| |
| |
| |
Paul Celan
Chymisch
Zwijgen, als goud gekookt, in
al die namen, al die mee-
| |
| |
goed, hoe jouw woord hier
Zwijgen, als goud gekookt, in
Vingers, rookdun. Als kronen, luchtkronen
(uit: Die Niemandsrose, 1963)
| |
| |
| |
Solve
paltsen, de dommen langs,
door het licht-laaiende, het
(uit: Atemwende, 1967)
| |
| |
| |
Coagula
(uit: Atemwende, 1967)
| |
| |
WAAROM, TEN SLOTIE, weer,
nu het je verwacht, oprijzen
uit wat ongeschapen heet? Waarom,
Metaalgroei, zielegroei, nietsgroei.
een wijzensteentje, stoomopwaarts,
verkoold, verrot, verweekt,
(uit: Schneepart, 1971) vertaling: Ton Naaijkens
| |
| |
| |
Noot bij het eerste gedicht
Die Niemandsrose maakt gebruik van een beperkt aantal metaforische netten. Het kost weinig moeite die netten te herkennen. Ze zijn identiek aan de gebieden van wetenschap, kunst en menselijke geschiedenis waarvoor Celan zich interesseerde en waarbij hij zich betrokken voelde. Ruth Kraft vertelt in de in 1985 verschenen Gedichte 1938-1944 dat Celan al als kind de flora bestudeerde en in diverse plaatwerken de bloemen en planten voorzag van hun Duitse, Latijnse, Roemeense en Franse naam. De alchemie - van Paracelsus, Nicolas Flamel en andere duisterlingen - blijkt in de bundel, gefilterd door de zienswijze van C.G. Jung en diens Psychologie und Alchemie (1948), een rijke metaforische bron te zijn. Mocht men al van een hiërarchie in deze metaforische netten willen spreken, dan neemt de alchemie een vooraanstaande plaats in, vooral daar waar zij een basisprincipe van Celans schrijftechniek een naam geeft: de coniunctio, het samenvoegen en scheiden van stoffen ter verkrijging van goud. De alchemie gebruik voor hetzelfde procédé zelfs het zinnebeeld van de coïtus, als in de retort het mannelijke en het vrouwelijke element samenkomen. Toch heeft het gebruik van alchemistische begrippen een minder mystificerend karakter dan bijvoorbeeld in Nijhoffs Awater: de terminologie wordt ‘harder’ gehanteerd.
| |
Noot bij het vierde gedicht
Die Niemandsrose wil de ontbrekende zin toedekken met in taal ontworpen zin. ‘Aandacht is het natuurlijke gebed van de ziel’, luidt een aforisme van Malebranche dat Celan ook in De meridiaan citeert. Celans gebed is bitter omdat het verlossing wil en het tegendeel verwacht. Het constateert in feite de mors philosophica, een term uit de alchemie wanneer op de bodem van de kolf, na het scheiden en verbinden van de verschillende stoffen, geen goud achterblijft maar zwarte neerslag. In een gedicht uit de postume bundel Schneepart is daarvan sprake. Men kan het lezen als een nawoord bij Die Niemandsrose:
WARUM AUS DEM UNGESCHÖPFTEN,
da's dich erwartet, am Ende, wieder
Sekundengläubiger, dieser
Metallwuchs, Seelenwuchs, Nichtswuchs.
ein Weisensteinchen, flussaufwärts,
verkohlt, gefault, gewässert,
Het alchemistische proces dat de wonderen en tekenen Gods (de Magnalia) moest openbaren, wordt hier achteraf belachelijk gemaakt - met zijn steentje der wijzen. De semiotische poging om met verschillende metaforen ‘zin’ te ontwerpen, is op niets uitgelopen, ‘zuschandengedeutet’. Wat rest is zwarte neerslag.
(Uit: Ton Naaijkens,De niemandsroos, in De Gids, jg. 149, nr. 3, 1986, p. 224 en 228-229).
|
|