| |
| |
| |
De rebus van de Rebis
Christine D'haen
‘Ich habe etwa ein Bilderrätsel (Rebus) vor mit’
Sigmund Freud, Die Traumdeutung
In het laatste nummer van het betreurde Nieuw Vlaams Tijdschrift (november/december 1983) liet Paul Claes een cyclus van vijfentwintig sonnetten verschijnen onder de titel Rebis. Alleen formeel al is dit een virtuoos werkstuk: de sonnetten hebben meestal maar één accent per regel en voldoen toch aan de strengste eisen van de prosodie, terwijl zij een maximale variatie inzake metrum en rijm-schema vertonen. Een glosse onthult de alchemistische inspiratie van deze wonderlijke woordkunst: ‘De Rebis (“res bina”: dubbele zaak) is de hermafrodiet uit de alchemie, het kind van Sol en Luna, de ultieme transmutatie.’
Zelf schreef ik in 1950 het gedicht ‘De Alchemist’, waarin de dichter wordt gezien als degene die God moet bevrijden uit de materie waarin hij verborgen zit: de geest, de betekenis van de wereld, kan maar tot stand komen door het lijden, de inzet, de arbeid van de dichter. Later nog schreef ik ‘Opus’, waarin opnieuw dichtwerk en alchemistisch werk worden gelijkgesteld. In beide gevallen bevond ik mij in een traditie die door Arthur Rimbaud met zijn ‘Alchimie du Verbe’ op de pregnantste wijze is verwoord en die door G.R. Hocke in zijn boek Manierismus in der Literatur. Sprachalchemie und esoterische Kombinationskunst (1959) uitvoerig is bestudeerd. In die traditie staat ook de Rebis van Paul Claes.
| |
Opus
Het is misschien niet overbodig hier de hoofdprincipes van de alchemie in herinnering te brengen. De alchemie is het geheel van praktijken die vanaf de oudheid, maar vooral in de middeleeuwen en de renaissance tot doel hadden uit kwikzilver (mercuur) door middel van zwavel (sylphur) goud te maken. Ruimer: van alle onedele metalen edele te maken. Nog ruimer: alle activiteiten waarmee men de steen der wijzen, de panacee (het universele geneesmiddel), het levenselixer, het Gulden Vlies, de vergeestelijkte materie, de tweegeslachtelijke volkomen mens, de onsterfelijkheid, de totaliteit wilde bereiken. Of psychologisch gezien: het geheel van symbolen, het gehele verbeeldingssysteem, waardoor de psyche haar individuatie, zelfwording tot stand kan brengen (C.-G. Jung).
Het alchemistische proces is vaak beschreven in antropomorfe termen: het Opus is dan een vereniging, een huwelijk tussen het mannelijke (zwavel) en het vrouwelijke (kwikzilver), de coïtus van een vorst en een vorstin, het voortbrengen van het goddelijke kind, de androgyne, die de seksuele tegenstelling en zo alle tegenstellingen opheft. In de werken van Basile Valentin, Traité de l'Azoth (1659) en Rosarium Philosophorum (1593) wordt dit kind de Rebis genoemd. Een mysterieuze nis in de studiolo van het hôtel Lallemant in Bourges zou aan die Rebis gewijd zijn.
Dit proces was een beproeving, een lijdensweg, met diverse stadia en trappen. Het aantal bewerkingen verschilt van auteur tot auteur. Soms worden wel twaalf operaties vermeld (bijv. calcinatie, putrefactie, solutie, distillatie, conjunctie, sublimatie). Gewoonlijk onderscheidt men drie stadia: de nigredo of het zwart worden (verkoling, vernietiging, dood); de albedo of het wit worden (zuivering), de rubedo of het rood worden (verrijzenis), dat soms samenvalt met het goud worden zelf (het woord Rebis roept naar de klank het Latijn ‘ruber’
| |
| |
en ‘rubicundus’, rood, op). De tegenstellingen die bij het proces merkzaam zijn, zoals het vaste en het vluchtige, het vloeibare en het harde, het scheiden en het verbinden, worden vaak geseksualiseerd in de tegenstelling mannelijk en vrouwelijk.
Uit de alchemistische traktaten en hun illustraties blijkt het pansymbolisme van de alchemie. Het opus is alomvattend. Het integreert alle wetenschappen en kunsten, het relateert de microkosmos van de mens aan de macrokosmos met zijn elementen, sterren, planeten, gesteenten en planten. Zoals een magneet ijzervijlsel vorm geeft, zo structureert het Magnum Opus het gehele chaotische domein van de verschijnselen.
| |
Ars
Een zelfde tendens naar alomvattendheid kenmerkt ook de bundel Rebis. Ofschoon de alchemistische code een belangrijk ordenend principe is in deze gedichten, een geheel van beelden waarmee wij deze rebus kunnen ontcijferen, toch spelen ook verschillende andere codes mee.
Er is de psychoanalytische code, waardoor ieder beeld als een psychisch gebeuren interpreteerbaar is. Centraal staat daarbij de symbolische orde van J. Lacan, die de imaginaire spiegelrelaties doorbreekt. In deze optiek is de Rebis (het kind, maar ook het literaire werk zelf) op te vatten als een Derde, de Fallus, symbool van het seksuele verschil.
Er is de linguïstische code, waardoor de bundel een meditatie over de taal zelf als denk- en communiceerinstrument wordt. Ten teken daarvan zinspelen de titels van de gedichten op de letters van het Griekse alfabet (een kabbalistische kentrek) en bevat het laatste gedicht woorden in tenminste acht verschillende talen. Verder zijn er vele allusies op de astrologie (bv. Aries in ‘Gulden Vlies’, Cancer in ‘Herodias’), de kosmologie (bv. Zon, Maan en de vier Elementen), de Artes Liberales (de rhetorica in ‘Chiasme’, de grammatica in ‘Syntaxis’), de literatuur (bv. Sappho en Catullus in ‘Driehoek’, Rimbaud in ‘H’, Mallarmé in ‘Herodias’), de schilderkunst (bv. in ‘(Corregg)io’ en ‘Tableau’), de muziek, de delfstofkunde en zo meer.
Om de werking van de alchemistische code na te gaan, overloop ik de gedichten één voor één. Dat daarbij de gedichten als gedichten te kort wordt gedaan, is een spijtig, maar noodzakelijk gevolg van deze aanpak.
De reeks begint met het gedicht ‘0’: de nul, het begin, het alchemistisch vat, dat in zijn vorm al preludeert op de te bereiken zonneschijf, de cirkel zonder begin of einde, de Ouroboros (de slang die zich in de eigen staart bijt, symbool van het Al). Met ‘Zwart Gift’ alludeert het gedicht op de nigredo, het zwarte stadium. Ook het schrijven is een ‘zwarte kunst’: een proces van doding, van moord op de realiteit, waardoor alles wat vlees en bloed, materie was, vervangen wordt door geschrift, verloochening, negatie.
Na de nigredo komt de albedo of witte fase, die wel eens ‘alba’ wordt genoemd. Vandaar de titel ‘Alba’ van het tweede gedicht. Datzelfde woord betekent ook ‘Dageraad’ in het Provençaals. Dat na de nacht van het eerste gedicht de zon begint te schijnen, is ook in alchemistisch opzicht veelbetekenend.
In ‘Ballatetta’ stelt de Koning (Sulphur, voorafbeelding van het Aurum) zich voor, maar hij blijft onkenbaar. De alchemistische code wordt hier psychoanalytisch geïnterpreteerd. De Koning is de Fallus, symbool van het verlangen. Het verlangen van de mens is onbereikbaar: het subject vindt alleen de verbeelding van zijn verlangen, nooit de realiteit. Daarom is er een derde element nodig, de symbolische orde, waarin de psyche, niet meer vastgekleefd aan haar imaginair verlangen, door sublimatie andere objecten dan het eerste (de moeder) leert verlangen en in staat is cultuur voort te brengen (het Opus zelf). De plaatsvervanger van de Fallus is hier de wind (de Spiritus Vitae uit de alchemie, de bevruchtende Heilige Geest uit de Bijbel).
In ‘Gamma’ wordt een analogie tussen alchemie en muziek ingesteld (zoals ook Michael Maier dat al deed in zijn Atalanta fugiens uit 1618). De noten zijn ook als Provençaals te lezen: La (Zij) is de
| |
| |
Koningin, Sol (de Zon) de Koning.
In ‘Driehoek’ krijgen wij de Oedipale driehoek van Vader, Moeder en (alchemistisch) kind. Ook de Prima Materia, het lood, werd met drie aangezichten voorgesteld, omdat het de drie principes van het goud bevatte: zwavel, kwikzilver en smeltingsstof. De symboliek van de zwarte nacht bereidt voor op het volgende sonnet.
‘Echec’ speelt op de oppositie zwart - wit: nigredo - albedo. De Koning (Perzisch ‘sjah’) is de meester, maar wordt zelf door het spel, de Wet, bepaald. Het opus, de wording, kan maar voltooid worden door een vernietiging (schaakmat, dood van de koning). Men denke aan Goethe's ‘Stirb und werde.’
‘Zwarte Zon’. Alchemistisch is de Zon de Koning, de Maan de Koningin. De ondergaande (zwarte) zon (‘Endymion’ werd in de oudheid afgeleid van het Grieks ‘enduō’, zinken, ondergaan) schijnt 's nachts door de maan; de nieuwe (onzichtbare, zwarte) maan wint maar terug bestaan door de zon. De Zwarte Zon (nigredo) is de voorwaarde voor de Maan (albedo)en omgekeerd; een imaginaire relatie.
‘H’ is het teken van Hermes (Trismegistos), de patroon van de alchemie. Hij is de vader van de Hermafrodiet, de manvrouw. De letter H is het teken van de vereniging tussen het mannelijk element (staafje met horizontaal streepje) en het vrouwelijk element (staafje zonder streepje). Zij is dus (zoals vele andere grafische elementen in Rebis) als een beeldraadsel, een rebus, te lezen.
‘Theater’ alludeert op de alchemistische boektitel Theatrum Chemicum (zoals de werken van Nicolas Barnaud en Nicolas Melchior von Hermannstadt). De chemische bruiloft van de vier elementen heeft plaats in de alambiek, het recipiënt, de ‘krater’ (mengvat) van de baaierd, de baarmoeder.
In de titel ‘(Corregg)io’ suggereren de ronde haken de schijngestalten van de maan (de mythologische godin Io - Isis, gelijk te stellen met Maria). Op het schilderij wordt Io door een wolk overweldigd: de wolk verbeeldt in de alchemie het sterven aan de wereld. In deze liefdesrelatie verliest de vrouw haar bestaan door zich volledig te identificeren met het verlangen van de man.
In ‘Cappadocia’ stuit een eerste poging tot coïtus op de castratie(angst). Toch suggereert ‘de gulden caesuur’ in de mislukking al het ultieme Goud.
‘La Belle Dame’ is het relaas van een wederzijdse passiemoord. Het voorschrift van het Opus luidde: ‘Woel met een stalen lemmet in de ingewanden van uw moeder’: het onderzoeken van de materie is een soort incest.
In de laatste drie sonnetten bereikte de beproeving een paroxisme. Het vrouwelijke en het mannelijke verloren hun kenmerken en tenslotte zelfs het leven. Na die tests kan in ‘Mysterium’ het alchemistisch geheim geopenbaard worden. De resurrectie (van de Fallus), mysterie van het geloof, wordt hier voorafgebeeld.
In ‘Nu’ begint de eigenlijke initiatie. Het vrouwelijke element geeft zich aan het mannelijke over om het Opus te voltooien. De bevruchting nadert.
‘Syntaxis’ presenteert diverse operaties van het Opus. De Roos is de geboorteplaats van het filosofische kind.
Na de klanken in ‘Gamma’ krijgen we in ‘Onyx’ het kleurensprectrum: de Cauda Pavonis (Pauwenstaart), symbool van de totaliteit van het Werk. De wereldziel is aanwezig in de gesteenten; de vrucht van het Werk is de ‘steen die geen steen is.’
Het sonnet ‘Piramide’ verbeeld de sublimatie, het doel van het Opus (Phallus). M. Berthelot zocht de oorsprong van de alchemie in de Nijlvallei; de, Egyptenaren zagen de piramide als een versteende straal van de Zon (Re; ‘Rebis’ kan ook worden gelezen als ‘tweemaal Re’).
| |
| |
In ‘Eroos’ verschijnt de ‘rubedo’, het liefdesoord van de liefdesdood. Het alchemistisch kind wordt in de roos geboren (vandaar dat de Rozekruisers de Orde van de Alchemistische Roos hebben).
‘Scorpio’: het sterrenbeeld Schorpioen verbeeldt in de alchemie de fase van de scheiding, scheiding van lichaam en ziel, vast en vluchtig, mannelijk en vrouwelijk.
Met ‘Tableau’ is het water, het spiegelbeeld, het zilver bereikt. Dit is een uitsluitend vrouwelijk element, dat hier voorgesteld wordt door het lesbianisme.
Het verhaal van de verovering van het ‘Gulden Vlies’ werd vaak alchemistisch geïnspireerd. Volgens sommige Byzantijnse auteurs was het Gulden Vlies een huid, waarop de alchemistische theorie was neergeschreven. Ook het druppelen van dauw op de huid van Gideon, symbool van Maria's bevruchtig, werd als een alchemistische instillatie geïnterpreteerd. In het Theatrum Chemicum van von Hermannstadt luidt het: ‘Descendit sicut pluvia in vellus, et sicut stillicidia, stillantia super terram’ (Het daalt als een regen neer op het vlies, en als druppels, die op de aarde druppen).
‘Herodias’ toont een laatste beproeving. In het rode stadium doodt de vrouw de man en daardoor zichzelf, maar in de onthoofding van de Heros (Held) ontstaat Eros (Liefde).
Het ‘Chiasme’ is de conjunctie, de vereniging; de ‘Autopsie’ de regressus ad uterum, het afdalen in de schoot van Moeder Aarde.
In de titel van het laatste gedicht ‘Orgasme’ slaat het element ‘Or’ op het goud. De vereniging van Sol en Luna (heel letterlijk in het woord Soluna) is de coïncidantia oppositorum, het samenvallen van de tegendelen, het Al. Het allerlaatste teken is de gepunte cirkel, het Goud, de vereniging van het mannelijke en het vrouwelijke principe in de androgyne, de totale mens, symbolische vervulling van het imaginaire.
| |
Summa
Waarom, in 1987, de alchemie?
Onze tijd is een eclectische tijd: alle mythes en symbolisch systemen van alle tijden en plaatsen kennen we en kunnen we gebruiken, vanuit een fundamenteel ongeloof (we aanvaarden geen enkele mythe) en vanuit een fundamenteel algeloof (alle mythes zijn op een of andere manier waar).
De alchemistische leer heeft het voordeel dat zij het verhaal bevat van een wording, een proces. In een wereld die wordt beheerst door het besef van evolutie, van de grote ontwikkelingsgang van heelal, wereld en mens, is deze symboliek heel betekenisvol. Zij kan nu zelfs via psychoanalytische inzichten bewust ontwikkeld en vervolledigd worden: dit is wat Paul Claes heeft gedaan.
Psychoanalytisch gezien is de alchemie geen fysisch, maar een psychisch gebeuren. In zulk een visie stelt het Opus de psyche in staat van enkelgeslachtelijk tweegeslachtelijk te worden, door het andere geslacht te verlangen en te aanvaarden. De beproevingen in de loop van dit proces geven inzicht in de aard van de seksuele relatie: iedere partner heeft een homoseksuele component, iedere psyche is op zichzelf mannelijk en vrouwelijk, zodat het Werk ontzaglijk ingewikkeld wordt. Man en vrouw hebben het doodsinstinct, waardoor zij zichzelf en de ander willen vernietigen, zodat hun samenleven een echte triomf is. Beiden hebben ook een relatie met de taal: een Derde, die het seksuele contact tegelijkertijd vervreemdt en bemiddelt. Elke sekse is fantasmatisch gerelateerd aan de gehele kosmos: zon en maan, licht en donker, vuur, aarde, lucht en water, gesternten en gesteenten, klank en kleur. Man en
| |
| |
Glosse
‘Alchemie van het woord’: de formule van Rimbaud als mogelijk motto voor een cyclus waarin klanken betekenissen genereren en rijmen klinkdichten.
De Rebis (‘res bina’: dubbele zaak) is de hermafrodiet uit de alchemie, het kind van Sol en Luna, de ultieme transmutatie. Symbool: de gepunte cirkel, Zon, Oog van God.
Rebis als coïtus: liefde als paradox, variatie, jaloezie, identificatie, haat, wederzijdse castratie, onthulling, verwaching, voorkeur, sublimatie, overgave, sadisme, vruchtbaarheid, penetratie en dood. Kosmologie (Zon, Maan, Elementen) en astrologie (Schorpioen, Tweeling, Kreeft) begeleiden het Magnum Opus.
Rebis als rebus: de taal als thema. De titels spellen het Grieks alfabet. Lacans opvattingen spelen mee: het imaginaire (de psyche als spiegel der gelijkenis) en het symbolische (de fallus als grond van het verschil).
Literaire allusies: Alba (Provençaals morgenlied), Ballatetta (Italiaans dansliedje), Driehoek (Sappho, Catullus), Zwarte Zon (de Neroal, Endymion als dalende zon), H (Rimbaud, Sollers), La Belle Dame (Keats); Herodias (Mallarmé), Orgasme (gebed tot Doerga, Sappho, Nicolaas van Cusa; Lewis Carroll, Wagner, Dante; Rimbaud, Johannes).
(Uit: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 36, nr. 6, nov./dec. '83, p. 779).
| |
| |
vrouw zijn cultureel bepaald: alle teksten, alle mythen, alle kunstwerken, alle citaten uit het Boek van de Cultuur (R. Barthes) zijn op hen toepasbaar. Zoals de alchemie hier glanst in de glorie van haar apotheose, zo schittert ook het sonnet in Rebis met de vonken van zijn epifanie: vijfentwintig sonnetten, één en al gebalde klank en betekenis, een cyclus als een zwart gat geconcentreerde energie, symposium van alle culturen, summa, eindpunt en - zou het kunnen, moeten? - begin van een nieuw openbarsten en dissemineren?
|
|