. Het strand, nog grijs van onraad,
ontfermde zich over wat voorheen een schip was.
Zou ik het herkennen uit geknakte balken, bouten,
tot vraagtekens gescheurd touw, gerafeld jute,
door eremijtkrabben overhaastig ontvluchte schrapnels van
pokdalig koper?
Zou ik het zien zeilen?
En verzonk weer in drijfzand.
[pagina 59]
[p. 59]
3
Het zwarte zand van de stal, mul,
geurde naar zuur zaad en turf.
Kleine ramen, veeleer spleten waar repen licht
zwak waaiden door stof en schaafsels roet.
Oude motoren, gekoekte olie, staven, rails,
spaken, gescheurde hompen rupswiel
als sneeën van een grote sabbatstaart.
Van reus en mens verlaten ridderzaal.
De handschoen was te stram voor mijn geplette vingers.
Mijn tasten leverde slechts holle klanken op.
Nergens vind ik mij, ik raak nergens,
alles ligt verspreid.
[pagina 60]
[p. 60]
4
Kijk, de zon, werd me gezegd, maar de lampen
zaten in mijn hoofd, ik gloeide oververhit
in een nachthemd van ijs.
Het nog vloeibaar water lag loodzwaar
tussen de onbeweeglijk drijvende heuvels
van bevroren oceaan.
Niet kunnen lopen. Geen vliezen.
Niet vliegen. Kijk, de zon, ze kan niet ondergaan.
[pagina 61]
[p. 61]
5
Er bestaat een schoonheid
die geen gelaatskleur hoeft,
zoals de idee van verplaatsing
in iemand met rubberen benen,
of de notie van schaduw
bij een bezoeker van de grot.
Dromen als lot.
Uit mijn arsenaal van schroot zal ik je bouwen
met mijn hijskraan en je doen zweven, schikgodin,
in je koortswekkend harnas met roestig kruis.
En mijzelve hijsen in de lucht en kussend smelten
in de regenboog van vonken waaruit ik je glimlach snijd.
Noot
Mark di Suvero, abstract beeldhouwer.
Geboren Marco Polo di Suvero in Shangai in 1933.
In 1960, enkele maanden voor zijn eerste grote tentoonstelling in de Green Gallery in New York, verpletterd in een ongeval in een liftkooi. Verwezenlijkte in de periode van drie jaren dat hij niet lopen kon zijn eerste aan elkaar gelaste en geklonken beelden.
Verhuisde naar Europa in 1971 uit protest tegen de Vietnamoorlog.
Woont en werkt vandaag opnieuw in New York en Californië.